Einde inhoudsopgave
Internationaal verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973
Bijlage V Voorschriften ter voorkoming van verontreiniging door vuilnis van schepen
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2024
- Redactionele toelichting
De aanhangsels zijn niet opgenomen. De wijziging betreffende voorschrift 8, paragraaf 2.2, kan niet worden doorgevoerd.
- Bronpublicatie:
16-12-2022, Trb. 2023, 100 (uitgifte: 24-08-2023, regelingnummer: MEPC.360(79))
- Inwerkingtreding
01-05-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-05-2024, Trb. 2024, 52 (uitgifte: 10-05-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Waterrecht (V)
Vervoersrecht / Zeevervoer
Hoofdstuk 1. Algemeen
Voorschrift 1. Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze Bijlage:
- 1.
wordt verstaan onder dierlijke kadavers, de lichamen van dieren die als lading aan boord worden vervoerd en tijdens de reis sterven of moeten worden afgemaakt.
- 2.
wordt verstaan onder ladingrestanten, de resten van ongeacht welke lading die niet vallen onder andere Bijlagen bij dit Verdrag en die op het dek of in de ruimen achterblijven na het laden of lossen, met inbegrip van het overschot ontstaan tijdens laden of lossen of gemorste lading, ongeacht of deze resten nat of droog zijn of worden meegevoerd in waswater. Onder ladingrestanten wordt niet verstaan ladingstof dat na het vegen op het dek achterblijft of stof op de buitenoppervlakken van het schip.
- 3.
wordt verstaan onder bak- en braadolie, alle soorten eetbare olie of dierlijke vetten die gebruikt worden of bedoeld zijn om gebruikt te worden bij het voorbereiden of het bereiden van voedsel. Hieronder wordt niet verstaan het voedsel dat met behulp van deze oliën wordt bereid.
- 4.
wordt verstaan onder huishoudelijk afval, alle soorten afval die niet onder andere Bijlagen vallen en die zijn ontstaan in de ruimten voor accommodatie aan boord van het schip. Onder huishoudelijk afval wordt niet grijs water verstaan.
- 5.
wordt verstaan onder onderweg dat het schip varende is op zee op één of op meerdere koersen, met inbegrip van afwijkingen van de kortste rechtstreekse route, waarbij iedere lozing, voor zover met het oog op de navigatie praktisch uitvoerbaar, over een uit redelijk en praktisch oogpunt zo groot mogelijk gebied van de zee moet worden verspreid.
- 6.
wordt verstaan onder vistuig, elk fysiek apparaat of onderdeel daarvan of elk samenstel van delen dat op of in het water of op de zeebodem kan worden geplaatst met als beoogd doel het vangen of beheersen ten behoeve van latere vangst of oogst, van zeeorganismen of zoetwaterorganismen.
- 7.
wordt verstaan onder vaste of drijvende platforms, vaste of drijvende structuren op zee die gebruikt worden voor de opsporing, winning en de bijbehorende buitengaatse bewerking van minerale rijkdommen in de zeebodem.
- 8.
wordt verstaan onder voedselresten, alle bedorven en onbedorven levensmiddelen, met inbegrip van fruit, groenten, zuivelproducten, gevogelte, vleesproducten en etensresten die aan boord van een schip zijn ontstaan.
- 9.
wordt verstaan onder vuilnis, alle soorten voedselresten, huishoudelijk afval en afval uit de bedrijfsvoering, alle plastic, ladingrestanten, bak- en braadolie, vistuig en dierlijke kadavers, ontstaan tijdens de normale bedrijfsvoering van het schip en die vermoedelijk voortdurend of regelmatig worden verwijderd van het schip, met uitzondering van de stoffen omschreven of opgesomd in andere Bijlagen bij dit Verdrag. Onder vuilnis wordt niet verstaan verse vis en gedeelten daarvan die zijn ontstaan als gevolg van visactiviteiten tijdens de reis of die het resultaat zijn van werkzaamheden op het gebied van aquacultuur die met zich meebrengen dat vis, met inbegrip van schaaldieren, vervoerd dient te worden om in de faciliteit voor aquacultuur geplaatst te worden en dat geoogste vis, met inbegrip van schaaldieren, van deze faciliteiten naar wal vervoerd dient te worden ter verwerking.
