Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/III.3.3.1
III.3.3.1 Het ‘servicer risk’
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS362457:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Voetnoten
Voetnoten
Vgl. voor het Nederlandse recht: art. 7:422 lid 1 (b) BW. Naar Nederlands recht moet de ‘servicing agreement’ worden aangemerkt als een overeenkomst van opdracht en lastgeving.
Vgl. Fitch Ratings, Structured Finance, Criteria for servicing continuity risk in structured finance, August 2011, p. 1 en p. 2; Moody’s Investors Service, Global Credit Policy, Global structured finance operational risk guidelines: Moody’s approach to analyzing performance disruption risk, June 2011, p. 3 en Standard & Poor’s, Structured Finance, Third-party functions are crucial to RMBS performance, November 1999, p. 12.
Zie § III.4.3.3. Dit is een gebruikelijke vorm van liquidity support in Amerikaanse RMBS-transacties en in internationale CMBS. In Europese RMBS wordt meestal gebruikgemaakt van een door een derde te verstrekken liquiditeitsfaciliteit. Deze derde is in veel gevallen echter de originator/servicer. Zie Moody’s Investors Service, Global Credit Policy, Global structured finance, operational risk guidelines: Moody’s approach to analyzing performance disruption risk, June 2011, p. 5.
Zie o.a.: Fitch Ratings, Structured Finance, Criteria for servicing continuity risk in structured finance, August 2011; Fitch Ratings, Structured Finance, EMEA consumer ABS rating criteria, July 2011, p. 19; Moody’s Investors Service, Global Credit Policy, Global structured finance, operational risk guidelines: Moody’s approach to analyzing performance disruption risk, June 2011; Standard & Poor’s, Structured Finance, What if a servicer in a securitized transaction becomes insolvent?, April 2002; Standard & Poor’s, Third-party functions are crucial to RMBS performance, Structured Finance, November 1999, p. 11 e.v.; Standard & Poor’s, Structured Finance, What every investor should know about third parties in RMBS, November 1999, p. 20 e.v. en Fitch, Structured Finance, RMBS servicer default, termination, and transfers, November 1998. Zie voorts: Beaumont 1995, p. 51-53; Marsland-Shaw & Selzer 1990, p. 148-150 en Buerger 1991a, p. 26-27.
Vgl. o.a.: Fitch Ratings, Structured Finance, EMEA consumer ABS rating criteria, July 2011, p. 3 en p. 26 e.v. en Fitch Ratings, Structured Finance, Global rating criteria for structured finance servicers, August 2010.
De beoordeling van de originator/servicer op zijn geschiktheid om een adequaat debiteurenbeheer te voeren, kan leiden tot de toekenning van een ‘servicer rating’ die op verzoek van de originator/servicer vertrouwelijk kan blijven of kan worden gepubliceerd. Moody’s kent zogeheten ‘servicer quality ratings’ toe variërend van SQ1 (strong) tot SQ5 (weak). Standard & Poor’s hanteert de kwalificaties: Strong, Above Average, Average, Below Average en Weak. Fitch gebruikt een ‘rating scale’ van 1 t/m 5. De hoogte van de servicer rating kan van invloed zijn op de mate waarin er credit enhancement dient te worden toegepast (zie hierna: § III.4.2). Een zwakke servicer rating kan ertoe leiden dat rating agencies meer credit enhancement eisen, indien een hoge rating voor de ABS wordt beoogd. Zie o.a.: Fitch Ratings, Structured Finance, Global rating criteria for structured finance servicers, August 2010; Fitch Ratings, Structured Finance, Rating criteria fot European residential and commercial mortgage loan servicers, August 2007; Moody’s Investors Service, International Structured Finance, Asset-backed servicer quality (“SQ”) ratings in EMEA: Moody’s methodology, April 2005; Moody’s Investors Service, International Structured Finance, Residential mortgage servicer quality (“SQ”) ratings in EMEA: Moody’s methodology, October 2003 en Standard & Poor’s, Fixed Income Ratings Criteria, Loan collector criteria, January 2001.
Opgemerkt zij dat in veel transacties de seller/originator zowel de functie van servicer als die van issuer administrator vervult. Zie over de functie van de issuer administrator: § II.9.2.
Indien de servicer rapporteert aan de issuer administrator, dan heeft laatstgenoemde op zijn beurt weer een rapportageverplichting jegens de trustee.
Zie nr. 158.
Zie voor de aandachtspunten van rating agencies met betrekking tot het vervangen van de servicer: Fitch Ratings, Structured Finance, Criteria for servicing continuity risk in structured finance, August 2011, p. 6 e.v. en Moody’s Investors Service, Global Credit Policy, Global structured finance operational risk guidelines: Moody’s approach to analyzing performance disruption risk, June 2011.
