type: RHCJcoll:
Rb. Amsterdam, 30-03-2022, nr. C/13/681190 / HA ZA 20-299
ECLI:NL:RBAMS:2022:1541
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
30-03-2022
- Zaaknummer
C/13/681190 / HA ZA 20-299
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2022:1541, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 30‑03‑2022; (Eerste aanleg - meervoudig, Tussenuitspraak)
ECLI:NL:RBAMS:2021:5174, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 03‑03‑2021; (Eerste aanleg - meervoudig)
ECLI:NL:RBAMS:2020:6981, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 23‑12‑2020; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
JBPr 2022/59 met annotatie van Barbiers, D.L.
Uitspraak 30‑03‑2022
Inhoudsindicatie
‘Sjoemeldieselzaak’. Rechtsmacht. Toepasselijkheid oud of nieuw collectieve-actierecht.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/681190 / HA ZA 20-299
Vonnis van 30 maart 2022
in de zaak van
de stichting
STICHTING DIESEL EMISSIONS JUSTICE,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. Q.L.C.M. Bongaerts te Amsterdam,
e i s e r e s,
tegen
1. de vennootschap naar buitenlands recht
VOLKSWAGEN AKTIENGESELLSCHAFT,
gevestigd te Wolfsburg, Duitsland,
advocaat mr. J.K. van Hezewijk te Amsterdam,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
AUDI AKTIENGESELLSCHAFT,
gevestigd te Ingolstadt, Duitsland,
advocaat mr. A. Knigge te Amsterdam,
3. de vennootschap naar buitenlands recht
[gedaagde 3] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. W. Heemskerk te 's-Gravenhage,
4. de vennootschap naar buitenlands recht
ŠKODA AUTO A.S.,
gevestigd te Mlada Boleslav, Tsjechië,
advocaat mr. J.K. van Hezewijk te Amsterdam,
5. de vennootschap naar buitenlands recht
SEAT S.A.,
gevestigd te Martorell, Spanje,
advocaat mr. J.K. van Hezewijk te Amsterdam,
6. de vennootschap naar buitenlands recht
[gedaagde 6] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. D. Horeman te Amsterdam,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 7] .,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. B.W.G. van der Velden te Amsterdam,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 8] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 9] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VALLEI AUTO GROEP HOLDING B.V.,
gevestigd te Ede,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
11. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DAGO AALTEN B.V.,
gevestigd te Aalten,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
12. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF DAGO B.V.,
gevestigd te Doetinchem,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
13. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOLEASE BEHEER B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
14. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 14] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
15. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 15] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
16. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 16] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
17. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CENTURY AUTOGROEP B.V.,
gevestigd te Groningen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
18. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO ARENA B.V.,
gevestigd te Venlo,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
19. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WEALER B.V.,
gevestigd te Heerlen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
20. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUBORRO B.V.,
gevestigd te Roosendaal,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
21. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 21] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
22. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 22] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
23. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 23] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
24. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HERON AUTO AGENTEN B.V.,
gevestigd te Purmerend,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
25. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
A-POINT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
26. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 26] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
27. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 27] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
28. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 28] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
29. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 29] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
30. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 30] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
31. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 31] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
32. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO MUNTSTAD B.V.,
gevestigd te Utrecht,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
33. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 33] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
34. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 34] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
35. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 35] .,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
36. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 36] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
37. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 37] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
38. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 38] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
39. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 39] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
40. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 40] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
41. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 41] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
42. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 42] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
43. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 43] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
44. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 44] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
45. de vennootschap onder firma
[gedaagde 45] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
46. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 46] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
47. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 47] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
48. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 48] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
49. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 49] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
50. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 50] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
51. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 51] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
52/53. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 52/53] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
54. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 54] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
55. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO FLEVO B.V.,
gevestigd te Harderwijk ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
56. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO CARMA B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
57. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 57] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
58. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 58] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
59. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO TRAA B.V.,
gevestigd te Nijmegen ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
60. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 60] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
61. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 61] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
62. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 62] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
63. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PCG B.V.,
gevestigd te Heteren,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
64. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PCT B.V.,
gevestigd te Enter,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
65. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 65] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
66. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PGZ B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
67. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 67] ,
gevestigd te [plaats] ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
g e d a a g d e n.
Eiseres zal hierna SDEJ genoemd worden. Gedaagden 1 tot en met 5 zullen hierna gezamenlijk de Autoproducenten genoemd worden en ieder afzonderlijk Volkswagen, Audi, Porsche, Škoda en Seat. Gedaagde 6 zal hierna Bosch genoemd worden. Gedaagde 7 zal hierna [gedaagde 7] genoemd worden. Gedaagden 8 tot en met 67 zullen hierna gezamenlijk de Autodealers genoemd worden.
1. Het verloop van de procedure
1.1.
Bij de rolbeslissing van 3 maart 2021 is een procesorde vastgesteld.
1.2.
Conform de vastgestelde procesorde hebben de Autoproducenten, Bosch, [gedaagde 7] en de Autodealers ieder een conclusie dan wel akte genomen over één of beide van de volgende twee onderwerpen: (i) de rechtsmacht van de Nederlandse rechter en (ii) de toepasselijkheid van de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (de WAMCA) en/of artikel 3:305a (oud) Burgerlijk Wetboek (BW).
1.3.
Conform de vastgestelde procesorde is vervolgens, bij tussenvonnis van 22 september 2021, een mondelinge behandeling van deze twee onderwerpen bepaald. Deze mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 en 16 februari 2022. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt. Bij brief van 11 maart 2022 heeft mr. Knigge mede namens mrs. Van Hezewijk en Heemskerk naar aanleiding van het proces-verbaal een aantal opmerkingen gemaakt. Bij brief van 18 maart 2022 heeft mr. J.D. Edixhoven, advocaat te Amsterdam, namens mr. Bongaerts naar aanleiding van het proces-verbaal een aantal opmerkingen gemaakt. Bij brief van 28 maart 2022 heeft mr. Knigge daarop gereageerd.
1.4.
Conform de vastgestelde procesorde is tot slot vonnis over de meergenoemde twee onderwerpen bepaald.
2. Inleiding
SDEJ
2.1.
SDEJ is opgericht op 1 juli 2019. In haar statuten wordt zij aangeduid als de stichting.
Artikel 2 lid 1 van de statuten van SDEJ luidt:
De stichting heeft ten doel het behartigen en voortzetten van de belangen van de Gedupeerden (…), waaronder begrepen maar niet beperkt tot:
a. het wereldwijd behartigen van de belangen van Gedupeerden in verband met de Claim;
b. het behartigen van de belangen van Gedupeerden en het vertegenwoordigen van Gedupeerden in juridische procedures binnen Nederland en in andere jurisdicties, zoals civiele, strafrechtelijke en bestuursrechtelijke procedures, al naar gelang het geval;
c. het verkrijgen en verdelen van financiële compensatie voor (een gedeelte van) de schade die de Gedupeerden (…) stellen te hebben geleden;
d. het behartigen van de collectieve belangen van Gedupeerden in milieuzaken, in juridische procedures binnen Nederland en in andere jurisdicties, zoals civiele, strafrechtelijke en bestuursrechtelijke procedures, al naar gelang het geval;
e. al hetgeen met vorenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord;
een en ander voor zover dit door het bestuur opportuun wordt geacht.
De statuten van SDEJ definiëren “Gedupeerden” als “alle natuurlijke personen, dan welprivaat- of publiekrechtelijke rechtspersonen, of hun rechtsopvolgers die direct of indirect op welke manier dan ook geschaad of benadeeld zijn door het handelen of nalaten van de Entiteiten en Beleidsbepalers (…) waarop de Claims zijn gebaseerd, dit in de ruimste zin van het woord”.
De statuten van SDEJ definiëren “Claim” als “klachten, eisen en claims van de Gedupeerden en/of de stichting in het belang van de Gedupeerden, op welke rechtsgrondslag dan ook, jegens een of meer Entiteiten en/of hun Beleidsbepalers met betrekking tot iedere vorm van benadeling, verlies of schade die de Gedupeerden stellen te hebben geleden of te lijden, individueel of gezamenlijk, als gevolg van frauduleuze manipulatie van de uitstoot van voertuigen in bepaalde testsituaties en de verkeerde voorstelling van zaken door de Entiteiten met betrekking tot de werkelijke niveaus van deze uitstoot, algemeen bekend als het dieselemissieschandaal, dat uitdrukkelijk omvat, maar niet beperkt is tot claims van Gedupeerden in verband met de aankoop, het bezit of de lease van voertuigen die een of meer van de Entiteiten hebben vervaardigd, en claims in verband met de uitstoot van milieugevaarlijke stoffen”.
De Autoproducenten
2.2.
Volkswagen is organisatorisch verbonden met Audi, Porsche, Škoda en Seat.
2.3.
Volkswagen, Audi, Porsche, Škoda en Seat produceren voertuigen.
Bosch
2.4.
Bosch produceert hardware en software en levert deze aan onder andere de Autoproducenten.
[gedaagde 7]
2.5.
[gedaagde 7] is de Nederlandse importeur van door de Autoproducenten geproduceerde voertuigen.
De Autodealers
2.6.
De Autodealers verkochten en leverden door de Autoproducenten geproduceerde voertuigen aan autogebruikers.
2015
2.7.
In september 2015 is bekend geworden dat door de Volkswagen-groep geproduceerde voertuigen met een dieselmotor van het type EA 189 zijn voorzien van software die leidt tot een andere emissie van schadelijke stoffen tijdens een testsituatie dan in normale gebruiksomstandigheden.
3. De dagvaarding van SDEJ
3.1.
SDEJ opent de dagvaarding, waarin zij zichzelf de Stichting noemt, met een lijst van afkortingen en definities.
3.2.
In hoofdstuk V.B van de dagvaarding omschrijft SDEJ de personen tot bescherming van wier belangen haar vorderingen strekken. Het betreft de “Gedupeerden”,
alle natuurlijke personen en/of rechtspersonen die primair binnen de Europese Unie en subsidiair binnen Nederland een of meer nieuwe of gebruikte “Getroffen Voertuigen” hebben gekocht of een of meer nieuwe of gebruikte Getroffen Voertuigen uit hoofde van financial lease in bezit hebben, waarbij de Lessee nog geen juridisch eigenaar geworden is, aldus SDEJ. SDEJ definieert “Getroffen Voertuig” als een door de Autofabrikanten gefabriceerde en van een manipulatie-instrument voorziene dieselauto, voorzien van een dieselmotor van de typeaanduiding EA 189, EA 897 of EA 288. SDEJ definieert “Manipulatie-instrument” als de (onder meer) door Bosch ontwikkelde en door de Autofabrikanten in de Getroffen Voertuigen verwerkte onderscheidenlijke manipulatie-instrumenten, waarbij het manipulatie-instrument een constructieonderdeel betreft dat de temperatuur, de draaiing van het stuur, de rijsnelheid, het motortoerental, de versnelling, de inlaatonderdruk of andere parameters meet om een onderdeel van het emissiecontrolesysteem in werking te stellen, te moduleren, te vertragen of buiten werking te stellen, zodat de doelmatigheid van het emissiecontrolesysteem wordt verminderd onder omstandigheden die bij een normaal gebruik van het voertuig te verwachten zijn.
3.3.
Hoofdstuk III van de dagvaarding is getiteld “Juridisch kader en aansprakelijkheidsgronden per gedaagde”. Na een plan van behandeling en een paragraaf over de aanwezigheid van het manipulatie-instrument komen in dat hoofdstuk achtereenvolgens aan de orde “De wet op de oneerlijke handelspraktijken”, “De door Consumenten en Zakelijke kopers gesloten Overeenkomsten zijn vernietigbaar op grond van dwaling”, “Non-conformiteit”, “Onrechtmatige daad” en “Productaansprakelijkheid”. Onder het kopje “Onrechtmatige daad” komen onder meer gedragingen van gedaagden in groepsverband aan de orde.
3.4.
Het petitum van SDEJ luidt na wijziging van eis ter gelegenheid van de mondelinge behandeling:
REDENEN WAAROM de Stichting de Rechtbank verzoekt te oordelen als volgt:
Voor zover de Rechtbank oordeelt dat op de vorderingen de Wet Afwikkeling Massaschade in een Collectieve Actie van toepassing is, zoals die op 1 januari 2020 in werking is getreden,
Ontvankelijkheid, exclusieve belangenbehartiger en nauw omschreven groep
1. de Stichting aan te wijzen als exclusieve belangenbehartiger in de zin van art. 1018e(1) BW;
2. te bepalen dat onderhavige collectieve actie op de navolgende groepen van personen en juridische entiteiten betrekking heeft in de zin van artikel 1018d Rv: (hierna gezamenlijk: de Nauw Omschreven Groep):
2.1
alle personen en/of rechtspersonen die
2.1.1
een of meer nieuwe of gebruikte Getroffen Voertuigen hebben gekocht, waarbij onderscheid dient te worden gemaakt tussen de volgende subgroepen:
2.1.1.1 Consumenten die hun Getroffen Voertuig nieuw of tweedehands van een Dealer hebben gekocht en die hun Getroffen Voertuig nog in bezit hebben;
2.1.1.2 Consumenten die hun Getroffen Voertuig nieuw of tweedehands van een Dealer hebben gekocht en die het Getroffen Voertuig niet langer in bezit hebben;
2.1.1.3 Lessees Kopers die hun Getroffen Voertuig nog in bezit hebben;
2.1.1.4 Lessees Kopers en die hun Getroffen Voertuig niet langer in bezit hebben;
2.1.1.5 Consumenten die hun Getroffen Voertuig van een ander dan een Dealer hebben gekocht;
2.1.1.6 Zakelijke Kopers die hun Getroffen Voertuigen nieuw of tweedehands van een Dealer hebben gekocht en die hun Getroffen Voertuig nog in bezit hebben;
2.1.1.7 Zakelijke Kopers die hun Getroffen Voertuigen nieuw of tweedehands van een Dealer hebben gekocht en die hun Getroffen Voertuig niet langer in bezit hebben;
2.1.1.8 Zakelijke Kopers die hun Getroffen Voertuig van een ander dan een Dealer hebben gekocht;
of,
2.1.2
een of meer nieuwe of gebruikte Getroffen Voertuigen uit hoofde van financial lease in bezit hebben, waarbij de Lessee nog geen juridisch eigenaar geworden is:
Opt out
3. te bepalen dat:
3.1
ieder lid van de Nauw Omschreven Groep dat in Nederland woonachtig is of domicilie heeft gedurende een periode van drie maanden na de aankondiging in de zin van artikel 1018f lid 3 Rv van de uitspraak tot aanwijzing van de Exclusieve Belangenbehartiger, de mogelijkheid zal hebben bij schriftelijk bericht aan de griffie van de Rechtbank te laten weten zich van de behartiging van hun belangen in deze collectieve actie te onttrekken;
3.2
ieder lid van de Nauw Omschreven Groep dat buiten Nederland woonachtig is of domicilie heeft, gedurende een periode van zes maanden na de aankondiging in de zin van artikel 1018f lid 3 Rv van de uitspraak tot aanwijzing van de Exclusieve Belangenbehartiger, de mogelijkheid zal hebben bij schriftelijk bericht aan de griffie te laten weten in te stemmen met de behartiging van hun belangen in deze collectieve vordering.
