Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/II.11.2.3
II.11.2.3 In de rechtspraktijk gehanteerde zekerhedenconstructies
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS362455:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Voetnoten
Voetnoten
Dit geldt echter niet onverkort voor de hierna te bespreken borgtochtconstructie. In deze structuur verkrijgt de trustee (regres)vorderingen voor eigen rekening en risico.
Hierbij moet niet alleen worden gedacht aan securitisations, maar ook aan reguliere obligatieleningen met zekerheidstelling en aan syndicaatsleningen, al dan niet in het kader van ‘structured finance’ transacties.
Zie o.a.: Asser/Van Mierlo & Van Velten 3-VI* 2010, nr. 44; Thiele 2009, p. 88 e.v.; E.M. Vermeulen 2006, p. 89 e.v.; Thiele 2003; Kortmann, Rongen & Verhagen 2001, p. 813 e.v.; Thiele 2001, p. 456 e.v.; Van Mierlo 2001a, p. 167 e.v.; Vermeulen 2001, p. 62 e.v.; Rongen 1999, p. 326 e.v.; Loesberg 1998, p. 525 e.v.; Polak & Van Mierlo 1998; Van Achterberg & Brakel 1998, p. 68 e.v. en Meesters 1996, p. 395 e.v.
Ook wel aangeduid als de parallel debt.
De parallel covenant kan zijn neergelegd in de trustakte, de pandakte(n) of in een afzonderlijk document.
De structuur met de parallel covenant sluit aan bij hetgeen in de Anglo-Amerikaanse financieringspraktijk gebruikelijk is bij obligatieleningen onder trustverband. De uitgevende instelling neemt in de ‘trust deed’ een ‘covenant to pay’ op zich tegenover de trustee die inhoudt dat al hetgeen de uitgevende instelling krachtens de obligaties verschuldigd is tevens verschuldigd is aan de trustee. De trustee houdt deze covenant “on trust” ten behoeve van de obligatiehouders.
Het beding van actieve hoofdelijkheid kan worden opgenomen in de trustakte, de pandakte(n) of in een afzonderlijk document.
Zie de artikelen 6:15 en 16 BW.
Vgl. art. 6:16 BW en in verband met de passieve hoofdelijkheid, art. 6:7 lid 2 BW.
In het verleden is in de meeste Nederlandse securitisations van deze structuur gebruikgemaakt. Thans wordt overwegend gebruikgemaakt van de parallel covenant.
De trustee kan eerst verhaal nemen op de door het SPV verleende pandrechten (via regres of subrogatie) nadat hij de secured parties heeft voldaan. De daarvoor benodigde liquide middelen worden de trustee ter beschikking gesteld door hetzij (een van) de secured parties, hetzij een liquidity provider onder een zogeheten ‘recourse liquidity facility’.
Zie voor dit begrip: § II.10.
Zie nrs. 170 en 176.
Kennelijk in dezelfde zin: W. Snijders 2002, p. 34.
Zie HR 9 juli 2004, NJ 2004, 618, m.nt. PvS.
Zie meer uitgebreid over het arrest, hierna: § XI.8.4.4.3.
De Hoge Raad verwijst naarHR3 mei 2002, NJ 2002, 393,m.nt. PvS (Gomez/Joral) en HR 3 juni 1994, NJ 1995, 340, m.nt. HJS (De Nederlandse Antillen/Komdeur q.q.).
Zie r.o. 4.2. De Hoge Raad bevestigt hiermee de reeds in de literatuur verdedigde opvatting dat het fixatiebeginsel zich niet verzet tegen verhaal door een pand- of hypotheekhouder van vorderingen die tijdens het faillissement worden verkregen, maar voortvloeien uit een ten tijde van de faillietverklaring bestaande rechtsverhouding. Zie voor deze opvatting: Kortmann & Faber 2001, p. 139 e.v.; Rongen 1999, p. 330 e.v. en J.J. van Hees 1997, p. 167. Anders: Asser/van Mierlo & Van Velten 3-VI* 2010, nr. 91; Loesberg 1998, p. 533 en Loesberg, JOR 1999/110. Mogelijk ook anders: MvT, TK 2002-2003, 28 878, nr. 3, p. 3.
Zoals opgemerkt in noot 659 lijkt de Hoge Raad bovendien welwillend te staan tegenover een splitsing van de hoedanigheden van schuldeiser en zekerheidsgerechtigde, zie r.o. 4.2.
Zie nr. 182.