- 10.
wordt verstaan onder as van verbrandingsovens, as en slakken die ontstaan zijn in de verbrandingsovens aan boord die gebruikt worden voor het verbranden van vuilnis.
- 11.
wordt verstaan onder de uitdrukking dichtstbijzijnde land: van de basislijn van waaruit de territoriale zee van het desbetreffende grondgebied wordt bepaald overeenkomstig het internationaal recht, behoudens dat, voor de toepassing van deze Bijlage ‘van het dichtstbijzijnde land’ onder de noordoostkust van Australië betekent van een lijn getrokken van een punt op de kust van Australië gelegen op:
11°00' zuiderbreedte en 142°08' oosterlengte
naar een punt op 10°35' zuiderbreedte en 141°55' oosterlengte,
vandaar naar een punt op 10°00' zuiderbreedte en 142°00' oosterlengte,
vandaar naar een punt op 9°10' zuiderbreedte en 143°52' oosterlengte,
vandaar naar een punt op 9°00' zuiderbreedte en 144°30' oosterlengte,
vandaar naar een punt op 10°41' zuiderbreedte en 145°00' oosterlengte,
vandaar naar een punt op 13°00' zuiderbreedte en 145°00' oosterlengte,
vandaar naar een punt op 15°00' zuiderbreedte en 146°00' oosterlengte,
vandaar naar een punt op 17°30' zuiderbreedte en 147°00' oosterlengte,
vandaar naar een punt op 21°00' zuiderbreedte en 152°55' oosterlengte,
vandaar naar een punt op 24°30' zuiderbreedte en 154°00' oosterlengte,
vandaar naar een punt op de kust van Australië
op 24°42' zuiderbreedte en 153°15' oosterlengte.
- 12.
wordt verstaan onder afval uit de bedrijfsvoering, alle vaste afvalstoffen (met inbegrip van slurry) die niet onder andere Bijlagen vallen en die tijdens normaal onderhoud of de normale bedrijfsvoering van een schip aan boord worden verzameld of die worden gebruikt voor het stuwen en behandelen van lading. Onder afval uit de bedrijfsvoering wordt tevens verstaan alle schoonmaakmiddelen en additieven in waswater van laadruimen en buitenoppervlakken. Onder afval uit de bedrijfsvoering wordt niet verstaan grijs water, lenswater of andere soortgelijke lozingen die essentieel zijn voor de bedrijfsvoering van een schip, rekening houdend met de door de Organisatie ontwikkelde richtsnoeren.
- 13.
wordt verstaan onder plastic, een vaste stof met als essentieel bestanddeel een of meer polymeren met een hoge moleculaire massa, die hetzij tijdens de productie van het polymeer hetzij tijdens de productie van een eindproduct door middel van verhitting en/of druk is gevormd (gemodelleerd). Plastic heeft materiaaleigenschappen die uiteenlopen van hard en breekbaar tot zacht en buigzaam. Voor de toepassing van deze Bijlage wordt onder ‘alle plastic’ verstaan al het vuilnis dat bestaat uit plastic in welke vorm dan ook of dat plastic in welke vorm dan ook bevat, met inbegrip van trossen en visnetten van synthetisch materiaal, plastic vuilniszakken en van verbrandingsovens afkomstige as van plastic producten.
- 14.
wordt verstaan onder bijzonder gebied, een zeegebied waarbinnen, om algemeen aanvaarde technische redenen met betrekking tot de oceanografische en ecologische toestand en het speciale karakter van het scheepvaartverkeer binnen dat gebied, het aannemen van bijzondere verplichte methoden ter voorkoming van verontreiniging van de zee door vuilnis vereist is.
- 15.
wordt verstaan onder Audit, een systematisch, onafhankelijk en gedocumenteerd proces voor het verkrijgen van audit-informatie en de objectieve beoordeling daarvan teneinde te bepalen in hoeverre aan de auditcriteria is voldaan.
- 16.
wordt verstaan onder Auditprogramma, het auditprogramma voor IMO-lidstaten die door de Organisatie is opgezet, rekening houdend met de door de Organisatie ontwikkelde richtlijnen.
- 17.
wordt verstaan onder Implementatiecode, de Code voor de implementatie van IMO-instrumenten (III Code) aangenomen door de Organisatie bij resolutie A.1070(28).
- 18.
wordt verstaan onder Auditnorm, de Implementatiecode.