Verklaringen voor recht
4. voor recht te verklaren dat:
4.1
ten aanzien van de bescherming van kleine zelfstandigen, dat verenigingen en stichtingen zonder winstoogmerk, alsmede, alsmede eenmanszaken, combinaties van natuurlijke personen zoals bijvoorbeeld vennootschappen onder firma, of rechtspersonen met slechts één werknemer waarvan de omzet in het boekjaar voorafgaand aan het jaar van aankoop van het Getroffen Voertuig niet hoger was dan EUR 100.000, in de in deze procedure toe te wijzen vonnissen hebben te gelden als consumenten.
4.2
ten aanzien van oneerlijke handelspraktijken:
4.2.1
de gedragingen van de Autofabrikanten, Bosch en [gedaagde 7] als omschreven in het lichaam van deze dagvaarding kwalificeren als een oneerlijke handelspraktijk en mitsdien jegens de Consumenten onrechtmatig zijn;
4.2.2
de gedragingen van de Autofabrikanten, Bosch en [gedaagde 7] als omschreven in het lichaam van deze dagvaarding aan de Dealers zijn toe te rekenen zodat de oneerlijke handelspraktijken ook aan de Dealers kan worden tegengeworpen en hun gedragingen onrechtmatig zijn jegens de Consumenten;
4.2.3
de Overeenkomsten die tussen Consumenten en de Dealers tot stand zijn gekomen – althans voor 14 juni 2014 – tot stand zijn gekomen als gevolg van voornoemde oneerlijke handelspraktijken, vernietigbaar zijn;
4.2.4
de Dealers, de Autofabrikanten, Bosch en [gedaagde 7] gelet op de oneerlijke handelspraktijken jegens de Consumenten hoofdelijk schadeplichtig zijn.
4.3
ten aanzien van dwaling:
4.3.1
de Consumenten, Lessees Kopers en de Zakelijke Kopers bevoegd zijn de Overeenkomsten te vernietigen.
4.4
ten aanzien van conformiteit, productaansprakelijkheid en wanprestatie
4.4.1
dat de Getroffen Voertuigen niet aan de Overeenkomsten beantwoorden;
4.4.2
dat de redelijke termijn tot herstel of vervanging van de gebreken in de Getroffen Voertuigen ongebruikt is verstreken;
4.4.3
dat de Consumenten, Lessees Kopers en de Zakelijke Kopers gerechtigd zijn van de betreffende Dealers vervanging van het onderhavige Getroffen Voertuig te vorderen voor zover zij hun Getroffen Voertuig nog in hun bezit hebben;
4.4.4
dat de Consumenten, Lessees Kopers en Zakelijke Kopers de bevoegdheid hebben om hun respectieve Overeenkomsten met de respectievelijke Dealers te ontbinden.
4.5
ten aanzien van oneerlijke handelspraktijken, dwaling, non-conformiteit, productaansprakelijkheid en wanprestatie:
4.5.1
dat de Consumenten, Lessees Kopers en Zakelijke Kopers die op grond van de in het kader van dit petitum toe te wijzen vorderingen, waaronder verklaringen voor recht, vernietiging dan wel ontbinding van de Overeenkomst met de desbetreffende Dealers vorderen, dan wel zaaksvervanging, bij toewijzing daarvan geen vergoeding voor het gebruik van het betreffende Getroffen Voertuig verschuldigd zijn;
4.6
ten aanzien van onrechtmatige daad:
4.6.1
dat ieder van de Autofabrikanten, Bosch, [gedaagde 7] en de Dealers, althans een of meer van hen, jegens de Consumenten, de Zakelijke Kopers en de Lessees onrechtmatig hebben gehandeld;
4.6.2
dat het onrechtmatig handelen van de Autofabrikanten, Bosch en [gedaagde 7] jegens de Consumenten, de Zakelijke Kopers en de Lessees eveneens aan de Dealers kan worden tegengeworpen;
4.6.3
dat ieder van de Autofabrikanten, Bosch, [gedaagde 7] en de Dealers, althans een of meer van hen, zich jegens de Consumenten, de Zakelijke Kopers en de Lessees schuldig hebben gemaakt aan onrechtmatig handelen in groepsverband in de zin van artikel 6:166 BW;
Vorderingen tot vernietiging, ontbinding, zaaksvervanging en schadevergoeding
5. ten aanzien van de Consumenten, Lessees Kopers en de Zakelijke Kopers die ten tijde van het in dezen te wijzen vonnis nog in het bezit van hun voertuig zijn en die voor het in deze procedure te wijzen eindvonnis niet kenbaar hebben gemaakt hun Getroffen Voertuig te willen behouden, te oordelen als volgt:
5.1
primair:
5.1.1
de vernietiging van de Overeenkomst tussen de Consument, Lessees Kopers of de Zakelijke Koper en de desbetreffende Dealers uit te spreken, de betreffende Dealers te veroordelen de gehele koopprijs van het Getroffen Voertuig terug te betalen, zonder dat deze daarbij aanspraak zal kunnen maken op een vergoeding in verband met het gebruik van het Getroffen Voertuig of de waardevermindering daarvan.
5.2
Subsidiair:
5.2.1
de betreffende Dealers van wie de Consument, Lessees Koper of de Zakelijke Koper het Getroffen Voertuig heeft gekocht te veroordelen het Getroffen Voertuig terug te nemen en te vervangen door een nieuw exemplaar van een Vergelijkbaar Type, zonder dat deze daarbij aanspraak zal kunnen maken op een vergoeding in verband met het gebruik van het Getroffen Voertuig of de waardevermindering daarvan.
subsidiair
5.2.2
de Autofabrikanten, Bosch en [gedaagde 7] hoofdelijk te veroordelen het Getroffen Voertuig terug te nemen en te vervangen door een nieuw exemplaar van een Vergelijkbaar Type, zonder dat deze daarbij aanspraak zal kunnen maken op een vergoeding in verband met het gebruik van het Getroffen Voertuig of de waardevermindering daarvan.
5.3
Meer subsidiair:
5.3.1
Te verklaren voor recht dat de Overeenkomsten die de Consumenten, Lessees Kopers of de Zakelijke Kopers met de desbetreffende Dealers hebben gesloten zijn ontbonden en deze gehouden zijn aan de betreffende Consumenten en de Zakelijke Kopers de koopprijs terug te betalen, zonder dat deze daarbij aanspraak zal kunnen maken op een vergoeding in verband met het gebruik van het Getroffen Voertuig of de waardevermindering daarvan.
5.4
Meer subsidiair:
5.4.1
Te verklaren voor recht dat de Overeenkomsten die de Consumenten, Lessees Kopers en de Zakelijke Kopers met de desbetreffende Dealers hebben gesloten op eerste verzoek daartoe van een Consument, Lessees Kopers of een Zakelijke Koper als vernietigd dan wel meer subsidiair ontbonden hebben te gelden, waarna de desbetreffende Dealers gehouden zijn aan de betreffende Consumenten, Lessees Kopers of Zakelijke Kopers de koopprijs terug te betalen, zonder dat deze daarbij aanspraak zal kunnen maken op een vergoeding in verband met het gebruik van het Getroffen Voertuig of de waardevermindering daarvan.
5.5
meer subsidiair:
5.5.1
de Autofabrikanten, Bosch en [gedaagde 7] en de Dealers hoofdelijk te veroordelen de Consumenten, Lessees Kopers en de Zakelijke Kopers de schade te vergoeden die zij hebben geleden door middel van:
5.5.1.1 – indien de Consument, Lessees Koper en de Zakelijke Koper daarvoor opteert en verzoekt – een schadevergoeding anders dan in geld, namelijk door vervanging van het Getroffen Voertuig door een nieuw exemplaar van een Vergelijkbaar Type, zonder dat de Verweerders daarbij aanspraak zullen kunnen maken op een vergoeding in verband met het gebruik van het Getroffen Voertuig of de waardevermindering daarvan;
5.5.1.2 een schadevergoeding.
6. ten aanzien van de Consumenten, Lessees Kopers en de Zakelijke Kopers die ten tijde van het in dezen te wijzen vonnis niet langer in het bezit van hun Getroffen Voertuig zijn dan wel die voor het in deze procedure te wijzen eindvonnis kenbaar hebben gemaakt hun Getroffen Voertuig te willen behouden:
6.1
De Autofabrikanten, Bosch [gedaagde 7] en de Dealers hoofdelijk te veroordelen de Consumenten, Lessees Kopers en de Zakelijke Kopers de schade te vergoeden die zij hebben geleden, zoals nader door de Rechtbank vast te stellen.
7. ten aanzien van Lessees:
7.1
De Autofabrikanten, Bosch en [gedaagde 7] hoofdelijk te veroordelen de Lessees de schade te vergoeden die zij hebben geleden, zoals nader door de Rechtbank vast te stellen
8. In alle gevallen waarin een geldvordering wordt toegewezen, deze te vermeerderen met wettelijke rente vanaf het moment dat de Gedaagden, dan wel een of meer van hen, in verzuim zijn, waarbij de Stichting ten behoeve van de zakelijke gedupeerden aanspraak maakt op wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW.
9. Gedaagden te veroordelen in de kosten van dit geding, inclusief, indien van toepassing, de redelijke en evenredige kosten als bedoeld in artikel 1018l lid 2 BW die de Stichting met het oog op de procedure heeft gemaakt, één en ander te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het in deze procedure te wijzen vonnis.
een en ander met dien verstande dat voor zover Uw Rechtbank van oordeel is dat op het onderliggende feitencomplex het collectieve actierecht van toepassing is zoals dat gold voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet Afwikkeling Massaschade in een Collectieve Actie, dan heeft te gelden dat de vorderingen sub 1, 2 en 3 van dit petitum komen te vervallen, alsmede de vorderingen tot betaling van een schadevergoeding in geld.
4. De conclusies van de Autoproducenten, Bosch, [gedaagde 7] en de Autodealers
4.1.
De Autoproducenten sluiten hun hiervoor onder 1.2 bedoelde conclusie als volgt af:
Dat het uw rechtbank moge behagen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
1. zich onbevoegd te verklaren om kennis te nemen van de door SDEJ ingestelde vorderingen jegens de Producenten, behoudens ten aanzien van de door SDEJ vermeend namens of in het belang van een – vooralsnog door de SDEJ onvoldoende geconcretiseerde – eventuele groep Amsterdamse Kopers ingestelde vorderingen; en
2. te bepalen dat, voor zover uw rechtbank zich internationaal bevoegd acht, SDEJ’s procedure volledig onder het toepassingsbereik van artikel 3:305a BW (oud) valt,
subsidiair: voor zover uw rechtbank zich internationaal bevoegd acht, in goede justitie per vordering en per gedaagde (en per motortype) te bepalen:
3. welke gebeurtenis (of gebeurtenissen) kwalificeren als de “gebeurtenissen” in de zin van artikel 119a lid 2 ONBW; en
4. op welke vorderingen de WAMCA wel of niet (al dan niet gedeeltelijk) van toepassing is,
en voorts (primair en subsidiair):
5. te bepalen dat tussentijds hoger beroep zal openstaan tegen het tussenvonnis waarin uw rechtbank oordeelt over rechtsmacht en de toepasselijkheid van de WAMCA; en
6. SDEJ te veroordelen tot betaling van de kosten van het geding, te vermeerderen met de nakosten ten belope van EUR 163,- zonder betekening, dan wel EUR 248,- in het geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de kosten niet binnen die termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.
De Autoproducenten definiëren “Amsterdamse Kopers” als (rechts)personen die hun Relevante Voertuigen nieuw of tweedehands in het arrondissement van de Rechtbank Amsterdam hebben gekocht of daar via lease onder zich hebben gekregen. Deze definitie zal hierna ook worden gebruikt.
4.2.
De hiervoor onder 1.2 bedoelde akte van Bosch bevat de volgende conclusies:
33. De rechtbank is onbevoegd om van de vorderingen tegen Bosch kennis te nemen, in ieder geval ten aanzien van, primair, kopers en leaserijders die buiten het arrondissement Amsterdam en, subsidiair, kopers en leaserijders die buiten Nederland hebben gekocht of geleased.
(…)
53. De WAMCA is niet van toepassing, omdat de aan Bosch verweten handelingen allemaal vóór 15 november 2016 hebben plaatsgevonden. Voor zover dat voor een deel van de handelingen niet het geval zou zijn, geldt dat ook op deze handelingen de WAMCA niet van toepassing is, althans – meer subsidiair – dat alleen op die specifieke handelingen ten aanzien van dat specifieke Getroffen Voertuig de WAMCA van toepassing (de rechtbank leest: is).
(…)
54. Als de rechtbank – in afwijking van al het voorgaande – zou oordelen dat de WAMCA wel geldt voor deze procedure, althans voor een deel van de ingestelde vorderingen, verzoekt Bosch de rechtbank om op grond van artikel 337 lid 2 Rv te bepalen dat van dat tussenvonnis tussentijds hoger beroep kan worden ingesteld.
4.3.
[gedaagde 7] , die zichzelf PAH noemt, sluit haar hiervoor onder 1.2 bedoelde conclusie als volgt af:
dat het uw Rechtbank behage bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. te bepalen dat op de vorderingen jegens PAH het recht van toepassing is zoals dat gold voorafgaand aan de inwerkingtreding van de WAMCA; en
2. voor zover in een tussenvonnis wordt geoordeeld dat op de vorderingen jegens PAH de WAMCA (gedeeltelijk) van toepassing is, tussentijds hoger beroep van dit tussenvonnis toe te staan.
4.4.
De Autodealers sluiten hun hiervoor onder 1.2 bedoelde conclusie als volgt af:
dat het de rechtbank moge behagen bij vonnis, steeds voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
(i) te bepalen dat de vorderingen van Stichting Diesel Emissions Justice jegens de Autodealers volledig onder het toepassingsbereik van artikel 3:305a (oud) BW vallen en dat de WAMCA niet op deze vorderingen van toepassing is;
(ii) te bepalen dat de vorderingen van Stichting Diesel Emissions Justice jegens de Autodealers zoals weergegeven onder sub 1, 2, 3, 5.5.1.2 (4.4.1.2), 5.1, 6 en 7 van het petitum van de Dagvaarding zijn komen te vervallen, althans Stichting Diesel Emissions Justice niet-ontvankelijk te verklaren in deze vorderingen, althans deze vorderingen af te wijzen;
(iii) voor zover in een (tussen)vonnis wordt geoordeeld dat de WAMCA (gedeeltelijk) van toepassing is op de vorderingen van Stichting Diesel Emissions Justice jegens de Autodealers, tussentijds hoger beroep toe te staan van dit (tussen)vonnis.
