Vgl. HR 26 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2500, rov. 2.3, HR 26 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2501, rov. 2.3, HR 26 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2502, rov. 2.3, HR 5 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2258, rov. 2.5, HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1222, rov. 2.5, HR 29 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2718, rov. 3.3, HR 28 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1331, rov. 2.4, HR 8 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3485, rov. 2.3, HR 27 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3172, rov. 2.6, HR 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3071, rov. 3.3, HR 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3051, rov. 2.4, HR 9 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2648, rov. 2.4, HR 3 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1559, rov. 2.4 en HR 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5217, NJ 2013/293 m.nt. Reijntjes, rov. 2.3.
HR, 23-01-2018, nr. 16/01991 P
ECLI:NL:HR:2018:88
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23-01-2018
- Zaaknummer
16/01991 P
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:88, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑01‑2018; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:1485, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2017:1485, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑11‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:88, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2018-0056
Uitspraak 23‑01‑2018
Inhoudsindicatie
Profijtontneming, w.v.v. uit witwassen, meermalen gepleegd. Motivering schatting w.v.v. In de samenhangende strafzaak is bewezenverklaard dat betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van drie geldbedragen van in totaal € 67.992,13. Het Hof heeft als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat dit witwassen ertoe heeft geleid dat betrokkene w.v.v. heeft verkregen tot een geschat bedrag van € 67.992,13. Dit oordeel is kennelijk gebaseerd op de opvatting dat de contante opnames van o.m. de (giro)rekening van A en overmakingen van die (giro)rekening naar de (bank)rekening van B tot een bedrag van € 67.992,13, nu zij voorwerp waren van het bewezenverklaarde witwassen, reeds daardoor w.v.v. vormen. Die opvatting is niet juist (vgl. ECLI:NL:HR:2013:BY5217). Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is niet begrijpelijk dat betrokkene daadwerkelijk tot een bedrag van € 67.992,13 w.v.v. heeft verkregen uit het bewezenverklaarde witwassen. Volgt vernietiging en terugwijzing. Samenhang met 16/01990.
Partij(en)
23 januari 2018
Strafkamer
nr. S 16/01991 P
AJ/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 29 maart 2016, nummer 22/001202-14, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft A.P. Stipdonk, advocaat te Leiden, een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel door middel van of uit de baten van het in de strafzaak bewezenverklaarde witwassen ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1.
Het Hof heeft het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 67.992,13 en heeft daartoe het volgende overwogen:
"Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep komt naar voren dat de veroordeelde uit het bewezen verklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten.
Het hof stelt het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op grond van hetgeen in de strafzaak onder 3 bewezen is verklaard in samenhang met het door de Politie Hollands Midden opgestelde Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel [betrokkene], d.d. 10 september 2012, waarop tevens de vordering van het Openbaar Ministerie is gebaseerd.
Het hof neemt daarbij het volgende in aanmerking. De veroordeelde is veroordeeld voor het witwassen van
- onder andere - de volgende geldbedragen, welke ook zijn opgenomen in het bovengenoemde ontnemingsrapport:
- Geldbedragen van in totaal € 42.840,-, welke geldbedragen in de periode van 11 januari 2008 tot en met 7 maart 2008 contant zijn opgenomen van de (bank)rekening met rekeningnummer [001] (rekening [A] B.V.);
- geldbedragen van in totaal € 12.000,-, welke geldbedragen op 1 februari 2008 contant zijn opgenomen van de (giro)rekening met nummer [002] (rekening van Stichting Beheer Derdengelden [B]);
- geldbedragen van in totaal € 13.152,13, welke geldbedragen in de periode van 2 november 2007 tot en met 1 augustus 2008 werden overgemaakt van de (giro)rekening met nummer [002] (rekening Stichting Beheer Derdengelden [B]) of de (bank)rekening met nummer [004] (rekening [M] B.V.) naar de (bank)rekening ten name van Autoplanning.
Totaal komt het wederrechtelijk verkregen voordeel daarmee op een totaalbedrag van € 67.992,13.
Ten aanzien van de woning op het adres [adres] overweegt het hof dat deze bij arrest van dit gerechtshof van heden in de strafzaak van de veroordeelde verbeurd is verklaard. Om die reden laat het hof de waarde en de aanschafkosten van deze woning bij de berekening buiten beschouwing.
Ten aanzien van de overige onder 3 in de strafzaak bewezen verklaarde onderdelen, te weten een geldbedrag van € 23.206,19, twee auto's en een boot, overweegt het hof dat deze eveneens buiten beschouwing worden gelaten, nu dit gelet op het ontnemingsrapport en de daarop gebaseerde vordering van het Openbaar Ministerie, niet is gevorderd en het hof geen aanleiding ziet om op dit punt een ander standpunt in te nemen.