Zie nr. 159.
Zie nr. 153.
Zie Fitch Ratings, Structured Finance, Criteria for servicing continuity risk in structured finance, August 2011, p. 5; Moody’s Investors Service, Global Credit Policy, Global structured finance operational risk guidelines: Moody’s approach to analyzing performance disruption risk, June 2011, p. 4 en Standard & Poor’s, Structured Finance, ABS: Role of the backup servicer, October 1996. Indien de trustee een bank is en het om min of meer gestandaardiseerde activa gaat, is de trustee vaak goed in staat om het beheer tijdelijk over te nemen. Dat de trustee tijdelijk het beheer overneemt, komt vooral in Amerikaansse transacties voor. In Europese transacties is dit niet gebruikelijk.
Voor Nederlandse hypotheekleningen bestaat er een zekere markt voor het uitbesteden van het debiteurenbeheer. Beheerdiensten worden aangeboden door Stater en Quion.
Zie nr. 159, alsmede Fitch Ratings, Structured Finance, Criteria for servicing continuity risk in structured finance, August 2011, p. 4 e.v.; Moody’s Investors Service, Global Credit Policy, Global structured finance operational risk guidelines: Moody’s approach to analyzing performance disruption risk, June 2011, p. 11 e.v. en Standard & Poor’s, Structured Finance, ABS: Role of the backup servicer, October 1996.
Zie nader: Moody’s Investors Service, Global Credit Policy, Global structured finance operational risk guidelines: Moody’s approach to analyzing performance disruption risk, June 2011, p. 11 e.v.
De backup servicer verlangt voor deze toezegging over het algemeen een ‘commitment fee’. Ook indien er geen backup servicer wordt aangesteld, achten rating agencies het van belang dat het SPV te allen tijd over voldoende gelden kan beschikken om een marktconforme servicing fee te kunnen betalen aan een nieuwe servicer. Het is mogelijk dat de ‘servicing costs’ onderdeel zijn van de bedragen die onder een swap door de swapwederpartij betaald moeten worden. Op deze wijze is zeker gesteld (ongeacht de mate waarin excess spread voorhanden is) dat het SPV over voldoende middelen beschikt om de servicing fee te kunnen betalen. Zie Fitch Ratings, Structured Finance, EMEA RMBS cash flow analysis criteria, June 2011, p. 15-16 en vgl. Fitch Ratings, Structured Finance, Criteria for servicing continuity risk in structured finance, August 2011, p. 2.
Onderscheiden wordt tussen ‘cold’, ‘warm’ en ‘hot’ backup servicers. Deze kwalificaties hebben betrekking op de mate waarin de backup servicer bij de servicing betrokken is (o.a. door periodieke gegevensoverdrachten) en de snelheid waarmee de backup servicer de servicing van de vorderingenportefeuille kan overnemen. Van een ‘cold’ backup servicer wordt verwacht dat hij de servicing binnen 60-180 dagen kan overnemen; van een ‘warm’ backup servicer binnen 30-90 dagen en van een ‘hot’ backup servicer binnen 30 dagen. Zie Fitch Ratings, Structured Finance, Criteria for servicing continuity risk in structured finance, August 2011, p. 4-5 en Fitch Ratings, Structured Finance, Rating criteria for European residential and commercial mortgage loan servicers, August 2007, p. 5-6.
Dit komt wel voor in Amerikaanse transacties. Vgl. Moody’s Investors Service, Global Credit Policy, Global structured finance operational risk guidelines: Moody’s approach to analyzing performance disruption risk, June 2011, p. 4; Standard & Poor’s, Structured Finance, Legal criteria for U.S. structured finance transactions, New York, October 2006, p. 155; Standard & Poor’s, Structured Finance, U.S. CMBS legal and structured finance criteria, New York 2003, p. 62; Duff & Phelps Credit Rating Co., The rating of residential mortgage-backed securities, October 1995, p. 47 en Buckland & Craik 1990, p. 193.
Vgl Fitch Ratings, Structured Finance, EMEA consumer ABS rating criteria, September 2009, p. 17 en Buckland & Craik 1990, p. 193.
Zie ook hierna: § III.4.3 in verband met de ‘liquidity support’, alsmede Fitch Ratings, Structured Finance, Criteria for servicing continuity risk in structured finance, August 2011, p. 5; Fitch Ratings, Structured Finance, Global rating criteria for trade receivables securitisations, October 2010, p. 11-12 en Fitch Ratings, Structured Finance, EMEA consumer ABS rating criteria, September 2009, p. 17.