5. De beoordeling
5.1.
Met ingang van 1 januari 2020 is in werking getreden de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie oftewel de WAMCA (de Wet van 20 maart 2019, Stb. 130, tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de afwikkeling van massaschade in een collectieve actie mogelijk te maken). Daarbij zijn de artikelen 3:305a tot en met 3:305d BW gewijzigd en is in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ingevoegd titel 14A (“Van rechtspleging in zaken betreffende een collectieve actie en collectieve schadeafwikkeling”).
Rechtsmacht – inleiding
5.2.
In deze zaak is allereerst van belang de Verordening (EU) nummer 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, PbEU 2012, L 351 (de Verordening Brussel I bis).
De considerans van de Verordening Brussel I bis luidt, voor zover hier van belang:
(15) De bevoegdheidsregels moeten in hoge mate voorspelbaar zijn, waarbij als beginsel geldt dat de bevoegdheid in het algemeen gegrond wordt op de woonplaats van de verweerder. De bevoegdheid moet altijd op die grond kunnen worden gevestigd, behalve in een gering aantal duidelijk omschreven gevallen waarin het voorwerp van het geschil of de autonomie van de partijen een ander aanknopingspunt wettigt. Voor rechtspersonen moet de woonplaats autonoom worden bepaald om de gemeenschappelijke regels doorzichtiger te maken en jurisdictiegeschillen te voorkomen.
(16) Naast de woonplaats van de verweerder moeten er alternatieve bevoegdheidsgronden mogelijk zijn, gebaseerd op de nauwe band tussen het gerecht en de vordering of de noodzaak een goede rechtsbedeling te vergemakkelijken. Het bestaan van een nauwe band moet zorgen voor rechtszekerheid en de mogelijkheid vermijden dat de verweerder wordt opgeroepen voor een gerecht van een lidstaat dat door hem redelijkerwijs niet voorzienbaar was. Dat is met name belangrijk bij geschillen betreffende niet-contractuele verbintenissen die voortvloeien uit een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer of op de persoonlijkheidsrechten, met inbegrip van smaad.
Het gerecht waarbij een geschil aanhangig is gemaakt, moet in het kader van de toetsing van zijn bevoegdheid krachtens de Verordening Brussel I bis alle hem ter beschikking staande gegevens in aanmerking nemen, daaronder begrepen, in voorkomend geval, de betwistingen van de gedaagde. Zie bijvoorbeeld HvJEU 16 juni 2016, ECLI:EU:C:2016:449 (Universal Music).
5.3.
In deze zaak zijn voorts van belang de bepalingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over de bevoegdheid voor geheel interne gevallen.
Rechtsmacht - SDEJ
5.4.
Zowel artikel 3:305a (oud) BW als artikel 3:305a (nieuw) BW bepalen, voor zover hier van belang, dat een stichting of vereniging een rechtsvordering kan instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, voor zover zij deze belangen ingevolge haar statuten behartigt.
5.5.
De Verordening Brussel I bis en Rv bevatten geen bijzondere regels voor rechtsmacht in geval van collectieve acties. De algemene regels zijn van toepassing. Uitgegaan moet worden van de (groepen van) personen voor wier belangen SDEJ stelt op te komen. Dat betekent dat de rechtbank de vraag naar haar rechtsmacht in deze procedure, waarbij SDEJ als eisende partij optreedt, niet anders beoordeelt dan wanneer de (groepen van) personen voor wier belangen SDEJ stelt op te komen zelf de betreffende rechtsvorderingen zouden instellen tegen de gedaagden.
5.6.
SDEJ, die woonplaats heeft in Nederland, beoogt de belangen te behartigen van alle natuurlijke personen en/of rechtspersonen die, volgens de dagvaarding, primair binnen de Europese Unie en subsidiair binnen Nederland, (A) een of meer “Getroffen Voertuigen” hebben gekocht of (B) een of meer nieuwe of gebruikte “Getroffen Voertuigen” uit hoofde van financial lease in bezit hebben (gehad), waarbij de Lessee (nog) geen juridisch eigenaar van het betreffende “Getroffen Voertuig” geworden is.
5.7.
Bij de vorderingen van SDEJ doet zich de bijzonderheid voor dat niet alle vorderingen tegen alle gedaagden zijn ingesteld ten behoeve van dezelfde groepen van personen wier belangen SDEJ stelt te behartigen. Zo zijn de tegen de Autoproducenten en Bosch gerichte vorderingen ingesteld ten behoeve van de gehele groep van personen wier belangen SDEJ stelt te behartigen, terwijl de tegen de Autodealers gerichte vorderingen, zo begrijpt de rechtbank en zo hebben gedaagden dat ook begrepen, uitsluitend zijn ingesteld ten behoeve van personen die van de Autodealers een voertuig hebben gekocht of via lease onder zich hebben gekregen. De vorderingen gericht tegen [gedaagde 7] betreffen voertuigen die door [gedaagde 7] zijn geïmporteerd en door haar aan de Autodealers zijn geleverd, die ze hebben verkocht aan de eindgebruiker. Voornoemd verschil is van belang voor de beoordeling van de rechtsmacht, zoals hierna zal blijken. Om die reden zal de rechtbank de groep die van de Autodealers een voertuig heeft gekocht of via lease onder zich heeft verkregen hierna aanduiden als de “NL Kopers”. Dit ter onderscheid van de andere personen wier belangen SDEJ ook stelt te behartigen en die niet bij één van de Autodealers een voertuig hebben gekocht of via lease onder zich hebben gekregen, maar bij een andere autodealer in de Europese Unie, hierna aan te duiden als de “Niet NL Kopers”. Onderscheidend criterium tussen deze twee categorieën is zodoende niet de woonplaats van de koper, maar of iemand een voertuig al dan niet bij één van de (in Nederland gevestigde) Autodealers heeft gekocht.
Rechtsmacht (en relatieve bevoegdheid) ten aanzien van [gedaagde 7] en de Autodealers
5.8.
[gedaagde 7] en de Autodealers hebben alle woonplaats in Nederland. Voor zover de door SDEJ tegen [gedaagde 7] en de Autodealers ingestelde rechtsvorderingen strekken tot bescherming van (gelijksoortige) belangen van in Nederland wonende NL-Kopers is er geen internationale rechtsmacht kwestie. De bevoegdheid van de Nederlandse rechter berust op het nationale recht. Voor zover de door SDEJ tegen [gedaagde 7] en de Autodealers ingestelde rechtsvorderingen strekken tot bescherming van belangen van niet in Nederland wonende NL Kopers (dat zijn dan naar de rechtbank aanneemt slechts een relatief gering aantal personen) is er sprake van een internationaal aspect. De internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter om van die vorderingen kennis te nemen, berust op artikel 4 lid 1 Verordening Brussel I bis.
5.9.
[gedaagde 7] en de Autodealers (van wie een aantal woonplaats hebben in Amsterdam, althans in het arrondissement Amsterdam) hebben zich niet op de voet van artikel 110 lid 1 Rv beroepen op relatieve onbevoegdheid van deze rechtbank. Deze rechtbank is daarom ten aanzien van ieder van hen naar nationaal recht (ook) relatief bevoegd.
Rechtsmacht ten aanzien van de Autoproducenten en Bosch
5.10.
De internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter ten aanzien van de tegen de Autoproducenten en Bosch ingestelde vorderingen moet worden beoordeeld aan de hand van de Verordening Brussel I bis. Zij hebben woonplaats op het grondgebied van de lidstaten Duitsland, Spanje en Tsjechië. Op grond van artikel 5 lid 1 Verordening Brussel I bis kunnen zij slechts voor een Nederlands gerecht worden opgeroepen krachtens de in de afdelingen 2 tot en met 7 van hoofdstuk II van de verordening gegeven regels.
5.11.
5.12.
De Autoproducenten en Bosch voeren hiertegen aan dat de Nederlandse rechter op grond van deze bepalingen geen internationale bevoegdheid ten aanzien van hen toekomt. De Autoproducenten maken een uitzondering voor, wat zij noemen, de “Amsterdamse Kopers. Zij onderscheiden daarnaast “Buiten-Amsterdamse Kopers” en “Buitenlandse Kopers”. De Amsterdamse Kopers zijn volgens de Autoproducenten, vooralsnog, onvoldoende geconcretiseerd. Bosch voert een vergelijkbaar verweer.
5.13.
De rechtbank stelt voorop dat SDEJ de personen tot bescherming van wier belangen haar vorderingen strekken niet hoeft te concretiseren, niet onder de WAMCA en ook niet onder het tot 1 januari 2020 geldende collectieve-actierecht. Voldoende is een omschrijving van de personen tot bescherming van wier belangen de collectieve vordering strekt. Zoals hiervoor onder 3.2 is vastgesteld, heeft SDEJ deze omschrijving gegeven. Onder deze omschrijving vallen ook de door de Autoproducenten gedefinieerde Amsterdamse Kopers.
5.14.
De rechtbank overweegt met betrekking tot artikel 8, punt 1, Verordening Brussel I bis als volgt. Deze bepaling houdt in dat, indien er meer dan één verweerder is, een persoon die op het grondgebied van een lidstaat woonplaats heeft ook kan worden opgeroepen voor het gerecht van de woonplaats van een van de andere verweerders, op voorwaarde dat er tussen de vorderingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven.
5.15.
In dit geval is er meer dan één verweerder (gedaagde). Tot de gedaagden behoren de Autodealers. Een aantal Autodealers heeft woonplaats in (het arrondissement) Amsterdam. De bevoegdheid ten aanzien van deze ‘Amsterdamse’ gedaagden berust op hun woonplaats. Zij zijn dan ook potentiële ankergedaagden, dat wil zeggen gedaagden via wie – onder de door artikel 8, punt 1, van de verordening gestelde voorwaarde – rechtsmacht van de Nederlandse rechter ten aanzien van de Autoproducenten en Bosch kan ontstaan.
5.16.
De door SDEJ ingestelde vorderingen zijn hiervoor onder 3.4 weergegeven.
5.17.
De vraag is aldus of tussen de verschillende vorderingen (de tegen de Autodealers ingestelde vorderingen enerzijds en de tegen de Autoproducenten en Bosch ingestelde vorderingen anderzijds) een voldoende nauwe band in de zin van artikel 8, punt 1, van de verordening bestaat die maakt dat ook ten aanzien van de Autoproducenten en Bosch rechtsmacht toekomt aan deze rechtbank. Bij die vorderingen gaat het steeds om de door SDEJ gestelde rol van de Autoproducenten, Bosch, [gedaagde 7] en de Autodealers in het ontwikkelen, produceren, op de markt brengen en leveren van dieselvoertuigen met een, wat SDEJ noemt, illegaal manipulatie-instrument en het (ten onrechte) verkrijgen van typegoedkeuringen met gebruikmaking van dat manipulatie-instrument. De omstandigheid dat ieder van genoemde partijen specifieke verwijten worden gemaakt en dat tegen ieder van hen verschillende vorderingen op verschillende grondslagen zijn ingesteld, doet er niet aan af dat voor de beoordeling van die verwijten, vorderingen en grondslagen een aantal gemeenschappelijke feitelijke vragen en rechtsvragen beantwoord moeten worden. Dit betreft bijvoorbeeld de vraag in welke typen voertuig of motor een manipulatie-instrument is ingebouwd, de vraag naar de toelaatbaarheid van dat manipulatie-instrument, de vraag welke effecten (schadelijke gevolgen) dat manipulatie-instrument heeft, de vraag of die effecten (schadelijke gevolgen) zijn weggenomen door een update en de vraag welke effecten (schadelijke gevolgen) die update heeft. Het vorenstaande betekent dat ten aanzien van de ten behoeve van de NL Kopers ingestelde vorderingen tegen de afzonderlijke gedaagden een voldoende nauwe band aanwezig is die maakt dat een goede rechtsbedeling vraagt om gelijktijdige behandeling en berechting in de zin van Verordening Brussel I bis.
5.18.
Anders dan de Autoproducenten en Bosch hebben aangevoerd, is deze samenhang niet beperkt tot samenhang met de vorderingen die op de ‘Amsterdamse’ gedaagden bestaan. Voor toepassing van artikel 8, punt 1, van Verordening Brussel I bis is vereist, maar ook voldoende, dat er ten minste een gedaagde is die woonplaats heeft in het arrondissement. Dat is het geval. Nu deze rechtbank voorts rechtsmacht heeft ten aanzien van [gedaagde 7] en alle Autodealers (zie 5.9), brengt een zinvolle toepassing van artikel 8, punt 1, van Verordening Brussel I bis mee dat zolang tussen de vorderingen jegens de buitenlandse gedaagden en de vorderingen jegens [gedaagde 7] en alle Autodealers voldoende nauwe band bestaat als hier bedoeld, rechtsmacht bestaat jegens die andere gedaagden. Overigens, zoals ook ter zitting besproken, zou het alternatief zijn dat SDEJ de Autodealers groepsgewijs per rechtbank (in Nederland) kan dagvaarden, waarna met verwijzing wegens verknochtheid de zaken alsnog bij één rechtbank (in Nederland) gezamenlijk behandeld zouden kunnen worden, hetgeen materieel dezelfde uitkomst oplevert.
5.19.
Bij de beantwoording van de vraag of deze rechtbank rechtsmacht toekomt in de zin van artikel 8, punt 1, van de verordening moet onderscheid worden gemaakt tussen de NL Kopers en de Niet NL Kopers. Alleen met betrekking tot die eerste groep bestaat de bedoelde nauwe band. Voor Niet NL Kopers is die nauwe band er niet, omdat ten behoeve van de Niet NL Kopers geen vorderingen zijn ingesteld tegen de Autodealers. Daarmee ontbreekt de vereiste samenhang. Voor de Autoproducenten en Bosch was ook niet voorzienbaar dat zij, ten aanzien van door hen geproduceerde voertuigen respectievelijk ten behoeve van die voertuigen geproduceerde software, zouden kunnen worden opgeroepen voor een Nederlands gerecht in verband met verkoop van voertuigen aan Niet NL Kopers (vgl. considerans 16 van de verordening, 5.2). Aldus komt deze rechtbank op grond van artikel 8, punt 1, van de verordening geen rechtsmacht toe voor zover het betreft de tegen de Autoproducenten en Bosch ingestelde vorderingen van SDEJ ten behoeve van Niet NL Kopers.
5.20.