- 19.
wordt verstaan onder elektronisch journaal, een door de Administratie goedgekeurd apparaat of systeem dat, in plaats van een papieren journaal, gebruikt wordt voor het elektronisch vastleggen van de vereiste aantekeningen voor lozingen, overbrengingen en overige operaties zoals vereist ingevolge deze Bijlage.
Voor de toepassing van deze Bijlage wordt onder bijzondere gebieden verstaan: de gebieden van de Middellandse Zee, de Oostzee, de Zwarte Zee, de Rode Zee, de Golf, de Noordzee, het Antarctisch gebied en het wijdere Caribisch gebied, die als volgt worden omschreven:
- 1.
onder het gebied van de Middellandse Zee wordt verstaan de Middellandse Zee zelf, alsmede de golven en zeeën daarin, waarbij de grens tussen de Middellandse Zee en de Zwarte Zee wordt gevormd door de parallel van 41° noorderbreedte en de westelijke grens wordt gevormd door de Straat van Gibraltar op de meridiaan van 5°36' westerlengte;
- 2.
onder het gebied van de Oostzee wordt verstaan de Oostzee zelf met inbegrip van de Botnische Golf, de Finse Golf en de toegang tot de Oostzee, begrensd door de parallel van Kaap Skagen in het Skagerrak op 57°44.8' noorderbreedte;
- 3.
onder het gebied van de Zwarte Zee wordt verstaan de Zwarte Zee zelf, waarbij de grens tussen de Middellandse Zee en de Zwarte Zee wordt gevormd door de parallel van 41° noorderbreedte;
- 4.
onder het gebied van de Rode Zee wordt verstaan de Rode Zee zelf met inbegrip van de Golf van Suez en de Golf van Aqaba, in het zuiden begrensd door de loxodroom tussen Ras si Ane (12°28.5' noorderbreedte, 43°19.6' oosterlengte) en Husn Murad (12°40.4' noorderbreedte, 43°30.2' oosterlengte);
- 5.
onder het Golfgebied wordt verstaan het zeegebied ten noordwesten van de loxodroom tussen Ras al Hadd (22°30' noorderbreedte, 59°48' oosterlengte) en Ras al Fasteh (25°04' noorderbreedte, 61°25' oosterlengte);
- 6.
onder het Noordzeegebied wordt verstaan de Noordzee zelf alsmede de zeeën daarin waarbij de grens wordt gevormd tussen:
- 1.
de Noordzee ten zuiden van de breedtegraad 62° noorderbreedte en ten oosten van lengtegraad 4° westerlengte;
- 2.
het Skagerrak, waarvan de zuidelijke begrenzing wordt bepaald ten oosten van Skagen door de breedtegraad 57º44.8' noorderbreedte; en
- 3.
het Engelse Kanaal en de toegangen daartoe ten oosten van lengtegraad 5º westerlengte en ten noorden van breedtegraad 48º30' noorderbreedte.
- 7.
onder het Antarctisch gebied wordt verstaan het zeegebied ten zuiden van 60° zuiderbreedte;
- 8.
onder het wijdere Caribisch Gebied wordt verstaan de Golf van Mexico en de Caribische Zee zelf met inbegrip van de baaien en zeeën daarin, en het gedeelte van de Atlantische Oceaan binnen de grens die wordt gevormd door de parallel van 30° noorderbreedte van Florida naar het oosten tot de meridiaan van 77°30' westerlengte, vanaf dat punt een loxodroom tot het snijpunt van de parallel van 20° noorderbreedte en de meridiaan van 59° westerlengte, vanaf dat punt een loxodroom tot het snijpunt van de parallel van 7°20' noorderbreedte en de meridiaan van 50° westerlengte, en vanaf dat punt naar het zuidwesten een loxodroom tot de oostelijke grens van Frans Guyana.
Voorschrift 2. Toepassing
Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, zijn de bepalingen van deze Bijlage van toepassing op alle schepen.
Voorschrift 3. Algemeen verbod op het lozen van vuilnis in zee
1
Het lozen van alle vuilnis in zee is verboden, tenzij in de voorschriften 4, 5, 6 en 7 van deze Bijlage en sectie 5.2 van deel II-A van de Polar Code, zoals omschreven in voorschrift 13.1 van deze Bijlage anders is bepaald.
2
Het lozen in zee van alle plastic, met inbegrip van doch niet beperkt tot trossen en visnetten van synthetisch materiaal, plastic vuilniszakken en van verbrandingsovens afkomstige as van plastic producten is verboden, uitgezonderd zoals voorzien in voorschrift 7 van deze Bijlage.
