Einde inhoudsopgave
Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten
Artikel 25c [Informatie-uitwisseling toezichthouders lidstaten]
Geldend
Geldend vanaf 26-11-2016
- Bronpublicatie:
14-11-2016, Stb. 2016, 435 (uitgifte: 25-11-2016, kamerstukken: 34243)
- Inwerkingtreding
26-11-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-11-2016, Stb. 2016, 435 (uitgifte: 25-11-2016, kamerstukken: 34243)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Auteursrecht
Intellectuele-eigendomsrecht / Naburige rechten
1.
Het College van Toezicht beantwoordt een verzoek om informatie dat wordt ontvangen van een daartoe aangewezen bevoegde instantie van een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische ruimte aangaande de toepassing van de in richtlijn 2014/26/EU van het Europese Parlement en de Raad relevante zaken en in het bijzonder met betrekking tot de activiteiten van op het grondgebied van een in Nederland gevestigde collectieve beheersorganisatie, onverwijld, mits het verzoek naar behoren gemotiveerd is.
2.
Het College van Toezicht geeft binnen drie maanden een met redenen omkleed antwoord op een verzoek tot het nemen van passende maatregelen van een daartoe aangewezen bevoegde instantie uit een andere lidstaat die van oordeel is dat een collectieve beheersorganisatie die in Nederland is gevestigd maar op zijn grondgebied actief is, mogelijkerwijs niet voldoet aan de bepalingen uit de Wet toezicht, die zijn vastgesteld op grond van richtlijn 2014/26/EU van het Europees Parlement en de Raad, op voorwaarde dat de aangewezen bevoegde instantie alle relevante informatie heeft doorgegeven aan het College, vergezeld van een verzoek tot handhaving.
3.
Het College van Toezicht kan, wanneer hij van oordeel is dat een collectieve beheersorganisatie die in een andere lidstaat gevestigd is maar op Nederlands grondgebied actief is, mogelijkerwijs niet voldoet aan de bepalingen in het nationale recht van deze lidstaat, die zijn vastgesteld op grond van de voorschriften van richtlijn 2014/26/EU van het Europees Parlement en de Raad, de bevoegde instantie van de lidstaat waar de collectieve beheersorganisatie gevestigd is, verzoeken om onder haar bevoegdheid vallende passende maatregelen te nemen, indien dit verzoek vergezeld gaat van alle relevante informatie.
4.
Het College van Toezicht kan een verzoek dat bij een aangewezen bevoegde instantie uit een andere lidstaat kan worden ingediend omdat een collectieve beheersorganisatie gevestigd in de andere lidstaat in Nederland actief is, maar mogelijk niet voldoet aan de bepalingen die in de lidstaat van herkomst zijn vastgelegd ter implementatie van richtlijn 2014/26/EU, eveneens indienen bij de groep met deskundigen als bedoeld in artikel 41 van die richtlijn, bestaande uit vertegenwoordigers van de bevoegde instanties van de lidstaten.