Zie § III.4.2.3.4.
In sommige (Amerikaanse) transacties neemt de trustee de bevoorschottingsverplichting op zich, indien de servicer zijn verplichtingen niet nakomt. Vgl. Standard & Poor’s, Structured Finance, US CMBS legal and structured fnance criteria, May 2003, p. 55 en Duff & Phelps Credit Rating Co., The rating of residential mortgagebacked securities, October 1995, p. 47.
Vgl. o.a.: Standard & Poor’s, Structured Finance, US CMBS legal and structured fnance criteria, May 2003, p. 55 en Sargent 1995, p. 153.
Zie ook hierna: § III.3.3.2.
Zie nr. 80.
Zie nr. 333.
260. Beschrijving. Het servicer risk betreft het risico dat de servicer, bijvoorbeeld als gevolg van financiële moeilijkheden, niet langer in staat is zijn beheerstaken naar behoren te vervullen. De insolventie van de servicer kan er zelfs toe leiden dat de aan de ABS ten grondslag liggende vorderingenportefeuille in het geheel niet meer worden beheerd. De faillissementscurator kan besluiten de ‘servicing agreement’ niet gestand te doen. Mogelijk eindigt deze van rechtswege als gevolg van het intreden van het faillissement van de servicer.1 Het gevolg van een onderbreking van de continuïteit van het debiteurenbeheer kan zijn, dat vorderingen langer blijven openstaan, dat meer schuldenaren vertragen in hun betalingen en mogelijk ook dat het aantal kredietverliezen in omvang toeneemt.2
Bovendien komt het voor dat de servicer een financiële functie vervult in het kader van de ‘liquidity support’. De servicer kan gehouden zijn het SPV te bevoorschotten, indien in een bepaalde periode onvoldoende gelden van schuldenaren zijn ontvangen om de vereiste betalingen op de ABS te verrichten (servicer advances).3 Financiële moeilijkheden bij de servicer kunnen tot gevolg hebben, dat hij niet aan zijn bevoorschottingsverplichting kan voldoen. Een downgrading van de servicer kan dan ook leiden tot een downgrading van de ABS.
De investeerders in de ABS lopen derhalve een zeker kredietrisico in verband met het functioneren van de servicer. Het ‘servicer risk’ is dan ook een belangrijk aandachtspunt voor de rating agencies.4 De investeerders worden in de regel door verschillende mechanismen tegen het ‘servicer risk’ beschermd.
261. Due diligence door de rating agencies. Evenals geldt ten aanzien van de debiteurenrisico’s en de overige structuurrisico’s, wordt met het ‘servicer risk’ al rekening gehouden bij het structureren van de transactie. Allereerst proberen de rating agencies door middel van een due diligence te beoordelen of de originator/servicer geschikt is om de te effectiseren vorderingenportefeuille naar behoren te beheren. De rating agencies trachten inzicht te krijgen in de bedrijfsvoering van de originator/servicer en de branche waarin de originator actief is.5 Zij voeren daartoe gesprekken met het management en het personeel van de originator/servicer. De procedures die door de servicer in het kader van het debiteurenbeheer worden gevolgd, worden getoetst. Op deze wijze wordt beoordeeld of de (originator in zijn hoedanigheid van) servicer in staat is een adequaat debiteurenbeheer te voeren.6
262. Toezicht op en vervanging van de servicer; backup servicer. Op de tweede plaats wordt er door de trustee, en mogelijk de issuer administrator,7 toezicht gehouden op het functioneren van de (originator als) servicer. De servicer heeft over het algemeen een rapportageverplichting jegens de trustee en/of de issuer administrator.8 De continuïteit en kwaliteit van het debiteurenbeheer kan aldus tot op zekere hoogte worden gemonitord.
