Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/II.11.2.5
II.11.2.5 Contingent perfection structure
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS357586:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Voetnoten
Voetnoten
Zie nr. 127.
Afhankelijk van het standpunt dat men inneemt ten aanzien van de overgang van bank- en kredietzekerheden in geval van cessie. Zie § XI.3 en § XI.5. Voor de duidelijkheid zij opgemerkt dat in de praktijk van deze structuur op dit moment echter geen gebruik meer wordt gemaakt.
Opgemerkt zij dat de pandrechten ook worden gevestigd voor de hierna te noemen boete die onder bepaalde omstandigheden (het plaatsvinden van een ‘notificatition event’ t.a.v. het SPV) niet aan het SPV, maar aan de security trustee verschuldigd is. Met betrekking tot deze vordering is geen sprake van een derdenpandrecht.
Zie art. 3: 81 lid 2 (e) BW
Zie over herverpanding: Faber & Vermunt 2010b, p. 174 e.v.; Breken 2002, p. 365 e.v.; J.J. van Hees 2001, p. 227 e.v.; Faber 1998, p. 686 e.v. en Fikkers 1998, p. 301 e.v.
Deze parallel covenant, actieve hoofdelijkheid of borgtocht staat derhalve naast die welke wordt overeengekomen ter zake van de schulden van het SPV. Ook in deze structuur is er sprake van derdenpandrechten voor zover de pandrechten strekken tot zekerheid van de eigen vordering(en) van de security trustee op het SPV. Zodra de verpande vorderingen na een notification event geldig zijn overgedragen aan het SPV, is er geen sprake meer van derdenpandrechten.
Zie § X.4.2.
Zie § X.4.3.
Zie HR 5 januari 1990, NJ 1990, 325 (Dubbeld/Laman).
184. Zekerhedenstructuur in geval van ‘contingent perfection structure’. Zoals hiervoor is opgemerkt, was het voor de invoering in 2004 van de regeling van de ‘stille’ cessie1 in Nederlandse securitisationtransacties gebruikelijk, dat de overdracht van de vorderingen die het onderwerp waren van de securitisation werd uitgesteld tot zich bepaalde ‘notification events’ voordeden. Tot dat moment bleef de originator rechthebbende van de vorderingen.2 Thans zou deze ‘contingent perfection structure’ mogelijk nog van belang kunnen zijn voor de securitisation van door bank- en krediethypotheken gesecureerde vorderingen.3
Aangezien de originator in een structuur met uitgestelde overdracht in eerste instantie rechthebbende blijft van de vorderingen, is het de originator die ten behoeve van het SPV een eerste (stil) pandrecht verleent aan de security trustee. Dit pandrecht wordt o.a. gevestigd tot zekerheid van de eigen vordering(en) die de trustee op grond van een van de hiervoor genoemde constructies op het SPV heeft of in de toekomst zal verkrijgen. Met betrekking tot deze vorderingen is het pandrecht derhalve een derdenpandrecht.4 Daarnaast verleent de originator een tweede (stil) pandrecht aan het SPV tot zekerheid van o.a. een boete die de originator aan het SPV verschuldigd wordt, indien de overdracht van de vorderingen na het plaatsvinden van een notification event om wat voor reden dan ook (waaronder het faillissement van de originator) achterwege blijft of niet geldig blijkt te zijn. Dit pandrecht beschermt het SPV tegen het faillissementsrisico van de originator. Indien de vorderingen na het plaatsvinden van een notification event alsnog rechtsgeldig aan het SPV worden overgedragen, gaan de pandrechten van het SPV als gevolg van vermenging teniet.5 De pandrechten van de security trustee blijven daarentegen in stand en verliezen het karakter van derdenpandrechten.
Een variant op de hier beschreven zekerhedenstructuur is dat de originator aan het SPV een eerste (stil) pandrecht verleent onder het beding van herverpanding, waarna het SPV met gebruikmaking van de herverpandingsbevoegdheid op eigen naam een pandrecht vestigt ten gunste van de security trustee (zie art. 3:242 BW). Het pandrecht dat door middel van de herverpanding tot stand komt, heeft een hogere rang dan het pandrecht van het SPV; er vindt rangwisseling plaats. Hiermee wordt voldaan aan de eis van de rating agencies dat aan de security trustee een pandrecht eerste in rang wordt verleend.6
In beide hiervoor genoemde structuren (pandrechtverlening door originator en herverpanding) worden de in de securitisation opgenomen vorderingen zowel verpand aan het SPV als aan de security trustee. Het is echter ook mogelijk (en in de praktijk ook voorgekomen) dat er alleen pandrechten worden verleend aan de security trustee. In een dergelijke structuur bevinden de zekerheden zich slechts op één niveau: dat van de security trustee. Wel geldt dat de pandrechten die (met toepassing van een van de hiervoor genoemde hulpconstructies) aan de security trustee worden verleend, in economische zin mede tot zekerheid dienen te strekken van de boete die de originator aan het SPV verschuldigd is, indien de overdracht van de vorderingen na het plaatsvinden van een notification event achterwege blijft. Met het oog daarop wordt er ook voor de aan het SPV verschuldigde boete een parallel covenant, actieve hoofdelijkheid of borgtocht overeengekomen.7
185. Uitoefening door de security trustee van de pandrechten van het SPV. Met betrekking tot een structuur waarin ook aan het SPV zekerheden worden verleend, kan nog het volgende worden opgemerkt. Aangezien het SPV gehouden is zijn gehele vermogen in zekerheid te geven, verpandt het SPV ook de boetevordering die het mogelijk op de originator zal verkrijgen aan de sec trustee. Bij de uitoefening van dit pandrecht kan de trustee gebruikmaken van de pandrechten die het SPV heeft op de geëffectiseerde vorderingen en die tot zekerheid strekken van de boete (zoals vermeld gaat het daarbij om pandrechten tweede in rang).8 Bovendien verpandt het SPV ook de vordering die het op de originator heeft tot levering van de geëffectiseerde vorderingenportefeuille. De boete betreft een nevenrecht van deze vordering (zie art. 6:142 lid 2 BW) en is vanrechtswege in de verpanding van de vordering tot levering begrepen.9 Dit betekent dat ook in het geval het SPV onverhoopt failliet mocht worden verklaard en de directe verpanding van de boetevordering vanwege het bepaalde in art. 35 lid 2 Fw geen effect sorteert – de boetevordering dient volgens de Hoge Raad immers te worden beschouwd als een toekomstige vordering die eerst ontstaat als gevolg van haar opeisbaar worden10 – de security trustee toch een pandrecht op de boetevordering heeft en aldus indirect ook een beroep kan doen op de pandrechten van het SPV op de geëffectiseerde vorderingen.