Einde inhoudsopgave
Internationaal verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973
Protocol I Bepalingen inzake meldingen van voorvallen met schadelijke stoffen
Geldend
Geldend van 01-01-1998 tot 01-01-2026
- Bronpublicatie:
10-07-1996, Trb. 1997, 317 (uitgifte: 01-01-1997, regelingnummer: MEPC68(38))
- Inwerkingtreding
01-01-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-07-1996, Trb. 1997, 317 (uitgifte: 01-01-1997, regelingnummer: MEPC68(38))
- Vakgebied(en)
Waterrecht (V)
Vervoersrecht / Zeevervoer
(overeenkomstig artikel 8 van het Verdrag)
Artikel I. Meldingsplicht
(1)
De gezagvoerder of een andere persoon, belast met het bevel over een schip dat betrokken is bij een in artikel II van dit Protocol bedoeld voorval, dient de bijzonderheden van dit voorval onverwijld en zo volledig mogelijk te melden in overeenstemming met de bepalingen van dit Protocol.
(2)
Indien het schip, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, wordt verlaten, of indien een melding van dit schip onvolledig of niet verkrijgbaar is, neemt de eigenaar, de bevrachter, de beheerder of de exploitant, dan wel diens vertegenwoordiger, zoveel mogelijk de verplichtingen van de gezagvoerder op zich krachtens de bepalingen van dit Protocol.
Artikel II. Wanneer een melding dient plaats te vinden
1
De melding wordt gedaan omtrent voorvallen waarbij:
- a.
een lozing plaatsvindt boven het toegestane niveau of een mogelijke lozing plaatsvindt van olie of schadelijke vloeistoffen ongeacht de reden daarvan, met inbegrip van lozingen voor het veilig stellen van het schip of ter beveiliging van mensenlevens op zee; of
- b.
een lozing of mogelijke lozing plaatsvindt van schadelijke stoffen in verpakte vorm, met inbegrip van deze stoffen verpakt in vrachtcontainers, losse tanks, weg- en spoorvoertuigen en duwbakken aan boord; of
- c.
sprake is van een beschadiging of storing van of defect aan een schip van 15 meter lengte of meer en waarbij:
- i.
de veiligheid van het schip in het geding is; bijvoorbeeld als gevolg van een aanvaring, het aan de grond lopen, brand, een explosie, schade aan de constructie, het binnendringen van water, het schuiven van lading; of
- ii.
de veiligheid van de navigatie in gevaar wordt gebracht; bijvoorbeeld door een storing van of defect aan het roer, de voortstuwingsmachines, de generatoren en de essentiële navigatiehulpsystemen aan boord; of
- d.
gedurende de exploitatie van het schip een lozing plaatsvindt van olie of schadelijke vloeistoffen die de ingevolge dit Verdrag toegestane hoeveelheid of lozingsdebiet overschrijdt.
(2)
Voor de doeleinden van dit Protocol:
- (a)
wordt onder de in lid 1(a) van dit artikel bedoelde ‘olie’ verstaan de in Voorschrift 1(1) van Bijlage I bij dit Verdrag omschreven olie.
- (b)
worden onder de in lid 1(a) van dit artikel bedoelde ‘schadelijke vloeistoffen’ verstaan de in Voorschrift 1(6) van Bijlage II bij dit Verdrag omschreven schadelijke vloeistoffen.
- (c)
worden onder ‘schadelijke stoffen’ in verpakte vorm, zoals bedoeld in lid 1(b) van dit artikel, verstaan de in de ‘International Maritime Dangerous Goods (IMDG) Code’ opgenomen stoffen, die zijn aangemerkt als zijnde schadelijk voor het mariene milieu.
Artikel III. Inhoud van de melding
Elke melding dient in elk geval te bevatten:
- (a)
de identiteit van de betrokken schepen;
- (b)
de tijd, de soort en de plaats van het voorval;
- (c)
de hoeveelheid en de soort schadelijke stof die bij het voorval betrokken is;
- (d)
de maatregelen voor de hulpverlening en de berging.
Artikel IV. Aanvullende melding
Ieder die krachtens het bepaalde in dit Protocol verplicht is een melding te doen, dient zo mogelijk:
- (a)
de oorspronkelijke melding waar nodig aan te vullen en gegevens omtrent verdere ontwikkelingen te verstrekken; en
- (b)
zo volledig mogelijk te voldoen aan verzoeken van de betrokken Staten om aanvullende gegevens.
Artikel V. Meldingsprocedures
(1)
Meldingen dienen via de snelste, beschikbare telecommunicatiekanalen en met de grootst mogelijke voorrang te geschieden aan de dichtstbijzijnde kuststaat.
(2)
Ter uitvoering van de bepalingen van dit Protocol vaardigen de Partijen bij dit Verdrag voorschriften of regels uit, of doen deze uitvaardigen, betreffende de te volgen procedures voor het melden van voorvallen met schadelijke stoffen, gebaseerd op door de Organisatie ontworpen richtlijnen.