3
Het lozen in zee van bak- en braadolie is verboden, uitgezonderd zoals voorzien in voorschrift 7 van deze Bijlage.
Voorschrift 4. Lozen van vuilnis buiten bijzondere gebieden
1
Behoudens de bepalingen van de voorschriften 5, 6 en 7 van deze Bijlage, is het lozen in zee van het onderstaande vuilnis buiten bijzondere gebieden uitsluitend toegestaan wanneer het schip onderweg is en zo ver als mogelijk van het dichtstbijzijnde land, maar in ieder geval niet minder dan:
- 1.
3 zeemijlen van het dichtstbijzijnde land voor voedselresten die door een afbreek- of maalinstallatie zijn gevoerd. Deze afgebroken of gemalen voedselresten dienen een rooster met gaten van maximaal 25 mm doorsnee te kunnen passeren.
- 2.
12 zeemijlen van het dichtstbijzijnde land voor voedselresten die niet overeenkomstig subparagraaf .1 van dit voorschrift zijn behandeld.
- 3.
12 zeemijlen van het dichtstbijzijnde land voor ladingrestanten die niet met algemeen beschikbare losmethoden kunnen worden teruggewonnen. Deze ladingrestanten mogen geen stoffen bevatten die geclassificeerd zijn als schadelijk voor het mariene milieu, in overeenstemming met de criteria vervat in Aanhangsel I bij deze Bijlage.
- 4.
Dierlijke kadavers dienen zo ver als mogelijk van het dichtstbijzijnde land te worden geloosd, rekening houdend met de door de Organisatie ontwikkelde richtsnoeren.
2
Schoonmaakmiddelen of additieven in waswater van de laadruimen, dekken en buitenoppervlakken mogen in zee worden geloosd, maar deze stoffen mogen niet schadelijk zijn voor het mariene milieu, rekening houdend met de door de Organisatie ontwikkelde richtsnoeren.
3
Vaste bulklading zoals omschreven in voorschrift VI/1-1.2 van het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (SOLAS), 1974, als gewijzigd, anders dan graan, wordt geclassificeerd in overeenstemming met Aanhangsel I bij deze Bijlage, en de kapitein geeft aan of de lading al dan niet schadelijk is voor het mariene milieu.
4
Wanneer vuilnis is vermengd met of verontreinigd door andere stoffen waarvan de lozing verboden of aan andere vereisten gebonden is, zijn de strengere vereisten van toepassing.
Voorschrift 5. Bijzondere vereisten voor het lozen van vuilnis vanaf vaste of drijvende platforms
1
Behoudens de bepalingen van paragraaf 2 van dit voorschrift, is het verboden vuilnis in zee te lozen vanaf vaste of drijvende platforms alsmede vanaf alle andere schepen die zich naast of binnen 500 meter van dergelijke platforms bevinden.
2
Er mogen wel voedselresten in zee worden geloosd vanaf vaste of drijvende platforms die zich op meer dan 12 zeemijlen van het dichtstbijzijnde land bevinden en vanaf alle andere schepen die zich naast of binnen 500 meter van dergelijke platforms bevinden, op voorwaarde dat de voedselresten door een afbreek- of maalinstallatie zijn gevoerd. Deze afgebroken of gemalen voedselresten dienen een rooster met gaten van maximaal 25 mm doorsnee te kunnen passeren.
Voorschrift 6. Lozen van vuilnis binnen bijzondere gebieden
1
Het lozen van het onderstaande vuilnis in zee binnen bijzondere gebieden is uitsluitend toegestaan wanneer het schip onderweg is en op de volgende wijze:
- 1.
Het lozen in zee van voedselresten geschiedt zo ver mogelijk van het dichtstbijzijnde land, en in elk geval niet minder dan 12 zeemijlen van het dichtstbijzijnde land of de dichtstbijzijnde ijsplaat. Voedselresten dienen te worden afgebroken of vermalen en dienen een rooster met gaten van maximaal 25 mm doorsnee te kunnen passeren. Voedselresten mogen niet verontreinigd zijn door een andere soort vuilnis. Het lozen van meegebrachte gevogelteproducten, waaronder pluimvee en delen daarvan, is niet toegestaan in het Antarctisch gebied tenzij deze door behandeling steriel zijn gemaakt.
