De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/16.2.3:16.2.3 Leslee/Snauwaert
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/16.2.3
16.2.3 Leslee/Snauwaert
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS375513:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Op het argument van de betere geschiktheid is af te dingen dat dit argument ook opgaat waar het de uitleg van de hoofdveroordeling door de executierechter betreft, maar dat de andersluidende regeling in de nationale rechtspraktijk niet tot problemen leidt.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In de casus die aan het arrest Leslee/Snauwaert ten grondslag lag, had de Belgische beslagrechter in een executiegeschil geoordeeld dat de dwangsom wegens overmacht niet verbeurd was. Aldus had deze rechter in het executiegeschil over een op 'onmogelijkheid' gebaseerde stelling zijdens veroordeelde geoordeeld, zonder dat de procedure op grond van art. 611d Rv ten overstaan van de 611d-rechter was gevoerd. Deze gang van zaken was naar het oordeel van het Benelux-Gerechtshof, gezien de exclusiviteit van de bevoegdheid van de dwangsomrechter, niet toelaatbaar.
A-G Janssens de Bisthoven noemt in zijn conclusie als achtergrond van de bestaande exclusiviteitsregel (i) de duidelijke tekst van art. 611d Rv, (ii) de uitdrukkelijke keus van de auteurs van de Beneluxwet voor de dwangsomrechter en (iii) diens kennelijke geschiktheid voor de beoordeling van de noodzaak tot herziening.1 Naar het oordeel van de A-G behelst art. 611d Rv voorts de gewenste discretionaire bevoegdheid en het juiste instrumentarium om een voorziening voor tijdelijke onmogelijkheid te treffen. Daarenboven behelst de tekst van art. 611f Rv volgens A-G Krings een bijkomende indicatie voor deze interpretatie: ook in geval van overlijden van de dwangsomdebiteur kent de Beneluxwetgever de wijzigingsbevoegdheid aan de dwangsomrechter toe. De executierechter moet zijns inziens dan ook niet buiten de dwangsomrechter om kunnen beslissen dat de dwangsom niet is verbeurd. Door dit te doen, beperkt de executierechter naar het oordeel van de A-G zijn beslissing niet tot de tenuitvoerlegging van de veroordeling, maar raakt hij aan de veroordeling zelf.