Gelet op het bovenstaande stelt het hof het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 67.992,13."
2.2.2.
In de met deze ontnemingsprocedure verband houdende strafzaak is voor zover hier van belang bewezenverklaard dat de betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van drie geldbedragen van in totaal € 67.992,13.
2.3.
In de hiervoor weergegeven overwegingen is door het Hof als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat dit witwassen ertoe heeft geleid dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen tot een geschat bedrag van € 67.992,13. Dit oordeel is kennelijk gebaseerd op de opvatting dat de contante opnames van onder meer de (giro)rekening Stichting Beheer Derdengelden [B] en overmakingen van die (giro)rekening naar de (bank)rekening [N] tot een bedrag van € 67.992,13, nu zij voorwerp waren van het bewezenverklaarde witwassen, reeds daardoor wederrechtelijk verkregen voordeel vormen. Die opvatting is niet juist (vgl. HR 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5217, NJ 2013/293). Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is daarom niet begrijpelijk dat de betrokkene daadwerkelijk tot een bedrag van € 67.992,13 wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit het bewezenverklaarde witwassen.
2.4.
Het middel treft doel.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 januari 2018.
Conclusie 28‑11‑2017
Inhoudsindicatie
Profijtontneming, w.v.v. uit witwassen, meermalen gepleegd. Motivering schatting w.v.v. In de samenhangende strafzaak is bewezenverklaard dat betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van drie geldbedragen van in totaal € 67.992,13. Het Hof heeft als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat dit witwassen ertoe heeft geleid dat betrokkene w.v.v. heeft verkregen tot een geschat bedrag van € 67.992,13. Dit oordeel is kennelijk gebaseerd op de opvatting dat de contante opnames van o.m. de (giro)rekening van A en overmakingen van die (giro)rekening naar de (bank)rekening van B tot een bedrag van € 67.992,13, nu zij voorwerp waren van het bewezenverklaarde witwassen, reeds daardoor w.v.v. vormen. Die opvatting is niet juist (vgl. ECLI:NL:HR:2013:BY5217). Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is niet begrijpelijk dat betrokkene daadwerkelijk tot een bedrag van € 67.992,13 w.v.v. heeft verkregen uit het bewezenverklaarde witwassen. Volgt vernietiging en terugwijzing. Samenhang met 16/01990.
Nr. 16/01991 P Zitting: 28 november 2017 | Mr. F.W. Bleichrodt Conclusie inzake: [betrokkene] |
Bij uitspraak van 29 maart 2016 heeft het gerechtshof Den Haag het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 67.992,13 en is de betrokkene ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag.
De onderhavige zaak hangt samen met de strafzaak tegen de betrokkene (16/01990), waarin ik vandaag eveneens concludeer.
Namens de betrokkene is beroep in cassatie ingesteld. Mr. A.P. Stipdonk, advocaat te Leiden, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel behelst de klacht dat de schatting van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel onvoldoende met redenen is omkleed.
De betrokkene is in de hoofdzaak veroordeeld voor onder meer witwassen, meermalen gepleegd. De bewezenverklaring luidt in zoverre als volgt:
“3.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2002 tot en met 20 november 2008 te Voorhout, althans in Nederland, telkens voorwerpen, te weten:
a) geldbedragen, te weten:
- een geldbedrag van 23.206,19 euro, welk geldbedrag op 27 juni 2008 contant is gestort op de (bank)rekening met rekeningnummer [003] (rekening [betrokkene]) en
- geldbedragen van in totaal 42.480 euro, welke geldbedragen in de periode van 11 januari 2008 tot en met 7 maart 2008 contant zijn opgenomen van de (bank)rekening met rekeningnummer [001] (rekening [A] B.V.) en
- geldbedragen van in totaal 12.000 euro, welke geldbedragen op 1 februari 2008 contant zijn opgenomen van de (giro)rekening met nummer [002] (rekening van Stichting Beheer Derdengelden [B]) en
- geldbedragen van in totaal 13.152,13 euro, welke geldbedragen in de periode van 2 november 2007 tot en met 1 augustus 2008 werden overgemaakt van de (giro)rekening met nummer [002] (rekening Stichting Beheer Derdengelden [B] of de (bank)rekening met nummer [004] (rekening [M] B.V.) naar de (bank)rekening ten name van [N]
b) een woning (te weten de woning op het adres [adres]) en
c) twee auto’s , te weten een Porsche Boxster (met het kenteken [AA-00-BB]) en een Ssan Yong (met het kenteken [CC-00-DD]) en
d) een boot (te weten een Sea Ray met registratieteken [EE-00-FF])
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of van genoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die geldbedragen en woning en auto’s en boot – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;”
6. Het hof heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 67.992,13. In de ontnemingsuitspraak heeft het hof hierover het volgende overwogen:
“Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep komt naar voren dat de veroordeelde uit het bewezen verklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten.