- 2.
Het lozen van ladingrestanten die niet met algemeen beschikbare losmethoden kunnen worden teruggewonnen, indien aan alle volgende vereisten wordt voldaan:
- 1.
Ladingrestanten die in het waswater van laadruimen zijn opgenomen, bevatten geen stoffen die geclassificeerd zijn als schadelijk voor het mariene milieu volgens de criteria vervat in Aanhangsel I bij deze Bijlage;
- 2.
Vaste bulklading zoals omschreven in voorschrift VI/1-1.2 van het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (SOLAS), 1974, zoals gewijzigd, anders dan graan, wordt geclassificeerd in overeenstemming met Aanhangsel I bij deze Bijlage, en de kapitein geeft aan of de lading al dan niet schadelijk is voor het mariene milieu.
- 3.
Schoonmaakmiddelen of additieven die in het waswater van laadruimen zijn opgenomen, bevatten geen stoffen die geclassificeerd zijn als schadelijk voor het mariene milieu, rekening houdend met de door de Organisatie ontwikkelde richtsnoeren;
- 4.
Zowel de haven van vertrek als de volgende haven van bestemming bevinden zich binnen het bijzonder gebied en het schip vaart tussen deze havens niet buiten het bijzondere gebied;
- 5.
Er zijn geen toereikende ontvangstinstallaties beschikbaar in deze havens, rekening houdend met de door de Organisatie ontwikkelde richtsnoeren; en
- 6.
Wanneer aan de vereisten van de subparagrafen .2.1 tot en met .2.5 van deze paragraaf is voldaan, moet het waswater van de laadruimen dat restanten bevat zo ver als mogelijk van het dichtstbijzijnde land of de dichtstbijzijnde ijsplaat worden geloosd en in ieder geval niet minder dan 12 zeemijlen van het dichtstbijzijnde land of de dichtstbijzijnde ijsplaat.
2
Schoonmaakmiddelen of additieven die zijn opgenomen in het waswater van dekken en buitenoppervlakken mogen in zee worden geloosd, maar uitsluitend indien deze stoffen niet schadelijk zijn voor het mariene milieu, rekening houdend met de door de Organisatie ontwikkelde richtsnoeren.
3
De volgende regels (in aanvulling op de regels van paragraaf 1 van dit voorschrift) zijn van toepassing op het Antarctisch gebied:
- 1.
Elke partij met havens van waaruit schepen vertrekken op weg naar, of waarin schepen aankomen vanuit, het Antarctisch gebied, verplicht zich ertoe zodra praktisch uitvoerbaar toereikende installaties aan te leggen voor de ontvangst van alle vuilnis van alle schepen, zonder onnodig oponthoud te veroorzaken en overeenkomstig de behoeften van de schepen die er gebruik van maken.
- 2.
Elke partij waarborgt dat alle schepen die gerechtigd zijn onder haar vlag te varen, voordat deze het Antarctisch gebied binnenvaren, over voldoende capaciteit aan boord beschikken voor het bewaren van alle vuilnis tijdens hun verblijf in het gebied en dat deze schepen voorzieningen hebben getroffen om dit vuilnis bij een ontvangstinstallatie af te geven nadat zij het gebied hebben verlaten.
4
Wanneer vuilnis is vermengd met of verontreinigd door andere stoffen waarvan de lozing verboden of aan andere vereisten gebonden is, zijn de strengere vereisten van toepassing.
Voorschrift 7. Uitzonderingen
1
De voorschriften 3, 4, 5 en 6 van deze Bijlage en sectie 5.2 van hoofdstuk 5 van deel II-A van de Polar Code zijn niet van toepassing op:
- 1.
het lozen van vuilnis van een schip indien dit noodzakelijk is teneinde de veiligheid van een schip en de opvarenden te waarborgen of om mensenlevens op zee te redden; of
- 2.
het onbedoelde verlies van vuilnis als gevolg van schade aan een schip of zijn uitrusting, mits alle redelijke voorzorgsmaatregelen zijn getroffen vóór en na het optreden van de schade teneinde het onbedoelde verlies te voorkomen of tot een minimum te beperken; of
- 3.
het onbedoelde verlies van vistuig van een schip, mits alle redelijke voorzorgen zijn genomen om dit verlies te voorkomen; of
- 4.
het lozen van vistuig van een schip met het oog op de bescherming van het mariene milieu of de veiligheid van het schip of zijn bemanning.