Daarmee komt de rechtbank – voor zover het de niet NL Kopers betreft – toe aan het beroep van SDEJ op artikel 7, punt 2, Verordening Brussel I bis. Deze bepaling houdt, voor zover hier van belang, in dat een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad in een andere lidstaat kan worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan.
5.21.
Niet voldoende gesteld of gebleken is dat de plaats van de schadeveroorzakende gebeurtenis (het Handlungsort) van de Autoproducenten en Bosch zich in Amsterdam bevindt. De plaats waar de schade is ingetreden (het Erfolgsort) bevindt zich – voor zover het de Niet NL Kopers betreft – evenmin in Amsterdam. In zijn uitspraak van 9 juli 2020, ECLI:EU:C:2020:534 (Verein für Konsumenteninformation/Volkswagen) heeft het HvJEU geoordeeld dat wanneer voertuigen door de fabrikant ervan in een lidstaat op onrechtmatige wijze zijn voorzien van software die de emissiegegevens manipuleert alvorens deze voertuigen bij een derde in een andere lidstaat worden gekocht, de plaats waar de schade intreedt zich in deze laatste lidstaat bevindt. Dit betekent dat ook artikel 7, punt 2, Verordening Brussel I bis alleen bevoegdheid schept voor zover de voertuigen in Nederland gekocht zijn, en dat is voor de Niet NL Kopers niet het geval.
5.22.
Het vorenstaande betekent dat deze rechtbank geen rechtsmacht heeft ten aanzien van de ten behoeve van de Niet NL Kopers tegen de Autoproducenten en Bosch ingestelde vorderingen.
Toepasselijkheid WAMCA en/of artikel 3:305a (oud) BW
5.23.
Zoals hiervoor onder 5.1 reeds is vermeld, is de WAMCA met ingang van 1 januari 2020 in werking getreden.
5.24.
Artikel 119a lid 2 Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek (Overgangswet nieuw BW) bevat, kort gezegd, het BW-overgangsrecht:
In afwijking van artikel 68a, blijven voor een rechtsvordering die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen als bedoeld in de artikelen 305a tot en met 305d van Boek 3 en die is ingesteld op of na [1 januari 2020] de voorwaarden van toepassing die golden voor die datum voor zover de rechtsvordering betrekking heeft op een gebeurtenis of gebeurtenissen die heeft of hebben plaatsgevonden voor 15 november 2016.
Artikel III onderdeel 2 van de WAMCA bevat, kort gezegd, het Rv-overgangsrecht:
Artikel II van deze wet is van toepassing op gedingen die aanhangig zijn gemaakt op of na het tijdstip van het in werking treden van deze wet en die betrekking hebben op een gebeurtenis of gebeurtenissen die heeft of hebben plaatsgevonden op of na 15 november 2016.
Artikel IIa van de WAMCA wordt in artikel III onderdeel 2 kennelijk abusievelijk niet genoemd.
5.25.
Artikel 119a lid 2 Overgangswet nieuw BW en het Rv-overgangsrecht zijn het resultaat van het amendement van het lid Van Gent c.s. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2018-2019, 34 608, nr. 13).
5.26.
De toelichting bij het amendement Van Gent c.s. luidt:
Dit amendement verbetert het overgangsrecht.
Het oorspronkelijke wetsvoorstel, zoals de regering dat op 15 november 2016 naar de Kamer heeft gestuurd, bevatte geen overgangsrecht (…). Hierop is veel kritiek gekomen. De regering heeft er daarom voor gekozen op 11 januari 2018 per nota van wijziging een beperkte vorm van overgangsrecht in te voegen (…). De indieners vinden deze wijziging een stap in de goede richting, maar zijn van mening dat het overgangsrecht verder kan worden verbeterd.
Op grond van het huidige wetsvoorstel (…) kunnen tot in lengte van dagen vorderingen worden ingediend met gebruikmaking van het nieuwe recht naar aanleiding van gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden vóór inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, voor zover geen sprake is van verjaring. Dat levert een onterechte verruiming op van de bevoegdheden voor eisende partijen, terwijl de verwerende partij onmogelijk met gebruikmaking van dit instrument door de eiser rekening had kunnen houden. Deze vorm van overgangsrecht staat op gespannen voet met het rechtszekerheidsbeginsel. Bedrijven, organisaties of andere partijen hebben immers geen mogelijkheid gehad om zich voor te bereiden op de komst van de nieuwe wet als deze ook van toepassing is op oude gebeurtenissen. Bovendien ontstaat de theoretische mogelijkheid (…) dat verschillende rechtsvorderingen op grond van verschillende regimes door elkaar gaan lopen als er reeds een procedure op grond van het oude recht aanhangig is. Zolang onduidelijk is welk recht op welke situatie van toepassing is, zal dit extra juridische procedures in de hand werken. Om deze redenen roept het overgangsrecht, zoals voorgesteld door de regering, meer problemen op dan dat het duidelijkheid creëert.
Daarom regelt dit amendement dat een rechtsvordering op grond van het nieuwe recht slechts mogelijk is als de schadeveroorzakende gebeurtenis heeft plaatsgevonden op of na 15 november 2016. Dat is de datum dat het wetsvoorstel naar de Kamer is gestuurd en de partijen dus in theorie kunnen weten dat de nieuwe wet eraan komt. Als iemand een massaschadeprocedure wil beginnen wegens een gebeurtenis die vóór 15 november 2016 heeft plaatsgevonden, kan dat op basis van de wet zoals die toen gold. Bij een procedure wegens een gebeurtenis die op of ná die datum heeft plaatsgevonden geldt de wet zoals die na inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel zal komen te gelden. In het theoretische geval dat sprake is van een reeks van gebeurtenissen die zowel vóór als na 15 november 2016 plaatsvinden, is het recht van toepassing zoals dat geldt op het moment dat de laatste gebeurtenis waarop de vordering betrekking heeft, heeft plaatsgevonden.
De voordelen van deze vorm van overgangsrecht, ten opzichte van het overgangsrecht zoals voorgesteld in het wetsvoorstel, is dat het rechtszekerheidsbeginsel beter wordt gewaarborgd. Bovendien wordt de mogelijkheid van dubbele procedures op grond van verschillende juridische regimes kleiner. Tot slot sluit deze vorm van overgangsrecht beter aan bij de wetgeving van ons omringende landen, zoals Engeland en België.
5.27.
De vraag is of in deze zaak de WAMCA van toepassing is. De dagvaarding van SDEJ dateert van 13 maart 2020 (dus van na de inwerkingtreding van de WAMCA). Daarmee is de vraag of de rechtsvordering respectievelijk het geding betrekking heeft op een gebeurtenis of gebeurtenissen die heeft of hebben plaatsgevonden vóór dan wel (op of) na 15 november 2016.
5.28.
SDEJ legt het accent op de verkoop en levering van de “Getroffen Voertuigen” aan de personen wier belangen zij behartigt. Deze verkopen en leveringen hebben volgens haar, in elk geval voor wat betreft de motoren van de typen EA 288 en EA 897, zowel voor als na 15 november 2016 plaatsgevonden. Mede aan de hand van de toelichting bij het amendement Van Gent c.s. komt SDEJ tot toepasselijkheid van de WAMCA. Zij beroept zich daarbij ook nog op de volgende omstandigheden:
- de producenten bieden tot op heden Terugroepacties aan;
- ondanks de Terugroepacties houden de betrokken voertuigen emissies in strijd met de geldende emissienormen;
- de Autofabrikanten ontkennen de aanwezigheid van een manipulatie-instrument
- de aanwezigheid van een manipulatie-instrument in de motoren van het type EA897 is pas na 15 november 2016 aan het licht gekomen;
- Voor alle Getroffen Voertuigen is een Certificaat van overeenstemming afgegeven dat tot op de dag van vandaag ongeldig en onjuist is;
- voor de Gedupeerden bestaat het risico van inperking van hun gebruiksmogelijkheden;
- de in het kader van de Terugroepacties verrichte aanpassingen hebben tot schade geleid die tot op de dag van vandaag voortduurt.
Volgens SDEJ blijkt hieruit dat sprake is van een doorlopende onrechtmatige daad, die zich ook na 15 november 2016 heeft voortgezet.
5.29.
Gedaagden leggen het accent op de ontwikkeling van (de software voor) het volgens SDEJ illegale manipulatie-instrument en het verkrijgen van typegoedkeuring, die volgens hen voor alle motortypen waar deze zaak over gaat dateert van vóór 15 november 2016. Zo komen zij tot toepasselijkheid van artikel 3:305a (oud) BW.
5.30.
De rechtbank overweegt als volgt. SDEJ heeft ervoor gekozen zowel de Autoproducenten, Bosch, [gedaagde 7] als de Autodealers in een procedure te dagvaarden. Uitgangspunt moet zijn dat op het door SDEJ aanhangig gemaakte geding over de hele linie dezelfde regels van burgerlijk procesrecht gelden. Uit de toelichting bij het amendement Van Gent c.s. blijkt voldoende dat het WAMCA-overgangsrecht aanknoopt bij de schadeveroorzakende gebeurtenis of gebeurtenissen, ook al spreekt de wettekst zelf enkel van gebeurtenis of gebeurtenissen. In de toelichting is verder geen aanknopingspunt te vinden op grond waarvan als gebeurtenis ook zou moeten gelden het intreden van schadelijke gevolgen van een gebeurtenis of gebeurtenissen. De initiële, gemeenschappelijke en alles overkoepelende schadeveroorzakende gebeurtenis waarop de vorderingen van SDEJ zijn gebaseerd, is het tot stand brengen van een “Illegaal Manipulatie-instrument” zoals SDEJ dat noemt. Dit is vóór 15 november 2016 ontwikkeld (en de typegoedkeuring voor de betreffende motortypen is ook vóór die datum verkregen). Het daadwerkelijk op de markt brengen van voertuigen waarin dit manipulatie-instrument was ingebouwd, is dus een later intredend schadelijke gevolg van het ontwikkelen van een illegaal manipulatie-instrument. Anders dan het Rv-overgangsrecht laat het BW-overgangsrecht weliswaar een knip toe (“voor zover”). Dat is in dit geval niet relevant, omdat al voor 15 november 2016 een (volgens SDEJ: illegaal) manipulatie-instrument tot stand was gebracht en niet is gesteld dat latere aanpassingen op het gestelde illegale karakter daarvan van invloed zijn geweest.
5.31.
De onder 5.28 genoemde omstandigheden waarop SDEJ zich heeft gebaseerd in haar betoog dat sprake is van een reeks van gebeurtenissen die deels voor en deels na 15 november 2016 hebben plaatsgevonden dan wel van een doorlopende onrechtmatige daad, betreffen eveneens schadelijke gevolgen van de gebeurtenis die in dit geding als alles overkoepelende schadeveroorzakende gebeurtenis is aangemerkt, te weten het tot stand brengen van een “Illegaal Manipulatie-instrument”. Dat betekent dat die omstandigheden niet relevant zijn. Op dit laatste stuit ook het beroep van SDEJ op de in de toelichting bij het amendement Van Gent c.s. bedoelde reeks van gebeurtenissen af.
5.33.
Conform de vastgestelde procesorde hebben partijen eerst en vooraf schriftelijk en mondeling gedebatteerd over (i) de rechtsmacht van de Nederlandse rechter en (ii) de toepasselijkheid van de WAMCA en/of artikel 3:305a (oud) BW. Met dit vonnis is het geschil over deze twee onderwerpen beslecht. In de zaak tussen SDEJ en de Autoproducenten en die tussen SDEJ en Bosch is ieder van partijen deels in het gelijk, deels in het ongelijk gesteld. In de zaak tussen SDEJ en [gedaagde 7] en die tussen SDEJ en de Autodealers is SDEJ in het ongelijk gesteld. De rechtbank zal de beslissingen omtrent proceskosten aanhouden tot een nader vonnis.
Tussentijds hoger beroep
5.34.
De rechtbank ziet geen aanleiding in deze zaak tussentijds hoger beroep toe te staan.
Vervolg van de procedure
5.35.
SDEJ heeft in het petitum van haar dagvaarding al rekening gehouden met de hiervoor onder 5.32 vermelde uitkomst. Er is dus geen aanleiding om haar op dit moment in de gelegenheid te stellen haar stellingen en/of haar vorderingen aan te passen.
5.36.
Conform de vastgestelde procesorde zal de zaak worden verwezen naar de rol voor conclusie van gedaagden met betrekking tot (i) de ontvankelijkheid van SDEJ volgens artikel 3:305a (oud) BW en (ii) het toepasselijk recht. Het in de procesorde genoemde derde onderwerp, de aanwijzing van SDEJ als exclusieve belangenbehartiger, valt af omdat het tot 1 januari 2020 geldende collectieve-actierecht een dergelijke aanwijzing niet kent.
De rechtbank voegt als onderwerp waarover beide partijen zich dienen uit te laten (eerst SDEJ, daarna gedaagden) toe:
(iii) de verhouding van deze procedure ten opzichte van de reeds eerder gevoerde collectieve actie van Stichting Car Claim, die geleid heeft tot het vonnis van 14 juli 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:3617.
Tot slot
5.37.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
6. De beslissing
De rechtbank:
6.1.
verklaart zich onbevoegd voor zover het betreft de tegen de Autoproducenten en Bosch ingestelde vorderingen van SDEJ ten behoeve van Niet NL Kopers;
6.2.
verstaat dat artikel 3:305a (oud) BW van toepassing is op deze procedure en de ingestelde vorderingen;
6.3.
verwijst de zaak naar de rol van 4 mei 2022 voor akte van de zijde van SDEJ over de verhouding van deze procedure tot de eerder gevoerde collectieve actie als bedoeld onder 5.36;
6.4.
verwijst de zaak naar de rol van 20 juli 2022 voor conclusie van gedaagden met betrekking tot (i) de ontvankelijkheid van SDEJ volgens artikel 3:350a (oud) BW, (ii) het toepasselijk recht en (iii) de verhouding van deze procedure tot de eerder gevoerde collectieve actie als bedoeld onder 5.36;
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, mr. J.T. Kruis en mr. M.L.S. Kalff, rechters, bijgestaan door mr. A.A.J. Wissink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2022.