Het hof stelt het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op grond van hetgeen in de strafzaak onder 3 bewezen is verklaard in samenhang met het door de Politie Hollands Midden opgestelde Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel [betrokkene], d.d. 10 september 2012, waarop tevens de vordering van het Openbaar Ministerie is gebaseerd.
Het hof neemt daarbij het volgende in aanmerking. De veroordeelde is veroordeeld voor het witwassen van - onder andere - de volgende geldbedragen, welke ook zijn opgenomen in het bovengenoemde ontnemingsrapport:
- Geldbedragen van in totaal € 42.840,-, welke geldbedragen in de periode van 11 januari 2008 tot en met 7 maart 2008 contant zijn opgenomen van de (bank)rekening met rekeningnummer [001] (rekening [A] B.V.);
- geldbedragen van in totaal € 12.000,-, welke geldbedragen op 1 februari 2008 contant zijn opgenomen van de (giro)rekening met nummer [002] (rekening van Stichting Beheer Derdengelden [B]);
- geldbedragen van in totaal € 13.152,13, welke geldbedragen in de periode van 2 november 2007 tot en met 1 augustus 2008 werden overgemaakt van de (giro)rekening met nummer [002] (rekening Stichting Beheer Derdengelden [B] of de (bank)rekening met nummer [004] (rekening [M] B.V.) naar de (bank)rekening ten name van [N].
Totaal komt het wederrechtelijk verkregen voordeel daarmee op een totaalbedrag van € 67.992,13.
Ten aanzien van de woning op het adres [adres] overweegt het hof dat deze bij arrest van dit gerechtshof van heden in de strafzaak van de veroordeelde verbeurd is verklaard. Om die reden laat het hof de waarde en de aanschafkosten van deze woning bij de berekening buiten beschouwing.
Ten aanzien van de overige onder 3 in de strafzaak bewezen verklaarde onderdelen, te weten een geldbedrag van € 23.206,19, twee auto's en een boot, overweegt het hof dat deze eveneens buiten beschouwing worden gelaten, nu dit gelet op het ontnemingsrapport en de daarop gebaseerde vordering van het Openbaar Ministerie, niet is gevorderd en het hof geen aanleiding ziet om op dit punt een ander standpunt in te nemen.
Gelet op het bovenstaande stelt het hof het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 67.992,13.”
7. In HR 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5217, NJ 2013/293 m.nt. Reijntjes overwoog de Hoge Raad dat de opvatting dat geldbedragen die voorwerp zijn van het bewezen verklaarde misdrijf witwassen reeds daardoor wederrechtelijk verkregen voordeel vormen, niet juist is. In latere rechtspraak is dat uitgangspunt bevestigd.1.De rechter dient, wanneer hij de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel baseert op het bewezen verklaarde witwassen, nader te motiveren waarom de betrokkene daadwerkelijk voordeel heeft verkregen door middel van of uit baten van dat feit. De enkele overweging dat die geldbedragen vermogensbestanddelen vormen die de verdachte tot voordeel (kunnen) strekken, vormt nog niet een toereikende motivering.
8. De hiervoor genoemde jurisprudentie van de Hoge Raad is in eerste aanleg in aanmerking genomen. Ook de advocaat-generaal bij het hof heeft deze rechtspraak onder ogen gezien. In die benadering is het wederrechtelijk verkregen voordeel gekoppeld aan het feitelijk leiding geven aan verduistering van deze geldbedragen als (één van de) gronddelict(en) waarvan de baten verdachte ten goede zijn gekomen.
9. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank evenwel vernietigd en heeft de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel zonder nadere motivering gelijkgesteld aan een aantal van de in de bewezenverklaring onder 3 genoemde geldbedragen. In het als bewijsmiddel gebezigde Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 10 september 2012 wordt met zoveel woorden opgemerkt dat de witgewassen bedragen als wederrechtelijk verkregen voordeel worden aangemerkt. Het (kennelijke) oordeel van het hof dat de betrokkene daadwerkelijk wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen door middel van of uit baten van het bewezen verklaarde witwassen is, gelet op hetgeen hiervoor onder 7 is vooropgesteld, niet begrijpelijk.
10. Ik heb nog overwogen of de bestreden uitspraak zich voor een verbeterde lezing leent, in die zin dat het wederrechtelijk verkregen voordeel geacht moet worden te zijn verkregen uit andere bewezen verklaarde feiten. Nu het hof evenwel nadrukkelijk is afgeweken van de door de rechtbank gekozen en door de advocaat-generaal voorgestane benadering, voert het te ver de bestreden uitspraak alsnog in die zin verbeterd te lezen.
11. Het voorafgaande betekent dat het middel slaagt, de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en het middel voor het overige geen bespreking behoeft.
12. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
13. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 28‑11‑2017