2
Uitzondering voor schepen onderweg
- 1.
De vereisten voor schepen die onderweg zijn in de voorschriften 4 en 6 van deze Bijlage en van hoofdstuk 5 van deel II-A van de Polar Code, zijn niet van toepassing op het lozen van voedselresten wanneer duidelijk is dat het aan boord houden van deze voedselresten een direct risico voor de gezondheid van de opvarenden oplevert.
Voorschrift 8. Ontvangstinstallaties
1
Elke partij verbindt zich ertoe te waarborgen dat havens en laad- en losplaatsen zijn voorzien van toereikende installaties voor het in ontvangst nemen van vuilnis, zonder onnodig oponthoud van schepen te veroorzaken, volgens de behoeften van de schepen die er gebruik van maken.
2
Ontvangstinstallaties binnen bijzondere gebieden
- 1.
Elke partij wier kustlijn grenst aan een bijzonder gebied verbindt zich ertoe te waarborgen dat zo spoedig mogelijk alle havens en laad- en losplaatsen binnen het bijzondere gebied worden voorzien van toereikende ontvangstinstallaties, rekening houdend met de behoeften van schepen die in deze gebieden geëxploiteerd worden.
- 2.
Elke betrokken partij stelt de Organisatie in kennis van de maatregelen die zijn getroffen ingevolge paragraaf 2.1 van dit voorschrift. Na ontvangst van voldoende kennisgevingen stelt de Organisatie een datum vast waarop de vereisten van voorschrift 6 van deze Bijlage ten aanzien van het betrokken gebied van kracht dienen te worden. De Organisatie stelt alle partijen ten minste twaalf maanden van tevoren in kennis van de vastgestelde datum. Tot de aldus vastgestelde datum dienen schepen die in een bijzonder gebied varen te voldoen aan de vereisten van voorschrift 4 van deze Bijlage wat betreft lozingen buiten bijzondere gebieden.
2bis
Kleine eilandstaten in ontwikkeling kunnen met behulp van regionale regelingen voldoen aan de vereisten van de leden 1 en 2.1 van dit voorschrift, indien dergelijke regelingen de enige praktische manier zijn om aan deze vereisten te voldoen vanwege de unieke omstandigheden van die staten. Partijen die deelnemen aan een regionale regeling moeten een regionaal plan voor ontvangstfaciliteiten opstellen waarbij rekening wordt gehouden met de door de Organisatie opgestelde richtlijnen.
De Regering van elke Partij die deelneemt aan de regeling overlegt met de Organisatie, ten behoeve van het rondsturen aan de Partijen bij dit Verdrag, over:
- .1.
de wijze waarop in het regionale plan voor ontvangstfaciliteiten rekening wordt gehouden met de richtlijnen;
- .2.
bijzonderheden van de aangewezen regionale ontvangstfaciliteiten voor afval van schepen; en
- .3.
bijzonderheden van havens met beperkte voorzieningen.
3
De volgende staten kunnen met behulp van regionale regelingen voldoen aan de vereisten van de paragrafen 1 en 2.1 van dit voorschrift, indien dergelijke regelingen de enige praktische manier zijn om aan deze vereisten te voldoen vanwege de unieke omstandigheden van die staten:
- .1.
kleine eilandstaten in ontwikkeling; en
- .2.
staten waarvan de kustlijn grenst aan Arctische wateren mits de regionale regelingen alleen betrekking hebben op de havens van die staten in de Arctische wateren.
Partijen die deelnemen aan een regionale regeling moeten een regionaal plan voor ontvangstinrichtingen opstellen waarbij rekening wordt gehouden met de door de Organisatie opgestelde richtlijnen.
De Regering van elke Partij die deelneemt aan de regeling overlegt met de Organisatie, ten behoeve van het rondsturen aan de Partijen bij dit Verdrag, over:
- .1.
de wijze waarop in het regionale plan voor ontvangstinrichtingen rekening wordt gehouden met de door de Organisatie opgestelde richtlijnen;
- .2.
bijzonderheden van de aangewezen regionale ontvangstcentra voor afval van schepen rekening houdend met de door de Organisatie opgestelde richtlijnen; en
- .3.
bijzonderheden van havens met beperkte voorzieningen.