Uitspraak 03‑03‑2021
Inhoudsindicatie
Rolbeslssing over voortzetting WAMCA zaak
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/681190 / HA ZA 20-299
Vonnis van 3 maart 2021
in de zaak van
de stichting
STICHTING DIESEL EMISSIONS JUSTICE,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. Q.L.C.M. Bongaerts te Amsterdam,
e i s e r e s in de hoofdzaak, v e r w e e r s t e r in het incident,
tegen
1. de vennootschap naar buitenlands recht
VOLKSWAGEN AKTIENGESELLSCHAFT,
gevestigd te Wolfsburg, Duitsland,
advocaat mr. J.K. van Hezewijk te Amsterdam,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
AUDI AKTIENGESELLSCHAFT,
gevestigd te Ingolstadt, Duitsland,
advocaat mr. A. Knigge te Amsterdam,
3. de vennootschap naar buitenlands recht
DR. ING. H.C. F. PORSCHE AG,
gevestigd te Stuttgart, Duitsland,
advocaat mr. W. Heemskerk te 's-Gravenhage,
4. de vennootschap naar buitenlands recht
ŠKODA AUTO A.S.,
gevestigd te Mlada Boleslav, Tsjechië,
advocaat mr. J.K. van Hezewijk te Amsterdam,
5. de vennootschap naar buitenlands recht
SEAT S.A.,
gevestigd te Martorell, Spanje,
advocaat mr. J.K. van Hezewijk te Amsterdam,
6. de vennootschap naar buitenlands recht
ROBERT BOSCH GMBH,
gevestigd te Gerlingen-Schillerhöhe, Duitsland,
advocaat mr. D. Horeman te Amsterdam,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PON'S AUTOMOBIELHANDEL B.V.,
gevestigd te Leusden,
advocaat mr. B.W.G. van der Velden te Amsterdam,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOLAND VAN DEN BRUG B.V.,
gevestigd te Drachten,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOURGUIGNON LEEUWARDEN B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VALLEI AUTO GROEP HOLDING B.V.,
gevestigd te Ede,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
11. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DAGO AALTEN B.V.,
gevestigd te Aalten,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
12. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF DAGO B.V.,
gevestigd te Doetinchem,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
13. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOLEASE BEHEER B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
14. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE WAAL AUTOGROEP B.V.,
gevestigd te Tiel,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
15. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEGEMAN GROEP B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
16. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZIJM B.V.,
gevestigd te Arnhem,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
17. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CENTURY AUTOGROEP B.V.,
gevestigd te Groningen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
18. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO ARENA B.V.,
gevestigd te Venlo,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
19. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WEALER B.V.,
gevestigd te Heerlen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
20. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUBORRO B.V.,
gevestigd te Roosendaal,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
21. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF VAN DEN UDENHOUT B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
22. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF VAN MOSSEL B.V.,
gevestigd te Waalwijk,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
23. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN TILBURG-BASTIANEN B.V.,
gevestigd te Breda,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
24. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HERON AUTO AGENTEN B.V.,
gevestigd te Purmerend,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
25. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
A-POINT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
26. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF J. MAAS UITHOORN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
27. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BROEKHUIS ALKMAAR B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
28. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BROEKHUIS DEALER HOLDING B.V.,
gevestigd te Harderwijk,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
29. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PON DEALER B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
30. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HUISKES-KOKKELER AUTOMOBIELBEDRIJVEN B.V.,
gevestigd te Hengelo (Overijssel),
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
31. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
POUW DEALER B.V.,
gevestigd te Leusden,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
32. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO MUNTSTAD B.V.,
gevestigd te Utrecht,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
33. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOMOBIELBEDRIJF VAN BEYNUM WOERDEN B.V.,
gevestigd te Woerden,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
34. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO POPPE DE BEVELANDEN B.V.,
gevestigd te Goes,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
35. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AMES AUTOBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
36. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO HOOGENBOOM B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
37. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF J. MAAS ALPHEN AAN DEN RIJN B.V.,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
38. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOMOBIELBEDRIJF M. DE KONING B.V.,
gevestigd te Krimpen aan den IJssel,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
39. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN BEYNUM GOUDA B.V.,
gevestigd te Gouda,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
40. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WITTEBRUG B.V.,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
41. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF J. MAAS NIEUWKOOP B.V.,
gevestigd te Nieuwkoop,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
42. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEGEMAN ARNHEM B.V.,
gevestigd te Arnhem,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
43. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF MELSE GOES B.V.,
gevestigd te Goes,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
44. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
M.G.P. BASTIAANSEN HOLDING B.V.,
gevestigd te Waalwijk,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
45. de vennootschap onder firma
AUTOMOBIELBEDRIJF GEBR. SCHENKELS,
gevestigd te Nuenen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
46. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VERSLUIS AUTOMOBIELEN B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
47. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BROEKHUIS ASSEN 2 B.V.,
gevestigd te Assen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
48. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BROEKHUIS EMMEN B.V.,
gevestigd te Emmen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
49. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BROEKHUIS HOOGEVEEN B.V.,
gevestigd te Hoogeveen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
50. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF ROTOR B.V.,
gevestigd te Heerlen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
51. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOMOBIELBEDRIJF RIJNWOUD B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
52/53. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GARAGEBEDRIJF KORTERINK ZWOLLE B.V.,
gevestigd te Rouveen dan wel Staphorst,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
54. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN BEYNUM MOORDRECHT B.V.,
gevestigd te Gouda,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
55. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO FLEVO B.V.,
gevestigd te Harderwijk,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
56. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO CARMA B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
57. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AMES AUTO CASA B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
58. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF JAN KOK B.V.,
gevestigd te Zwolle,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
59. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO TRAA B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
60. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GARAGE W.A. MAAS B.V.,
gevestigd te Aalsmeer,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
61. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN DER LINDEN GROEP SEAT ZOETERMEER B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
62. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF VAN DER LINDEN WADDINXVEEN B.V.,
gevestigd te Waddinxveen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
63. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PCG B.V.,
gevestigd te Heteren,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
64. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PCT B.V.,
gevestigd te Enter,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
65. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PON LUXURY CARS B.V.,
gevestigd te Leusden,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
66. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PGZ B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
67. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PON LUXURY CARS AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
g e d a a g d e n in de hoofdzaak, v e r w e e r s t e r s in het incident,
en
de stichting
STICHTING CAR CLAIM,
gevestigd te Rotterdam,
e i s e r e s in het incident,
advocaat mr. P. Haas te Rotterdam.
Eiseres in de hoofdzaak zal hierna SDEJ genoemd worden, gedaagden 1-5 worden afzonderlijk Volkswagen, Audi, Porsche, Škoda en Seat genoemd, en samen Volkswagen c.s. Gedaagden 6 en 7 worden Bosch respectievelijk Pon genoemd. Gedaagden onder 8-67 worden aangeduid als de Autodealers. Eiseres in het incident zal worden aangeduid als Car Claim.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de rolbeslissing van 23 december 2020;
- -
het proces-verbaal van de op 18 januari 2021 gehouden zitting en de daarin vermelde stukken;
- -
de brief van mr. Knigge van 22 februari 2021 met opmerkingen over het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De feiten in het incident
2.1.
In december 2017 heeft Car Claim op de voet van artikel 3:305a (oud) Burgerlijk Wetboek (BW) bij deze rechtbank een geding aanhangig gemaakt tegen Volkswagen, Audi, Škoda, Seat, Bosch, Pon, het merendeel van de Autodealers, enkele andere autodealers en aanvankelijk ook twee natuurlijke personen; Porsche behoort niet tot de gedaagden. In dat geding (hierna: de Car Claim procedure) komt Car Claim op voor Nederlandse gedupeerden.
2.2.
In de Car Claim procedure is op 20 november 2019 (tussen)vonnis gewezen (ECLI:NL:RBAMS:2019:8741) en is thans een mondelinge behandeling ten gronde gepland op 26 en 27 mei 2021.
3. De hoofdzaak
3.1.
Het petitum van de dagvaarding luidt (met de definities zoals opgenomen in de dagvaarding):
REDENEN WAAROM de Stichting (SDEJ; rechtbank) de Rechtbank verzoekt te oordelen als volgt:
I TOEPASSING 3:305A NIEUW (WAMCA)
Voor zover de Rechtbank oordeelt dat op de vorderingen de Wet Afwikkeling Massaschade in een Collectieve Actie van toepassing is, zoals die op 1 januari 2020 in werking is getreden,
Ontvankelijkheid, exclusieve belangenbehartiger en nauw omschreven groep
de Stichting aan te wijzen als exclusieve belangenbehartiger in de zin van art. 1018e(1) (de rechtbank leest:) Rv;
1. te bepalen dat onderhavige collectieve actie op de navolgende groepen van personen en juridische entiteiten betrekking heeft in de zin van artikel 1018d Rv: (hierna gezamenlijk: de Nauw Omschreven Groep):
1.1
alle personen en/of rechtspersonen die
1.1.1
een of meer nieuwe of gebruikte Getroffen Voertuigen hebben gekocht, waarbij onderscheid dient te worden gemaakt tussen de volgende subgroepen:
1.1.1.1 Consumenten die hun Getroffen Voertuig nieuw of tweedehands van een Dealer
hebben gekocht en die hun Getroffen Voertuig nog in bezit hebben;
1.1.1.2 Consumenten die hun Getroffen Voertuig nieuw of tweedehands van een Dealer hebben gekocht en die het Getroffen Voertuig niet langer in bezit hebben;
1.1.1.3 Lessees Kopers die hun Getroffen Voertuig nog in bezit hebben;
1.1.1.4 Lessees Kopers (…) die hun Getroffen Voertuig niet langer in bezit hebben;
1.1.1.5 Consumenten die hun Getroffen Voertuig van een ander dan een Dealer hebben gekocht;
1.1.1.6 Zakelijke Kopers die hun Getroffen Voertuigen nieuw of tweedehands van een Dealer hebben gekocht en die hun Getroffen Voertuig nog in bezit hebben;
1.1.1.7 Zakelijke Kopers die hun Getroffen Voertuigen nieuw of tweedehands van een Dealer hebben gekocht en die hun Getroffen Voertuig niet langer in bezit hebben;
1.1.1.8 Zakelijke Kopers die hun Getroffen Voertuig van een ander dan een Dealer hebben gekocht;
of,
1.1.2
een of meer nieuwe of gebruikte Getroffen Voertuigen uit hoofde van financial lease in bezit hebben, waarbij de Lessee nog geen juridisch eigenaar geworden is:
Opt out
2. te bepalen dat:
2.1
ieder lid van de Nauw Omschreven Groep dat in Nederland woonachtig is of domicilie heeft gedurende een periode van drie maanden na de aankondiging in de zin van artikel 1018f lid 3 Rv van de uitspraak tot aanwijzing van de Exclusieve Belangenbehartiger, de mogelijkheid zal hebben bij schriftelijk bericht aan de griffie van de Rechtbank te laten weten zich van de behartiging van hun belangen in deze collectieve actie te onttrekken;
2.2
ieder lid van de Nauw Omschreven Groep dat buiten Nederland woonachtig is of domicilie heeft, gedurende een periode van zes maanden na de aankondiging in de zin van artikel 1018f lid 3 Rv van de uitspraak tot aanwijzing van de Exclusieve Belangenbehartiger, de mogelijkheid zal hebben bij schriftelijk bericht aan de griffie te laten weten in te stemmen met de behartiging van hun belangen in deze collectieve vordering.
Verklaringen voor recht
3. voor recht te verklaren dat:
3.1
ten aanzien van de bescherming van kleine zelfstandigen, dat verenigingen en stichtingen zonder winstoogmerk, alsmede (…) eenmanszaken, combinaties van natuurlijke personen zoals bijvoorbeeld vennootschappen onder firma, of rechtspersonen met slechts één werknemer waarvan de omzet in het boekjaar voorafgaand aan het jaar van aankoop van het Getroffen Voertuig niet hoger was dan EUR 100.000, in de in deze procedure toe te wijzen vonnissen hebben te gelden als consumenten.
3.2
ten aanzien van oneerlijke handelspraktijken:
3.2.1
de gedragingen van de Autofabrikanten, Bosch en Pon als omschreven in het lichaam van deze dagvaarding kwalificeren als een oneerlijke handelspraktijk en mitsdien jegens de Consumenten onrechtmatig zijn;
3.2.2
de gedragingen van de Autofabrikanten, Bosch en Pon als omschreven in het lichaam van deze dagvaarding aan de Dealers zijn toe te rekenen zodat de oneerlijke handelspraktijken ook aan de Dealers (de rechtbank leest:) kunnen worden tegengeworpen en hun gedragingen onrechtmatig zijn jegens de Consumenten;
3.2.3
de Overeenkomsten die tussen Consumenten en de Dealers (…) – althans voor 14 juni 2014 – tot stand zijn gekomen als gevolg van voornoemde oneerlijke handelspraktijken, vernietigbaar zijn;
3.2.4
de Dealers, de Autofabrikanten, Bosch en Pon gelet op de oneerlijke handelspraktijken jegens de Consumenten hoofdelijk schadeplichtig zijn.
3.3
ten aanzien van dwaling:
3.3.1
de Consumenten, Lessees Kopers en de Zakelijke Kopers bevoegd zijn de Overeenkomsten te vernietigen.
3.4
ten aanzien van conformiteit, productaansprakelijkheid en wanprestatie:
3.4.1
dat de Getroffen Voertuigen niet aan de Overeenkomsten beantwoorden;
3.4.2
dat de redelijke termijn tot herstel of vervanging van de gebreken in de Getroffen Voertuigen ongebruikt is verstreken;
3.4.3
dat de Consumenten, Lessees Kopers en de Zakelijke Kopers gerechtigd zijn van de betreffende Dealers vervanging van het onderhavige Getroffen Voertuig te vorderen voor zover zij hun Getroffen Voertuig nog in hun bezit hebben;
3.4.4
dat de Consumenten, Lessees Kopers en Zakelijke Kopers de bevoegdheid hebben om hun respectieve Overeenkomsten met de respectievelijke Dealers te ontbinden.
3.5
ten aanzien van oneerlijke handelspraktijken, dwaling, non-conformiteit, productaansprakelijkheid en wanprestatie:
3.5.1
dat de Consumenten, Lessees Kopers en Zakelijke Kopers die op grond van de in het kader van dit petitum toe te wijzen vorderingen, waaronder verklaringen voor recht, vernietiging dan wel ontbinding van de Overeenkomst met de desbetreffende Dealers vorderen, dan wel zaaksvervanging, bij toewijzing daarvan geen vergoeding voor het gebruik van het betreffende Getroffen Voertuig verschuldigd zijn;
3.6
ten aanzien van onrechtmatige daad:
3.6.1
dat ieder van de Autofabrikanten, Bosch, Pon en de Dealers, althans een of meer van hen, jegens de Consumenten, de Zakelijke Kopers en de Lessees onrechtmatig hebben gehandeld;
3.6.2
dat het onrechtmatig handelen van de Autofabrikanten, Bosch en Pon jegens de Consumenten, de Zakelijke Kopers en de Lessees eveneens aan de Dealers kan worden tegengeworpen;
3.6.3
dat ieder van de Autofabrikanten, Bosch, Pon en de Dealers, althans een of meer van hen, zich jegens de Consumenten, de Zakelijke Kopers en de Lessees schuldig hebben gemaakt aan onrechtmatig handelen in groepsverband in de zin van artikel 6:166 BW;
Vorderingen tot vernietiging, ontbinding, zaaksvervanging en schadevergoeding
4. ten aanzien van de Consumenten, Lessees Kopers en de Zakelijke Kopers die ten tijde van het in dezen te wijzen vonnis nog in het bezit van hun voertuig zijn en die voor het in deze procedure te wijzen eindvonnis niet kenbaar hebben gemaakt hun Getroffen Voertuig te willen behouden, te oordelen als volgt:
4.1
primair:
4.1.1
de vernietiging van de Overeenkomst tussen de Consument, Lessees Koper of de Zakelijke Koper en de desbetreffende Dealers uit te spreken, de betreffende Dealers te veroordelen de gehele koopprijs van het Getroffen Voertuig terug te betalen, zonder dat deze daarbij aanspraak zal kunnen maken op een vergoeding in verband met het gebruik van het Getroffen Voertuig of de waardevermindering daarvan.
