Einde inhoudsopgave
RvdW 2021/811
Prejudiciële beslissing op voet art. 392 Rv. Huurrecht. Beding waarbij verhuurder kosten in rekening brengt bij sluiten huurovereenkomst; ‘niet redelijk voordeel’ (art. 7:264 lid 1 BW); aan tegenprestatie verhuurder te stellen eisen; verhuurder toegelaten instelling (HR 6 april 2012, NJ 2012/232).
HR 16-07-2021, ECLI:NL:HR:2021:1157
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
16 juli 2021
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, C.E. du Perron, M.J. Kroeze, H.M. Wattendorff, F.R. Salomons
- Zaaknummer
20/04093
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Huurrecht / Huurbeleid
Huurrecht / Algemeen
Huurrecht / Huur van woonruimte
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1157, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 16‑07‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:427, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑04‑2021
- Wetingang
Art. 7:264 BW
Essentie
Prejudiciële beslissing op voet art. 392 Rv. Huurrecht. Beding waarbij verhuurder kosten in rekening brengt bij sluiten huurovereenkomst; ‘niet redelijk voordeel’ (art. 7:264 lid 1 BW); aan tegenprestatie verhuurder te stellen eisen; verhuurder toegelaten instelling (HR 6 april 2012, NJ 2012/232).
Samenvatting
Volgens art. 7:264 lid 1 BW is elk in verband met de totstandkoming van een huurovereenkomst betreffende woonruimte gemaakt beding dat niet de huurprijs betreft, nietig voor zover daarbij ten behoeve van een der partijen een niet redelijk voordeel wordt overeengekomen. Dit uitgangspunt houdt in dat indien ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.