Voorschrift 9. Havenstaatcontrole op operationele vereisten
1
Een schip dat zich bevindt in een haven of een laad- of losplaats buitengaats van een andere partij wordt onderworpen aan inspectie door ambtenaren die door bedoelde partij naar behoren zijn gemachtigd om te controleren of voldaan is aan de in deze Bijlage bedoelde operationele vereisten, wanneer er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de kapitein of de leden van de bemanning niet op de hoogte zijn van de essentiële procedures die aan boord dienen te worden toegepast om verontreiniging door vuilnis te voorkomen.
2
In de omstandigheden bedoeld in de eerste paragraaf van dit voorschrift, neemt de partij de noodzakelijke maatregelen om te waarborgen dat het schip niet uitvaart totdat de situatie in overeenstemming is gebracht met de vereisten van deze Bijlage.
3
De procedures betreffende havenstaatcontrole voorgeschreven in artikel 5 van dit Verdrag zijn van toepassing op dit voorschrift.
4
Geen enkele bepaling van dit voorschrift mag zo worden uitgelegd dat daardoor de rechten en plichten van een partij die de uitdrukkelijk in dit Verdrag genoemde operationele vereisten aan boord controleert, worden beperkt.
Voorschrift 10. Plakkaten, vuilnisbeheerplannen en het bijhouden van het vuilnisjournaal
1
- 1.
Elk schip met een lengte over alles van 12 meter of meer en elk vast of drijvend platform dient plakkaten te tonen die de bemanning en de passagiers informeren over de lozingsvoorwaarden in de voorschriften 3, 4, 5 en 6 van deze Bijlage en sectie 5.2 van deel II-A van de Polar Code, voor zover van toepassing.
- 2.
De informatie op de plakkaten wordt geschreven in de werktaal van de bemanning van het schip en, ten aanzien van schepen die reizen maken naar havens of laad- en losplaatsen buitengaats binnen de rechtsmacht van andere partijen bij het Verdrag, tevens in het Engels, Frans of Spaans.
2
Ieder schip met een brutotonnage van 100 of meer en ieder schip dat gecertificeerd is 15 personen of meer te vervoeren alsmede vaste of drijvende platforms moeten een vuilnisbeheerplan hebben, dat de bemanning dient na te komen. Dit plan voorziet in schriftelijke procedures voor het minimaliseren, verzamelen, opslaan, verwerken en verwijderen van vuilnis, met inbegrip van het gebruik van de uitrusting aan boord. In het plan worden tevens de persoon of personen aangewezen die belast zijn met de uitvoering van het plan. Een dergelijk plan dient in overeenstemming te zijn met de richtsnoeren die zijn ontwikkeld door de Organisatie2 en dient te zijn geschreven in de werktaal van de bemanning.
3
Ieder schip met een brutotonnage van 100 en meer en ieder schip dat gecertificeerd is om 15 personen of meer te vervoeren en dat reizen maakt naar havens of laad- en losplaatsen buitengaats onder de rechtsmacht van een andere partij bij het Verdrag en elk vast of drijvend platform dient te zijn voorzien van een vuilnisjournaal. Het Vuilnisjournaal, hetzij als onderdeel van het scheepsjournaal, als elektronisch journaal dat door de Administratie dient te worden goedgekeurd rekening houdend met de door de Organisatie opgestelde richtlijnen, of anderszins, dient te zijn ingedeeld volgens het model zoals aangegeven in Aanhangsel II bij deze Bijlage:
- 1.
Elke lozing in zee of naar een ontvangstinstallatie of een volledige verbranding dient onmiddellijk te worden aangetekend in het vuilnisjournaal, en deze aantekening dient te worden ondertekend op de datum van de lozing of verbranding door de verantwoordelijke officier. Elke ingevulde bladzijde of groep van elektronische aantekeningen van het vuilnisjournaal dient te worden ondertekend door de kapitein van het schip. De aantekeningen in het vuilnisjournaal dienen ten minste in het Engels, Frans of Spaans te worden gesteld. Wanneer de aantekeningen tevens zijn gesteld in een officiële taal van de Staat waarvan het schip gerechtigd is de vlag te voeren, zijn de aantekeningen in die taal doorslaggevend in geval van een geschil of een tegenstrijdigheid;
- 2.