4.2
Subsidiair:
4.2.1
de betreffende Dealers van wie de Consument, Lessees Koper of de Zakelijke Koper het Getroffen Voertuig heeft gekocht te veroordelen het Getroffen Voertuig terug te nemen en te vervangen door een nieuw exemplaar van een Vergelijkbaar Type, zonder dat deze daarbij aanspraak zal kunnen maken op een vergoeding in verband met het gebruik van het Getroffen Voertuig of de waardevermindering daarvan.
subsidiair
4.2.2
de Autofabrikanten, Bosch en Pon hoofdelijk te veroordelen het Getroffen Voertuig terug te nemen en te vervangen door een nieuw exemplaar van een Vergelijkbaar Type, zonder dat deze daarbij aanspraak zal kunnen maken op een vergoeding in verband met het gebruik van het Getroffen Voertuig of de waardevermindering daarvan.
4.3
Meer subsidiair:
4.3.1
Te verklaren voor recht dat de Overeenkomsten die de Consumenten, Lessees Kopers of de Zakelijke Kopers met de desbetreffende Dealers hebben gesloten zijn ontbonden en deze gehouden zijn aan de betreffende Consumenten en de Zakelijke Kopers de koopprijs terug te betalen, zonder dat deze daarbij aanspraak zal kunnen maken op een vergoeding in verband met het gebruik van het Getroffen Voertuig of de waardevermindering daarvan.
4.4
Meer subsidiair:
4.4.1
Te verklaren voor recht dat de Overeenkomsten die de Consumenten, Lessees Kopers en de Zakelijke Kopers met de desbetreffende Dealers hebben gesloten op eerste verzoek daartoe van een Consument, Lessees Koper of een Zakelijke Koper als vernietigd dan wel meer subsidiair ontbonden hebben te gelden, waarna de desbetreffende Dealers gehouden zijn aan de betreffende Consumenten, Lessees Kopers of Zakelijke Kopers de koopprijs terug te betalen, zonder dat deze daarbij aanspraak zal kunnen maken op een vergoeding in verband met het gebruik van het Getroffen Voertuig of de waardevermindering daarvan.
4.5
meer subsidiair:
4.5.1
de Autofabrikanten, Bosch en Pon en de Dealers hoofdelijk te veroordelen de Consumenten, Lessees Kopers en de Zakelijke Kopers de schade te vergoeden die zij hebben geleden door middel van:
4.5.1.1 – indien de Consument, Lessees Koper en de Zakelijke Koper daarvoor opteert en verzoekt – een schadevergoeding anders dan in geld, namelijk door vervanging van het Getroffen Voertuig door een nieuw exemplaar van een Vergelijkbaar Type, zonder dat de Verweerders daarbij aanspraak zullen kunnen maken op een vergoeding in verband met het gebruik van het Getroffen Voertuig of de waardevermindering daarvan;
4.5.1.2 een schadevergoeding.
5. ten aanzien van de Consumenten, Lessees Kopers en de Zakelijke Kopers die ten tijde van het in dezen te wijzen vonnis niet langer in het bezit van hun Getroffen Voertuig zijn dan wel die voor het in deze procedure te wijzen eindvonnis kenbaar hebben gemaakt hun Getroffen Voertuig te willen behouden:
5.1
De Autofabrikanten, Bosch, Pon en de Dealers hoofdelijk te veroordelen de Consumenten, Lessees Kopers en de Zakelijke Kopers de schade te vergoeden die zij hebben geleden, zoals nader door de Rechtbank vast te stellen.
6. ten aanzien van Lessees:
6.1
De Autofabrikanten, Bosch en Pon hoofdelijk te veroordelen de Lessees de schade te vergoeden die zij hebben geleden, zoals nader door de Rechtbank vast te stellen
7. In alle gevallen waarin een geldvordering wordt toegewezen, deze te vermeerderen met wettelijke rente vanaf het moment dat de Gedaagden, dan wel een of meer van hen, in verzuim zijn, waarbij de Stichting ten behoeve van de zakelijke gedupeerden aanspraak maakt op wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW.
8. Gedaagden te veroordelen in de kosten van dit geding, inclusief, indien van toepassing, de redelijke en evenredige kosten als bedoeld in artikel 1018l lid 2 (de rechtbank leest:) Rv die de Stichting met het oog op de procedure heeft gemaakt, één en ander te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het in deze procedure te wijzen vonnis.
een en ander met dien verstande dat voor zover Uw Rechtbank van oordeel is dat op het onderliggende feitencomplex het collectieve actierecht van toepassing is zoals dat gold voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet Afwikkeling Massaschade in een Collectieve Actie, dan heeft te gelden dat de vorderingen sub 1, 2 en 3 van dit petitum komen te vervallen, alsmede de vorderingen tot betaling van een schadevergoeding in geld.
3.2.
De hoofdzaak zal, ter onderscheiding van de Car Claim procedure, hierna ook worden aangeduid als de SDEJ-procedure.
4. Het incident
4.1.
Car Claim vorderde bij haar conclusie in incident dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
primair
Car Claim in de SDEJ-procedure toelaat als tussenkomende partij en de SDEJ-procedure:
a. integraal aanhoudt totdat in de Car Claim procedure eindvonnis is gewezen dat in kracht van gewijsde is gegaan; dan wel
b. partieel aanhoudt totdat in de Car Claim procedure eindvonnis is gewezen dat in kracht van gewijsde is gegaan;
subsidiair
Car Claim in de SDEJ-procedure toelaat als voegende partij aan de zijde van SDEJ;
primair en subsidiair
met veroordeling van SDEJ, Volkswagen c.s., Bosch, Pon en de Autodealers in de kosten van het incident en de nakosten, met wettelijke rente.
4.2.
Ter gelegenheid van de zitting van 18 januari 2021 heeft Car Claim de vordering die ertoe strekt dat zij in de hoofdzaak mag tussenkomen ingetrokken. De vordering die ertoe strekt dat zij zich mag voegen aan de zijde van SDEJ en de vordering strekkende tot integrale dan wel partiële aanhouding van de hoofdzaak heeft zij gehandhaafd. Car Claim wenst zich aldus te voegen en als gevoegde partij aanhouding te vorderen.
4.3.
Car Claim legt aan de vordering die ertoe strekt dat zij zich mag voegen aan de zijde van SDEJ, kort samengevat, het volgende ten grondslag. De Car Claim procedure en de SDEJ-procedure betreffen beide het zogeheten Volkswagen-dieselemissieschandaal. De Car Claim procedure bevindt zich thans in een vergevorderd stadium. De rechtbank heeft rechtsmacht aangenomen en heeft Car Claim op de voet van artikel 3:305a (oud) BW ontvankelijk verklaard. De later aangevangen SDEJ-procedure ziet op vrijwel hetzelfde feitencomplex en draait om vrijwel dezelfde rechtsvragen. Een en ander ten behoeve van de gedupeerden voor wie Car Claim ook opkomt en tegen grotendeels dezelfde gedaagden. Er bestaat een reëel risico dat in de twee procedures tegenstrijdige beslissingen worden gegeven en dat gebeurtenissen in de SDEJ-procedure de rechtspositie van Car Claim en de gedupeerden voor wie zij opkomt nadelig beïnvloeden. Indien en voor zover in en op de SDEJ-procedure de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (de WAMCA) van toepassing is, heeft een uitspraak in de SDEJ-procedure verbindende werking voor alle Nederlandse gedupeerden, waaronder de gedupeerden van wie Car Claim ook in de Car Claim procedure de belangen behartigt. Kiezen deze gedupeerden niet voor opt-out, dan beïnvloedt een beslissing in de SDEJ-procedure hun rechtspositie. In de Car Claim procedure vastgestelde rechten van gedupeerden kunnen teniet worden gedaan met een andersluidend oordeel in de SDEJ-procedure. De individuele gedupeerden kunnen bovendien pas een goed geïnformeerde keuze over opt-out maken als er een uitspraak in de Car Claim procedure is. Ook blijkens een opmerking van de minister tijdens de parlementaire behandeling van de WAMCA ligt het voor de hand dat de WAMCA-procedure (de SDEJ-procedure) wordt aangehouden totdat in de procedure “oude stijl” (de Car Claim procedure) een verklaring voor recht is verkregen en dat daarna pas de WAMCA-procedure wordt voortgezet in aanvulling op het in de procedure “oude stijl” verkregen resultaat. Indien en voor zover in en op de SDEJ-procedure het tot 1 januari 2020 geldende recht van toepassing is, voegt de SDEJ-procedure niet of nauwelijks iets toe aan de Car Claim procedure. Voor zover in dat geval bij de SDEJ-procedure nog enig belang zou bestaan, bestaat in elk geval het risico op onverenigbare beslissingen. Al met al dreigt de SDEJ-procedure de Car Claim procedure op onaanvaardbare wijze te doorkruisen. Door aanhouding van de SDEJ-procedure kan dat worden voorkomen. Dat kan eventueel ook een partiële aanhouding zijn, in die zin dat deze beperkt blijft tot de gedupeerden voor wie Car Claim opkomt (in termen van woon- of verblijfplaats en de betrokken dieselmotor), aldus nog steeds Car Claim.
4.4.
SDEJ en Volkswagen c.s. voeren verweer tegen de vordering van Car Claim die ertoe strekt dat zij zich mag voegen aan de zijde van SDEJ. Bosch, Pon en de Autodealers refereren zich ter zake van die vordering aan het oordeel van de rechtbank.
5. De beoordeling in het incident
5.1.
De rechtbank beperkt zich in dit vonnis tot de beoordeling van de vordering van Car Claim die ertoe strekt dat zij zich mag voegen aan de zijde van SDEJ.
5.2.
De ook door andere partijen in de SDEJ-procedure aangekaarte aanhoudingskwestie komt in een separate rolbeslissing aan de orde. Car Claim erkent dat zij gevoegde partij moet zijn om over die kwestie te kunnen en mogen meespreken.
5.3.
Artikel 217 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt, voor zover hier van belang, dat ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding kan vorderen zich daarin te mogen voegen.
5.4.
Artikel 217 Rv staat in paragraaf 3 (Voeging en tussenkomst) van de tiende afdeling (Incidentele vorderingen) van de tweede titel (De dagvaardingsprocedure in eerste aanleg) van het Eerste Boek van Rv.
5.5.
Met ingang van 1 januari 2020 is de WAMCA in werking getreden, de Wet van 20 maart 2019, Stb. 130, tot wijziging van het BW en Rv teneinde de afwikkeling van massaschade in een collectieve actie mogelijk te maken.
5.6.
Artikel 6:119a lid 2 Overgangswet nieuw BW bevat het voor de SDEJ-procedure relevante met de WAMCA samenhangende BW-overgangsrecht: voor een rechtsvordering die strekt tot gelijksoortige belangen als bedoeld in artikel 3:305a BW en die is ingesteld op of na 1 januari 2020 blijven de voorwaarden van toepassing die golden voor die datum voor zover de rechtsvordering betrekking heeft op een gebeurtenis of gebeurtenissen die heeft of hebben plaatsgevonden voor 15 november 2016.
5.7.
Artikel III lid 2 van de WAMCA bevat het voor de SDEJ-procedure relevante met de WAMCA samenhangende Rv-overgangsrecht: titel 14A Rv (Van rechtspleging in zaken betreffende een collectieve actie en collectieve schadeafwikkeling) is van toepassing op gedingen die aanhangig zijn gemaakt op of na 1 januari 2020 en die betrekking hebben op een gebeurtenis of gebeurtenissen die heeft of hebben plaatsgevonden op of na 15 november 2016. De rechtbank merkt op dat zij artikel III lid 2 van de WAMCA leest als: “Artikel II en artikel IIa van deze wet zijn van toepassing… et cetera”.
5.8.
In de SDEJ-procedure is nog niet beslist welk recht van toepassing is: het tot 1 januari 2020 geldende recht, het met ingang van 1 januari 2020 geldende recht of een combinatie. In het kader van de beoordeling van het door Car Claim geopende incident zullen beide regelingen in ogenschouw worden genomen.
indien de WAMCA (deels) van toepassing is
5.9.
Vooropgesteld wordt dat Car Claim in de Car Claim procedure en in het onderhavige incident optreedt als rechtspersoon als bedoeld in artikel 3:305a (oud) BW.
5.10.
Op bladzijden 1 en 2 van de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat uiteindelijk heeft geleid tot de WAMCA trekt de wetgever de volgende hoofdlijnen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2016-2017, 34 608, nr. 3):
• Het voorstel wil schikken aantrekkelijker maken door verbetering van de kwaliteit van collectieve belangenbehartigers, coördinatie van collectieve procedures en meer finaliteit.
• Er komt één regime voor collectieve acties op grond van artikel 3:305a BW, ongeacht of ze strekken tot schadevergoeding in geld of niet.
• De ontvankelijkheidseisen voor belangenorganisaties voor het instellen van een collectieve vordering worden aangescherpt op het punt van governance, financiering en representativiteit. (…).
• Een collectieve vordering moet een voldoende nauwe band hebben met de Nederlandse rechtssfeer.
• Alle collectieve acties moeten (…) worden aangetekend in een register voor collectieve acties.
• Als meer belangenorganisaties een collectieve vordering willen instellen voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen over soortgelijke feitelijke en rechtsvragen, wijst de rechter uit hun midden de meest geschikte aan als Exclusieve Belangenbehartiger voor alle gedupeerden.
• De niet-aangewezen belangenbehartigers blijven wel partij in de procedure.
• Na aanwijzing van de Exclusieve Belangenbehartiger kunnen gedupeerden zich aan de collectieve belangenbehartiging onttrekken door een opt out.
• De uitspraak van de rechter in de procedure is bindend voor alle gedupeerden die niet hebben ge-optout.
Aan deze hoofdlijnen houdt de wetgever gedurende de hele wetsgeschiedenis vast, met dien verstande dat hij bij Nota van Wijziging (Tweede Kamer, vergaderjaar 2017-2018, 34 608, nr. 7) de mogelijkheid van opt-in heeft toegevoegd.
