Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/III.3.3.2
III.3.3.2 Het ‘cash-flow risk’
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS358762:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Voetnoten
Voetnoten
Met uitzondering uiteraard van het SPV.
Zie Standard & Poor’s, Structured Finance Ratings, European legal criteria 2005, New York 2005, p. 35 e.v. Vgl. voorts: Moody’s Investors Service, International Structured Finance, Cash commingling risk in EMEA ABS and RMBS transactions: Moody’s approach, November 2006; Standard & Poor’s, Structured Finance, Dutch RMBS market overview and criteria, December 2005; Fitch Ratings, Credit Policy, Commingling risk in structured finance transactions, June 2004 en Standard & Poor’s, Structured Finance, Addressing commingling risk in European-based securitization transactions, May 2001.
Vgl. Moody’s Investors Service, International Structured Finance, Moody’s approach to rating consumer loan ABS transactions, July 2011, p. 12; Moody’s Investors Service, International Structured Finance, Cash commingling risk in EMEA ABS and RMBS transactions: Moody’s approach, November 2006, p. 2; Standard & Poor’s, Structured Finance Ratings, European legal criteria 2005, New York 2005, p. 35 en Standard & Poor’s, Structured Finance, Addressing commingling risk in European-based securitization transactions, May 2001, p. 1.
Zie § III.4.2.
Zie § III.4.3.
265. Beschrijving; scenario’s. Zoals hiervoor aan de orde is gekomen (§ II.7.1), is het voor een securitisation van groot belang dat de vorderingen die het onderwerp van de securitisation zijn, voldoende zijn afgeschermd van het faillissementsrisico van de seller/originator of enige andere bij de securitisation betrokken partij. Hetzelfde geldt voor de opbrengsten van de vorderingen. Ook de opbrengsten van de vorderingen dienen in voldoende mate te zijn afgezonderd van het vermogen van de originator/servicer of enige andere partij.1 Voorkomen moet worden dat de opbrengsten van de vorderingen anders worden aangewend dan zoals voorzien in de transactiedocumentatie, bijvoorbeeld doordat daarop verhaal wordt gezocht door schuldeisers van de originator/servicer. Het risico dat de opbrengsten onvoldoende zijn afgeschermd van het faillissementsrisico van de originator/servicer of enige andere partij wordt aangeduid als het cash-flow risk. Het risico bestrijkt drie scenario’s:2
De servicer/originator raakt insolvent (servicer/originator insolvency);
Verrekening door de bankinstelling waarbij de servicer/originator de op de vorderingen geïnde gelden op een rekening aanhoudt (account bank set-off);
De bankinstelling waarbij de servicer/originator of het SPV transactiegelden aanhouden, raakt insolvent (account bank insolvency).
Hierna zullen deze scenario’s nader worden toegelicht en zal worden besproken op welke wijze het cash-flow risk kan worden beperkt.
266. ‘Credit loss’ of ‘liquidity stress’? Voor rating agencies is het van groot belang om vast te stellen of, en zo ja, in welke mate het cash-flow risk aanwezig is en op welke wijze het risico wordt ondervangen. Aan de hand van het toepasselijke recht en de wijze waarop de transactie is vormgegeven, zullen de rating agencies beoordelen of het realiseren van het cash-flow risk tot gevolg heeft dat gelden verloren gaan (een ‘credit loss’) of dat het SPV en/of de security trustee een aanspraak op het geïnde blijven behouden, zij het dat deze aanspraak pas na verloop van tijd (bv. na afloop van een afkoelingsperiode) kan worden geëffectueerd (een ‘liquidity stress’).3 Het risico van een ‘credit loss’ moet worden ondervangen met credit enhancement,4 het risico van een ‘liquidity stress’ met liquidity support.5
III.3.3.2.1 Servicer/originator insolvencyIII.3.3.2.2 Account bank set-offIII.3.3.2.3 Account bank insolvency