Bovendien bevat de ‘servicing agreement’ een regeling die inhoudt dat de servicing agreement door de trustee en/of het SPV kan worden opgezegd, indien de servicer zijn verplichtingen niet naar behoren nakomt of indien zich met betrekking tot de servicer bepaalde gebeurtenissen voordoen, zoals de aanvraag van het faillissement, de surséance of de noodregeling (een ‘termination event’).9 De transactiedocumentatie kan voor dat geval richtlijnen bevatten ter zake van de vervanging van de servicer.10 Meestal bepaalt de servicing agreement dat de servicer zijn beheerstaken niet mag neerleggen alvorens een geschikte opvolger is aangesteld.11 Mogelijk neemt de master servicer (indien aanwezig)12 of de trustee tijdelijk het debiteurenbeheer van de servicer over.13
Ingeval de originator/servicer een lage (beneden ‘investment grade’) of geen rating heeft, het beheer betrekking heeft op complexe activa waarvoor niet binnen afzienbare termijn een nieuwe servicer kan worden gevonden of als er geen gevestigde markt voor ‘third party servicing’ bestaat,14 is het mogelijk dat al bij aanvang van de transactie een zogenoemde backup of standby servicer wordt aangesteld.15 Ook is het mogelijk dat de aanstelling van een backup servicer afhankelijk wordt gesteld van een bepaalde ‘rating trigger’ (verlaging van de rating beneden ‘investment grade’).16 De backup servicer verbindt zich ertoe het beheer van de vorderingen zo spoedig mogelijk op zich te nemen, indien de originator daartoe niet langer in staat is.17Het is bovendien mogelijk dat de backup servicer toezicht houdt op het functioneren van de servicer.18 Soms wordt de rol van de backup servicer vervuld door de trustee.19 De trustee zal in dat geval wel moeten beschikken over de deskundigheid en technische uitrusting om het debiteurenbeheer te kunnen voeren.
Teneinde de continuïteit van het debiteurenbeheer te waarborgen kunnen het SPV en/of de trustee kopieën van de voor het debiteurenbeheer benodigde computerprogrammatuur, computer data tapes en overige relevante documentatie dienaangaande, ter hand worden gesteld. Eventueel kunnen de betreffende software en informatiedragers in ‘escrow’ worden gegeven aan een derde (een ‘agent’) onder de gehoudenheid de programma’s aan het SPV en/of de trustee af te geven, indien de servicer wordt ontheven van het debiteurenbeheer.20
De liquiditeitsrisico’s die mogelijk verbonden zijn aan de vervanging van de servicer – i.e. het risico dat de inning van de geëffectiseerde vorderingen tijdelijk wordt onderbroken en dat schuldenaren mogelijk wachten met hun betalingen – kunnen worden ondervangen met behulp van een ‘liquidity fund’ of een liquidity facility.21
Tot slot zij vermeld dat de rating agencies als eis kunnen stellen dat de servicer een verzekering afsluit ter zake van fouten en nalatigheden begaan in het kader van het debiteurenbeheer.
263. Garantstellingen en andere vormen van financial support. Het risico dat de servicer als gevolg van zijn insolventie niet kan voldoen aan zijn bevoorschottingsverplichtingen in het kader van de liquidity support (de ‘servicer advances’), kan worden ondervangen doordat een derde (een bank of verzekeringsmaatschappij) zich garant stelt voor de nakoming van de betreffende verplichtingen (bv. door middel van een ‘letter of credit’ of ‘surety bond’) of doordat er een andere vorm van ‘financial support’ (bv. een ‘reserve fund’)22 in de transactie aanwezig is.23 De rating agencies verlangen de aanwezigheid van een dergelijke garantstelling, indien de rating van de originator/servicer beneden een bepaald niveau ligt (S&P: A+/A-1).24 Hetzelfde geldt voor andere financiële verplichtingen van de servicer, zoals de verplichting tot afdracht van geïnde gelden.25
264. Pay-out event. Vorderingen met een korte looptijd, zoals handelsvorderingen, worden meestal geëffectiseerd door middel van een herbeleggingsstructuur. In een dergelijke structuur worden op de vorderingen geïnde gelden door het SPV herbelegd in nieuwe van de originator te verwerven vorderingen.26 In een herbeleggingsstructuur levert een ‘servicer default’ meestal een zogeheten ‘pay out event’ op.27 Het plaatsvinden van een ‘pay out event’ heeft tot gevolg dat de herbeleggingsfase van de transactie vervroegd overgaat in de amortisatiefase. Dit betekent dat de ABS, eveneens vervroegd, worden afgelost. De herbelegging van gelden in nieuwe van de originator te kopen vorderingen wordt dan onmiddellijk gestaakt. In plaats daarvan worden de op de vorderingen geïnde bedragen doorgeleid naar de investeerders in de ABS. Op deze wijze worden de investeerders beschermd tegen oplopende kredietverliezen die onder andere het gevolg kunnen zijn van een matig debiteurenbeheer. Het is mogelijk dat in de amortisatiefase de inning van de vorderingen plaatsvindt door een ‘substitute servicer’ (al dan niet de trustee).
Het kan ook zijn dat een ‘servicer default’ geen ‘pay out event’ betreft, maar enkel tot gevolg heeft dat de beheerstaken van de servicer worden overgenomen door een andere (backup) servicer.