5.11.
5.12.
Een van de artikelen uit die titel is artikel 1018b Rv. Het tweede lid van dat artikel bepaalt dat de tweede titel van het Eerste Boek van Rv van toepassing is, tenzij in titel 14A anders is bepaald.
5.13.
Car Claim wijst er op zichzelf terecht op dat titel 14A Rv de toepassing van artikel 217 Rv niet met zoveel woorden uitsluit. Uit het systeem van de WAMCA vloeit echter voort dat voor voeging van Car Claim aan de zijde van SDEJ in een WAMCA-procedure geen plaats is. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
a. De door SDEJ op 13 maart 2020 uitgebrachte dagvaarding is op 16 maart 2020 aangetekend in het in artikel 3:305a lid 7 BW bedoelde centraal register voor collectieve vorderingen.
b. Op grond van artikel 1018d Rv had Car Claim in beginsel binnen drie maanden na 16 maart 2020 bij deze rechtbank een collectieve vordering kunnen instellen voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen als waarop de door SDEJ ingestelde collectieve vordering betrekking heeft, over gelijksoortige feitelijke en rechtsvragen, onder vermelding van de aantekening.
c. Indien Car Claim een dergelijke collectieve vordering had ingesteld, zou de rechtbank, in geval van ontvankelijkheid van zowel Car Claim als SDEJ, op de voet van artikel 1018e Rv in beginsel een van hen als exclusieve belangenbehartiger hebben aangewezen. Deze eiser zou mede zijn opgetreden als vertegenwoordiger van de niet als exclusieve belangenbehartiger aangewezen eiser. De niet als exclusieve belangenbehartiger aangewezen eiser zou partij zijn gebleven. De rechtbank zou hebben kunnen bepalen dat ook deze eiser proceshandelingen mocht verrichten.
d. Als het gaat om eisers die collectieve vorderingen instellen, kent de WAMCA aldus een in twee opzichten gesloten systeem. Uit de ontvankelijk geoordeelde eisers wordt met inachtneming van de in artikel 1018e lid 1 Rv vermelde omstandigheden in beginsel één exclusieve belangenbehartiger aangewezen. Deze “meest geschikte” eiser vervult met uitsluiting van de niet als exclusieve belangenbehartiger aangewezen eisers zelfstandig een leidende en coördinerende rol.
e. Vaststaat dat Car Claim niet (tijdig) de weg van artikel 1018d Rv heeft bewandeld. Daarmee heeft zij zichzelf de kans ontnomen om partij te worden in de SDEJ-procedure.
f. Voeging van Car Claim aan de zijde van SDEJ zou het hiervoor beschreven, door de WAMCA-wetgever weloverwogen geïntroduceerde, systeem verstoren. Daarmee zou Car Claim immers, buiten de in de WAMCA gestelde ontvankelijkheidsvereisten en ook buiten de in de WAMCA voorziene aanwijzingsprocedure om, in de SDEJ-procedure alsnog een plaats als partij naast de eisende partij verwerven.
g. De door Car Claim aangevoerde omstandigheid dat nog niet zeker is dat in de Car Claim procedure einduitspraak zal zijn gedaan op het moment dat – indien dat zover komt – in de SDEJ-procedure de mogelijkheid van opt-out wordt geboden, is geen reden af te wijken van voornoemd systeem van de WAMCA. Een keuze voor al dan niet opt-out in een collectieve procedure moet in zijn algemeenheid nu eenmaal worden gemaakt op een moment dat nog niet duidelijk is hoe de procedure zal aflopen. Dat zal hier niet anders zijn.
h. De door Car Claim aangevoerde omstandigheid dat de rechtbank haar in de Car Claim procedure ontvankelijk heeft verklaard, rechtvaardigt niet dat zij alsnog partij wordt in een latere WAMCA-procedure zonder de route van artikel 1018d Rv te volgen. Hetzelfde geldt voor de door Car Claim aangevoerde omstandigheid dat aan haar goede bedoelingen ten aanzien van de belangen van de gedupeerden en aan haar waardering voor de inspanningen van SDEJ niet behoeft te worden getwijfeld.
indien het tot 1 januari 2020 geldende recht (deels) van toepassing is
5.14.
Indien en voor zover in en op de SDEJ-procedure het tot 1 januari 2020 geldende recht van toepassing is, geldt het volgende.
a. “Voeging is de figuur waarbij de derde zich schaart aan de zijde van één van beide partijen, en dus niet méér beoogt dan toewijzing van de vorderingen in de hoofdzaak (voeging aan de zijde van eiser) (…)” (Van Dam-Lely, T&C Rv, aantekening 1.b bij artikel 217).
b. Voor het aannemen van een belang bij de door haar gewenste voeging is nodig dat Car Claim nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de SDEJ-procedure die ongunstig is voor SDEJ (HR 14 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC6692 en HR 6 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5241). Onder nadelige gevolgen zijn in dit verband te verstaan de feitelijke of juridische gevolgen die de afwijzing van de vordering van SDEJ of het gezag van gewijsde van eindbeslissingen in de SDEJ-procedure zal kunnen hebben voor Car Claim, zie HR 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:306 en HR 15 januari 2021, ECLI:NL:HR:2021:43. In precedentwerking is niet voldoende belang gelegen, ook niet als het gaat om sterk op elkaar gelijkende zaken tussen deels dezelfde partijen (HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1602).
c. Car Claim heeft onvoldoende onderbouwd welke nadelige gevolgen zij kan ondervinden van een voor SDEJ ongunstige uitkomst van de SDEJ-procedure. De enkele stelling dat een risico op tegenstrijdige beslissingen bestaat, is in dit geval niet toereikend, omdat het gezag van gewijsde van eindbeslissingen in de SDEJ-procedure op zichzelf voor Car Claim geen gevolgen heeft, en dat laatste heeft Car Claim ook niet gesteld.
in beide gevallen
5.15.
In aanvulling op hetgeen hiervoor is overwogen, geldt nog het volgende. Tussen partijen is niet in geschil dat deels overlap bestaat tussen de personen van wie Car Claim en van wie SDEJ de belangen behartigen. De personen voor wie Car Claim opkomt zullen in ieder geval ten dele onderdeel uitmaken van de in artikel 1018e lid 2 Rv bedoelde nauw omschreven groep van personen wier belangen SDEJ in de SDEJ-procedure behartigt. Deze personen zullen, voor zover zij in Nederland wonen of verblijven, in beginsel aan WAMCA-beslissingen gebonden zijn, zie onder meer artikel 1018k lid 1 Rv. Car Claim wil dit laatste voorkomen door als gevoegde partij aanhouding van de SDEJ-procedure te vorderen. Zij beoogt aldus (vooralsnog) geen toewijzing van de vorderingen in de hoofdzaak. Integendeel, zij wil in elk geval voorlopig ieder inhoudelijk oordeel in de hoofdzaak voorkomen. Zij staat hierin lijnrecht tegenover SDEJ. Voeging is een rechtsfiguur die het voor een derde partij (met een belang) mogelijk maakt om zich aan de zijde te scharen van een van partijen in een aanhangig geding. Daarin ligt besloten dat de voegende partij enkel het standpunt van de partij aan wiens zijde gevoegd wordt, kan ondersteunen en niet iets anders kan vorderen. Nu dit laatste wel de insteek van Car Claim is – aanhouding van de procedure, terwijl SDEJ daartegen is – kan de voeging ook om deze reden niet worden toegewezen.
conclusie
5.16.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, vloeit voort dat het gevorderde dient te worden afgewezen.
5.17.
Car Claim zal als de in het ongelijk gestelde partij in het incident in de kosten van Volkswagen c.s. worden veroordeeld. Deze kosten worden begroot op EUR 1.126,00 (twee punten, tarief II) aan salaris advocaat. De nakosten zullen (ambtshalve) worden toegewezen op de in de beslissing vermelde wijze.
Aangezien Bosch, Pon en de Autodealers zich ten aanzien van de voeging hebben gerefereerd en SDEJ niet heeft gevraagd Car Claim in de kosten te veroordelen, zal de rechtbank de kosten in het incident tussen voornoemde partijen compenseren.
6. De hoofdzaak
Zoals hiervoor onder 5.2 reeds is vermeld, komt de aanhoudingskwestie in een separate rolbeslissing aan de orde. In dit vonnis zal daarom geen beslissing worden genomen over (het vervolg van) de hoofdzaak.
7. De beslissing
De rechtbank:
in het incident:
7.1.
wijst het gevorderde af;
7.2.
veroordeelt Car Claim in de aan de zijde van Volkswagen c.s. gevallen kosten van het incident, tot dit vonnis begroot op EUR 1.126,00;
7.3.
veroordeelt Car Claim in de na dit vonnis aan de zijde van Volkswagen c.s. ontstane nakosten, begroot op EUR 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en Car Claim niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met EUR 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis;
7.4.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
7.5.
compenseert de kosten van het incident tussen Car Claim en SDEJ, Bosch, Pon en de Autodealers in die zin dat ieder van hen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, mr. J.T. Kruis en mr. M.L.S. Kalff, bijgestaan door mr. A.A.J. Wissink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2021.
Uitspraak 23‑12‑2020
Inhoudsindicatie
Car claim procedeert reeds tegen Volkswagen cs over sjoemelsoftware. SDEJ is daarna WAMCA-procedure begonnen. Car Claim heeft incidentele vordering ingesteld; zij wil in die procedure tussenkomen dan wel zich daarin voegen, met het doel de tweede procedure stil te leggen tot de eerste procedure is beslist. Incidentele vordering afgewezen.
Partij(en)
rolbeslissing
RECHTBANK AMSTERDAM
afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/681190 / HA ZA 20-299
Rolbeslissing van 23 december 2020
in de zaak van
de stichting
STICHTING DIESEL EMISSIONS JUSTICE,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. Q.L.C.M. Bongaerts te Amsterdam,
e i s e r e s,
tegen
1. de vennootschap naar buitenlands recht
VOLKSWAGEN AKTIENGESELLSCHAFT,
gevestigd te Wolfsburg, Duitsland,
advocaat mr. J.K. van Hezewijk te Amsterdam,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
AUDI AKTIENGESELLSCHAFT,
gevestigd te Ingolstadt, Duitsland,
advocaat mr. A. Knigge te Amsterdam,
3. de vennootschap naar buitenlands recht
DR. ING. H.C. F. PORSCHE AG,
gevestigd te Stuttgart, Duitsland,
advocaat mr. W. Heemskerk te 's-Gravenhage,
4. de vennootschap naar buitenlands recht
ŠKODA AUTO A.S.,
gevestigd te Mlada Boleslav, Tsjechië,
advocaat mr. J.K. van Hezewijk te Amsterdam,
5. de vennootschap naar buitenlands recht
SEAT S.A.,
gevestigd te Martorell, Spanje,
advocaat mr. J.K. van Hezewijk te Amsterdam,
6. de vennootschap naar buitenlands recht
ROBERT BOSCH GMBH,
gevestigd te Gerlingen-Schillerhöhe, Duitsland,
advocaat mr. D. Horeman te Amsterdam,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PON'S AUTOMOBIELHANDEL B.V.,
gevestigd te Leusden,
advocaat mr. B.W.G. van der Velden te Amsterdam,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOLAND VAN DEN BRUG B.V.,
gevestigd te Drachten,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOURGUIGNON LEEUWARDEN B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VALLEI AUTO GROEP HOLDING B.V.,
gevestigd te Ede,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
11. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DAGO AALTEN B.V.,
gevestigd te Aalten,
gedaagde,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
12. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF DAGO B.V.,
gevestigd te Doetinchem,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
13. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOLEASE BEHEER B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
14. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE WAAL AUTOGROEP B.V.,
gevestigd te Tiel,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
15. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEGEMAN GROEP B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
16. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZIJM B.V.,
gevestigd te Arnhem,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
17. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CENTUR AUTOGROEP B.V.,
gevestigd te Groningen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
18. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO ARENA B.V.,
gevestigd te Venlo,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
19. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WEALER B.V.,
gevestigd te Heerlen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
20. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUBORRO B.V.,
gevestigd te Roosendaal,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
21. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF VAN DEN UDENHOUT B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
22. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF VAN MOSSEL B.V.,
gevestigd te Waalwijk,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
23. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN TILBURG-BASTIANEN B.V.,
gevestigd te Breda,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
24. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HERON AUTO AGENTEN B.V.,
gevestigd te Purmerend,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
25. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
A-POINT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
26. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF J. MAAS UITHOORN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
27. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BROEKHUIS ALKMAAR B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
28. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BROEKHUIS DEALER HOLDING B.V.,
gevestigd te Harderwijk,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
29. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PON DEALER B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
30. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HUISKES-KOKKELER AUTOMOBIELBEDRIJVEN B.V.,
gevestigd te Hengelo (Overijssel),
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
31. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
POUW DEALER B.V.,
gevestigd te Leusden,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
32. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO MUNTSTAD B.V.,
gevestigd te Utrecht,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
33. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOMOBIELBEDRIJF VAN BEYNUM WOERDEN B.V.,
gevestigd te Woerden,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
34. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO POPPE DE BEVELANDEN B.V.,
gevestigd te Goes,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
35. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AMES AUTOBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
36. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO HOOGENBOOM B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
37. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF J. MAAS ALPHEN AAN DEN RIJN B.V.,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
38. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOMOBIELBEDRIJF M. DE KONING B.V.,
gevestigd te Krimpen aan den IJssel,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
39. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN BEYNUM GOUDA B.V.,
gevestigd te Gouda,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
40. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WITTEBRUG B.V.,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
41. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF J. MAAS NIEUWKOOP B.V.,
gevestigd te Nieuwkoop,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
42. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEGEMAN ARNHEM B.V.,
gevestigd te Arnhem,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
43. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF MELSE GOES B.V.,
gevestigd te Goes,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
44. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
M.G.P. BASTIAANSEN HOLDING B.V.,
gevestigd te Waalwijk,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
45. de vennootschap onder firma
AUTOMOBIELBEDRIJF GEBR. SCHENKELS,
gevestigd te Nuenen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
46. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VERSLUIS AUTOMOBIELEN B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
47. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BROEKHUIS ASSEN 2 B.V.,
gevestigd te Assen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
48. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BROEKHUIS EMMEN B.V.,
gevestigd te Emmen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
49. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BROEKHUIS HOOGEVEEN B.V.,
gevestigd te Hoogeveen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
50. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF ROTOR B.V.,
gevestigd te Heerlen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
51. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOMOBIELBEDRIJF RIJNWOUD B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
52/53. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GARAGEBEDRIJF KORTERINK ZWOLLE B.V.,
gevestigd te Rouveen dan wel Staphorst,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
54. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN BENUM MOORDRECHT B.V.,
gevestigd te Moordrecht,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
55. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO FLEVO B.V.,
gevestigd te Harderwijk,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
56. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO CARMA B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
57. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AMES AUTO CASA B.V.,
gevestigd te ,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
58. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF JAN KOK B.V.,
gevestigd te Zwolle,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
59. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTO TRAA B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
60. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GARAGE W.A. MAAS B.V.,
gevestigd te Aalsmeer,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
61. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN DER LINDEN GROEP SEAT ZOETERMEER B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
62. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF VAN DER LINDEN WADDINXVEEN B.V.,
gevestigd te Waddinxveen,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
63. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PCG B.V.,
gevestigd te Heteren,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
64. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PCT B.V.,
gevestigd te Enter,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
65. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PON LUXURY CARS B.V.,
gevestigd te Leusden,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
66. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PGZ B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
67. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PON LUXURY CARS AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
g e d a a g d e n,
en
de stichting
STICHTING CAR CLAIM,
gevestigd te Rotterdam
eiseres in incidentele vorderingen tot voeging, tussenkomst en aanhouding,
advocaat mr. P. Haas te Rotterdam.