179. Beschrijving en overzicht. Zoals vermeld, voelt de rechtspraktijk zich zeer onzeker over de vraag of aan een rechtssubject afhankelijke zekerheidsrechten kunnen worden verleend, zonder dat hem ook de vordering toekomt die door het zekerheidsrecht dient te worden gesecureerd. Een dergelijke onzekerheid in het zekerhedenrecht wordt door de praktijk niet geduld. Teneinde het risico van een ongeldige vestiging van de pandrechten uit te sluiten, wendt de praktijk zich dan ook tot bepaalde constructies waarmee voor de trustee een eigen, zelfstandig vorderingsrecht wordt gecreëerd jegens het SPV ten belope van de vorderingen van de verschillende schuldeisers van het SPV. Tot zekerheid van deze vordering( en) worden vervolgens de pandrechten gevestigd. Van een scheiding van de hoedanigheden van schuldeiser en zekerheidsgerechtigde is nu geen sprake. De trustee is immers zowel pandhouder als schuldeiser van de daardoor gesecureerde vordering(en). In economisch opzicht secureren de pandrechten evenwel de vorderingen van de hiervoor genoemde schuldeisers van het SPV. Zij zijn de economisch belanghebbenden van de aan de trustee toegekende vordering(en) en de tot zekerheid daarvan gevestigde pandrechten. De trustee is enkel rechthebbende van de vordering( en) en de pandrechten ten titel van beheer.1
In de Nederlandse financieringspraktijk2 wordt meestal een van de volgende constructies toegepast teneinde een zelfstandige vordering voor de trustee te creëren:3
(i) Parallel covenant4
In deze structuur, die thans het meest wordt gebruikt, neemt het SPV een ‘covenant’ op zich die het SPV ertoe verplicht een bedrag aan de trustee te betalen gelijk aan de som van de bedragen die het SPV verschuldigd is aan de verschillende hiervoor genoemde schuldeisers (hierna: de ‘secured parties’).5 Op grond van deze covenant verkrijgt de trustee een zelfstandige vordering jegens het SPV tot zekerheid waarvan de pandrechten worden gevestigd. Hierbij wordt tot de inhoud van de parallel covenant gemaakt dat betalingen die het SPV aan de secured parties verricht, de schuld aan de trustee uit hoofde van de parallel covenant in gelijke mate doen verminderen. Op dezelfde wijze zullen bedragen die krachtens de parallel covenant aan de trustee worden betaald of door hem op de pandrechten worden verhaald, de schulden van het SPV jegens de secured parties doen verminderen. Het gevolg van deze afspraken is dat, ook al betreft de parallel covenant een zelfstandige schuld van het SPV jegens de trustee, het SPV materieel niet gehouden is om meer te betalen dan het bedrag dat hij aan zijn schuldeisers verschuldigd is.6
(ii) Actieve hoofdelijkheid
In deze structuur wordt de trustee tot actief hoofdelijk medeschuldeiser gemaakt van de vorderingen van de secured parties.7 Er is sprake van een pluraliteit van schuldeisers in de zin van afdeling 6.1.3 BW. 8 De trustee heeft ten aanzien van elke vordering van een schuldeiser als medeschuldeiser van het SPV te gelden. De pandrechten worden echter alleen gevestigd tot zekerheid van de hoofdelijke vorderingen van de trustee en niet tot zekerheid van de vorderingen van de secured parties. Indien het SPV deze schuldeisers voldoet, werkt deze voldoening ook bevrijdend jegens de trustee. Op dezelfde wijze bevrijdt een voldoening van de trustee, eventueel na verhaal krachtens de pandrechten, het SPV ten opzichte van de secured parties.9 Ook hier geldt derhalve dat het SPV slechts een keer gehouden is zijn schulden te betalen.
(iii) Borgtocht10
In deze structuur stelt de security trustee zich borg voor de betalingsverplichtingen van het SPV jegens de secured parties. Indien de trustee de secured parties voldoet, verkrijgt hij een regresrecht jegens het SPV en subrogeert hij in de vorderingen die hij in zijn hoedanigheid van borg heeft voldaan.11 Voor deze vorderingen van de trustee/borg worden de pandrechten gevestigd. De borgtocht wordt aangegaan op ‘limited recourse’ basis. Dit wil zeggen dat de borgstelling op dusdanige voorwaarden plaatsvindt dat de trustee alleen gehouden is aan de secured parties te betalen, indien en voor zover het betaalde kan worden verhaald op de pandrechten.12 De borgtocht kan derhalve niet worden beschouwd als een vorm van ‘credit enhancement’13 van het SPV; het is slechts een hulpmiddel waarmee de security trustee een eigen vordering wordt toegekend waarvoor de zekerheidsrechten kunnen worden gevestigd.
Hiervoor is vermeld dat de secured parties door de trustee worden voldaan overeenkomstig een bepaalde, in de trustakte neergelegde betalingsrangorde.14 Dit staat er niet aan in de weg dat aan de vorderingen die op een van de hier genoemde wijzen voor de trustee worden gecreëerd in hun geheel voorrang toekomt. De tussen de schuldeisers overeengekomen betalingsrangorde is van louter verbintenisrechtelijke aard.
180. Rechtsgeldigheid van de zekerhedenconstructies. Aangenomen kan worden dat de hier genoemde constructies rechtsgeldig zijn en dat daarmee op naam van de trustee geldige en afdwingbare zekerheidsrechten kunnen worden gevestigd.15 De borgtochtconstructie is met zoveel woorden door de Hoge Raad gesanctioneerd in het arrest Bannenberg q.q./NMB-Heller.16 Volgens de Hoge Raad komt de constructie noch naar de inhoud, noch naar de strekking daarvan in strijd met enige regel of beginsel van goederenrecht of faillissementsrecht.17 In het bijzonder het fixatiebeginsel zou volgens de Hoge Raad geen geweld worden aangedaan, aangezien de regresvordering van de borg ten tijde van de faillietverklaring voorwaardelijk reeds bestaat18 en zij “mitsdien haar rechtstreekse grondslag vindt in een handeling welke vóór de faillietverklaring met de gefailleerde is verricht”.19 Het ligt in de geest van het arrest dat hetzelfde geldt voor de constructie van de parallel covenant en de actieve hoofdelijkheid.20 Zie in verband met de actieve hoofdelijkheid, ten aanzien waarvan enige (geringe) twijfel bestaat, evenwel hierna.21