De voornoemde eiseres en gedaagden in de hoofdzaak zijn tevens verweersters in de genoemde incidenten
Eiseres zal hierna SDEJ genoemd worden, gedaagden 1-5 worden afzonderlijk Volkswagen, Audi, Porsche, Škoda en Seat genoemd en samen Volkswagen c.s. Gedaagden 6 en 7 worden Bosch respectievelijk Pon genoemd. Gedaagden onder 8-67 worden aangeduid als de Autodealers. Eiseres in de incidenten zal worden aangeduid als Car Claim.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding;
- -
de akte overlegging producties;
- -
de incidentele conclusie houdende vordering tot tussenkomst, tevens houdende vordering
tot aanhouding, althans tot voeging, met producties, van Car Claim;
- de conclusie van antwoord in verband met de incidentele vorderingen tot tussenkomst,
voeging of aanhouding, met producties, van SDEJ;
- de conclusie van antwoord in het incident tot tussenkomst, althans tot voeging, van
Volkswagen c.s.;
- de conclusie van antwoord in het incident tot tussenkomst tevens vordering tot aanhouding
althans tot voeging, van Bosch;
- -
de conclusie van antwoord in incident tot tussenkomst of voeging ex art. 217 Rv, van Pon;
- -
de incidentele conclusie van antwoord, met producties, van de Autodealers;
- -
de brief van Volkswagen c.s. van 1 december 2020,
- -
de brief van Pon van 7 december 2020
- -
de brief van Bosch van 8 december 2020,
- -
de brief van SDEJ van 9 december 2020;
- -
de brief van Car Claim van 10 december 2020.
2. De beoordeling
2.1.
De rechtbank heeft eerder bepaald dat op 18 januari 2021 een zitting zal plaatsvinden in deze zaak, waarbij de door Car Claim opgeworpen incidenten mondeling worden behandeld en tevens een regiezitting plaatsvindt teneinde het verdere verloop van de procedure te bespreken.Deze rolbeslissing dient om de agenda van de zitting van 18 januari 2021 vast te stellen en partijen de gelegenheid te geven ter zitting te reageren op de – op basis van de door partijen geleverde inbreng – door de rechtbank voorgestelde procesorde.
ingekomen brieven
2.2.
Volkswagen c.s. heeft bij brief van 1 december 2020 het standpunt ingenomen dat de behandeling en beslissing van de incidenten zouden moeten worden uitgesteld tot is geoordeeld over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter, de toepasselijkheid van de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (hierna: WAMCA) en de ontvankelijkheid van SDEJ. Verder heeft zij gesteld dat op de regiezitting geen inhoudelijk debat gevoerd zou moeten worden over de toepasselijkheid van de WAMCA. Ten slotte heeft Volkswagen c.s. een voorstel gedaan voor de fasering van de procedure:
a. internationale bevoegdheid
b. toepasselijkheid WAMCA
c. ontvankelijkheid en toepasselijk materieel recht
d. incidentele vorderingen van Car Claim
e. nadere regie.
2.3.
Pon heeft er bij brief van 7 december 2020 op gewezen dat in de berichten van 18 augustus 2020 en 23 september 2020 alleen wordt verwezen naar het door Car Claim opgeworpen voegingsincident, maar dat Car Claim ook incidenten strekkende tot tussenkomst en aanhouding heeft opgeworpen.
Verder heeft Pon gewezen op processuele complicaties indien reeds nu wordt beslist over voeging of tussenkomst en pas later over de toepasselijkheid van de WAMCA. Dat zou er toe kunnen leiden dat de mondelinge behandeling weliswaar plaatsvindt, maar dat de beslissing wordt aangehouden.
Pon heeft zich wat de voorgestelde fasering betreft aangesloten bij Volkswagen c.s. Zij stelt voor bij de regiezitting de te hanteren termijnen en het al dan niet toestaan van re- en dupliek te bespreken. Verder is Pon van mening dat de regiezitting niet geschikt is om de toepasselijkheid van de WAMCA te bespreken. Daarbij wijst zij er op dat de WAMCA gedeeltelijk van toepassing zou kunnen zijn.
2.4.
Bosch sluit zich aan bij de door Volkswagen c.s. ingenomen standpunten inzake de wenselijkheid eerst over de toepasselijkheid van de WAMCA te beslissen alvorens te beslissen over de incidenten. Ook Bosch acht het onwenselijk de toepasselijkheid van de WAMCA te bespreken op de regiezitting. Ook zij is het eens met de door Volkswagen c.s. voorgestelde fasering.
2.5.
SDEJ vindt de voorstellen van de kant van gedaagden een nodeloos vertragende en gecompliceerde rechtsgang. Zij stelt voor dat in de eerste schriftelijke ronde de toepasselijkheid van de WAMCA wordt behandeld en dat partijen zich daarbij ook uitlaten over de ontvankelijkheidsvoorwaarden volgens de WAMCA en/of artikel 3:305a (oud) Burgerlijk Wetboek (BW). SDEJ verzet zich tegen uitstel van de mondelinge behandeling van de door Car Claim opgeworpen incidenten. Na deze schriftelijke ronde zou een mondelinge behandeling kunnen plaatsvinden en zou een tussenvonnis moeten worden gewezen. Het debat over de bevoegdheid kan eventueel daarna plaatsvinden in een tweede schriftelijke ronde, maar niet ervoor.
Vervolgens dient te worden beslist op het verzoek van SDEJ om als exclusieve belangenbehartiger te worden aangewezen.
2.6.
Car Claim refereert zich met betrekking tot de hiervoor beschreven voorstellen van de overige partijen aan het oordeel van de rechtbank.
in de incidenten
2.7.
De rechtbank stelt voorop dat de wet bepaalt dat op incidenten ‘indien de zaak dat medebrengt’ eerst en vooraf wordt beslist (artikel 209 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)). In dit geval doet zich de situatie voor dat denkbaar is dat de beslissing over de incidenten mede afhangt van de vraag of in deze zaak de WAMCA geheel of gedeeltelijk van toepassing is. Het uitstellen van de mondelinge behandeling van de incidenten totdat is beslist over de toepasselijkheid van de WAMCA zou echter tot vertraging van de procedure kunnen leiden. Daarom zal de geplande mondelinge behandeling wel worden gehouden, maar dat sluit niet uit dat het mogelijk is dat de beslissing in de incidenten geheel of gedeeltelijk zal moeten worden aangehouden, omdat eerst in de hoofdzaak andere beslissingen genomen moeten worden alvorens over de incidenten te beslissen.
Pon heeft terecht gesignaleerd dat in eerdere berichten van de rechtbank alleen het voegingsincident is genoemd, in andere berichten is wel sprake geweest van ‘de incidenten’. Voor alle duidelijkheid zal de rechtbank bepalen dat op 18 januari 2021 alle door Car Claim opgeworpen incidenten worden behandeld.
in de hoofdzaak
toepasselijkheid van de WAMCA
2.8.
De rechtbank komt terug op het in de brief van 19 maart 2020 geuite voornemen om op de regiezitting de vraag of de WAMCA (geheel of gedeeltelijk) toepasselijk is op de in deze zaak ingestelde vorderingen te bespreken. Het verzoek van gedaagden om over deze kwestie eerst schriftelijk een standpunt in te mogen nemen wordt toegewezen.
kader voor de indeling van de procedure
2.9.
De rechtbank zal voordat zij tot een inhoudelijke behandeling komt de volgende vragen moeten beslissen:- heeft de rechtbank rechtsmacht ten aanzien van elk van de gedaagden,
- is op elk van de ingestelde vorderingen de WAMCA dan wel het voor 1 januari 2020 geldende recht van toepassing,
- is SDEJ ontvankelijk volgens de WAMCA dan wel het voor 1 januari 2020 geldende recht (beide voor zover deze van toepassing zijn).In soortgelijke zaken wordt vaak de vraag wat het toepasselijke recht is ook als voorvraag beschouwd, omdat het efficiënt is als partijen bij de inhoudelijke behandeling weten naar welk recht de ingestelde vorderingen beoordeeld zullen worden.
2.10.
Indien en voor zover de WAMCA van toepassing is en SDEJ ontvankelijk is verklaard, zal de rechtbank bovendien moeten beslissen op het verzoek van SDEJ om als exclusieve belangenbehartiger te worden aangewezen. Indien de rechtbank daartoe overgaat, heeft dat onder meer de in artikelen 1018f en 1018g Rv geregelde rechtsgevolgen, waaronder de mogelijkheid voor belanghebbenden om zich van de collectieve actie te bevrijden (“opt out”) dan wel daaraan juist deel te nemen (“opt in”). Die mogelijkheid zal moeten worden geboden alvorens de zaak inhoudelijk wordt behandeld.
2.11.
Bij de vraag in welke volgorde de bovengenoemde vragen moeten worden beantwoord dient de rechtbank zich te laten leiden door het streven naar efficiëntie en het streven om onnodige vertraging te voorkomen. Het streven naar efficiëntie kan er toe leiden dat vragen afzonderlijk worden behandeld en beslist, voor zover een beslissing de behandeling van vervolgvragen overbodig maakt of vereenvoudigt. Echter kan het afzonderlijk behandelen van alle deelvragen de procedure vertragen. De rechtbank dient hierin het juiste midden te vinden.
2.12.
De rechtbank wijst op de navolgende bepalingen van het landelijk rolreglement:
1.6 Procesvoering, afwijkende procesvoering
Partijen zijn gebonden aan de wijze en termijnen van procesvoering als in dit reglement voorzien, tenzij de rechtbank op hun eenstemmig verzoek dat vóór de eerste roldatum is gedaan, een daarvan afwijkende procesvoering toestaat.
1.18 Bijzondere omstandigheden
Indien omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven, kan de rechtbank van dit reglement afwijken.
2.13.
Door partijen is wel een van het landelijk rolreglement afwijkende procedure voorgesteld, maar de door gedaagden en door SDEJ gedane voorstellen voor de procesorde wijken van elkaar af. Dat betekent dat de rechtbank de procesorde zal moeten vaststellen, rekening houdend met de bovengenoemde uitgangspunten en de wensen van partijen.
2.14.
Teneinde de bespreking op de regiezitting te structureren zal de rechtbank hieronder een voorstel voor de procesorde formuleren. Partijen krijgen op de regiezitting de gelegenheid hierop te reageren, waarna de procesorde definitief zal worden bepaald.
voorstel procesorde
2.15.
De rechtbank zal met partijen het navolgende voorstel voor de procesorde bespreken:
eerste fase:
- | antwoordconclusie van gedaagden met betrekking tot de volgende onderwerpen: |
- rechtsmacht Nederlandse rechter | |
- toepasselijkheid van de WAMCA en/of artikel 3:305a (oud) BW op elk van de vorderingen | |
- | mondelinge behandeling |
- | tussenvonnis |
tweede fase:
- | antwoordconclusie van de gedaagden ten aanzien van wie de rechtbank rechtsmacht heeft aangenomen met betrekking tot de volgende onderwerpen: |
- ontvankelijkheid van SDEJ volgens de WAMCA en/of artikel 3:305a (oud) BW (afhankelijk van wat in de eerste fase is beslist) | |
- toepasselijk recht | |
- aanwijzing van SDEJ als exclusieve belangenbehartiger | |
- | mondelinge behandeling |
- | tussenvonnis |
[fase 2A:
indien SDEJ ontvankelijk is en de WAMCA van toepassing is en SDEJ als exclusieve belangenbehartiger wordt aangewezen: zie onder 2.10]
derde fase:
- | indien dit door partijen wordt verzocht: regiezitting over de inhoudelijke behandeling |
- | indien dit wordt verzocht: gelegenheid het inhoudelijke deel van de dagvaarding te actualiseren door het nemen van een herziene conclusie van eis |
- | antwoordconclusie van de gedaagden ten aanzien van de hoofdzaak |
- | mondelinge behandeling |
- | vonnis |
Voorstel voor de termijnen: steeds 12 weken, echter zonder mogelijkheid van uitstel.
Repliek en dupliek: in de eerste en tweede fase niet voorafgaand aan de mondelinge behandeling. Indien daar blijkt van de noodzaak van re- en dupliek kan dit alsnog worden toegestaan.
In de derde fase: in beginsel hetzelfde, tenzij anders wordt bepaald.
digitaal dossier
2.16.
De rechtbank zal partijen medewerking vragen voor het aanleveren van een digitaal dossier. Dit zal kort op de regiezitting worden toegelicht, waarna schriftelijke instructies zullen worden verspreid.
persoonlijke verschijning 2.17. Nu het gaat om een regiezitting behoeven partijen niet persoonlijk te verschijnen (al mag dat wel). De rechtbank verwacht hen geen vragen te stellen en is niet voornemens hen in de gelegenheid te stellen het woord te voeren. De raadslieden dienen wel te verschijnen en gemachtigd te zijn om in het kader van de regiezitting afspraken te maken over de inrichting van de procedure.
In verband met de corona-maatregelen is het aantal personen dat de zitting kan bijwonen zeer beperkt; hierover volgen nadere mededelingen.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1.
bepaalt de agenda voor de mondelinge behandeling op 18 januari 2021, 9.30 uur als volgt:
1. Mondelinge behandeling van de door Car Claim opgeworpen incidenten tot voeging, tussenkomst en aanhouding
2. Bespreking procesorde
3. Digitaal dossier
4. Rondvraag;
3.2.
bepaalt dat de persoonlijke verschijning van partijen (c.q. hun wettelijke vertegenwoordigers of gemachtigden) niet nodig is,
3.3.
bepaalt dat deze zaak behandeld zal worden door mr. R.H.C. Jongeneel, mr. J.T. Kruis en mr. M.L.S. Kalff,
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.C. Jongeneel en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2020.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 23‑12‑2020