De aantekening van elke lozing in zee ingevolge de voorschriften 4, 5, 6 of sectie 5.2 van hoofdstuk 5 van deel II-A van de Polar Code dient mede de datum en het tijdstip, de positie van het schip (breedtegraad en lengtegraad), de categorie van het vuilnis en de geschatte geloosde hoeveelheid (in kubieke meters) te omvatten. Bij het lozen van ladingrestanten dient in aanvulling op het voorgaande ook de positie van het schip bij het begin en het einde van de lozing te worden vermeld;
- 3.
De aantekening van elke voltooide verbranding dient mede de datum en het tijdstip en de positie van het schip (breedtegraad en lengtegraad) bij het begin en het einde van de verbranding, de categorieën van het verbrande vuilnis en de geschatte hoeveelheid voor elke categorie in kubieke meters te omvatten;
- 4.
De aantekening voor elke afvoer naar een ontvangstinrichting in een haven of naar een ander schip dient mede de datum en het tijdstip, de haven of inrichting of de naam van het schip, de categorieën afval die geloosd worden en de geschatte hoeveelheid voor elke categorie in kubieke meters te omvatten;
- 5.
Het vuilnisjournaal dient tezamen met de ontvangstbewijzen van ontvangstinrichtingen aan boord van het schip of het vaste of drijvende platform te worden bewaard en op een plaats waar het direct beschikbaar is voor inspectie op elk redelijk tijdstip. Het document dient gedurende een termijn van ten minste twee jaar na de laatste aantekening te worden bewaard;
- 6.
In geval van lozing of onbedoeld verlies als bedoeld in voorschrift 7 van deze Bijlage dient in het vuilnisjournaal of, bij schepen van minder dan 100 brutoton in het scheepsjournaal, een aantekening te worden gemaakt van de datum en het tijdstip van het voorval, de haven of positie van het schip op het tijdstip van het voorval (breedtegraad, lengtegraad en waterdiepte indien bekend), de reden voor het lozen of het verlies, details van de geloosde of verloren items, de categorieën van geloosd of verloren vuilnis, de geschatte hoeveelheid voor elke categorie in kubieke meters, redelijke voorzorgsmaatregelen die zijn genomen om een dergelijke lozing of dergelijk verlies te voorkomen of tot een minimum te beperken en algemene opmerkingen.
4
De Administratie kan ontheffing verlenen van de eisen voor vuilnisjournaals voor:
- 1.
schepen die reizen maken van een (1) uur of korter en die gecertificeerd zijn 15 personen of meer te vervoeren; of
- 2.
vaste of drijvende platforms.
5
De bevoegde autoriteit van de Regering van een partij bij het Verdrag kan het vuilnisjournaal of het scheepsjournaal controleren aan boord van elk schip waarop dit voorschrift van toepassing is, terwijl het schip zich in een haven of een laad- of losplaats buitengaats van dat land bevindt, en een afschrift maken van elke aantekening in deze journaals, en van de kapitein van het schip verlangen dat deze het afschrift waarmerkt als een waarheidsgetrouw afschrift van de betreffende aantekening. Elk aldus vervaardigd afschrift dat de kapitein van het schip als een waarheidsgetrouw afschrift van een aantekening in het vuilnisjournaal of het scheepsjournaal van het schip heeft gewaarmerkt, dient bij alle gerechtelijke procedures te worden toegelaten als bewijsstuk voor de in die aantekening vermelde feiten. De inspectie van een vuilnisjournaal of scheepsjournaal en de vervaardiging van een gewaarmerkt afschrift door de bevoegde autoriteit ingevolge deze paragraaf dienen zo snel mogelijk te geschieden zonder voor het schip onnodig oponthoud te veroorzaken.
6
Het onbedoelde verlies of lozen van vistuig zoals voorzien in de voorschriften 7.1.3 en 7.1.3bis dat een ernstige bedreiging vormt voor het mariene milieu of de scheepvaart wordt gemeld aan de Staat waarvan het schip gerechtigd is de vlag te voeren, en, wanneer het verlies of lozen plaatsvindt in wateren die vallen onder de rechtsmacht van een kuststaat, tevens aan deze kuststaat.
Hoofdstuk 2. Verificatie van de naleving van de bepalingen van deze Bijlage
Voorschrift 11. Toepassing
De Partijen gebruiken de bepalingen van de Implementatiecode bij de uitvoering van hun verplichtingen en verantwoordelijkheden zoals vervat in deze Bijlage.
Voorschrift 12. Verificatie van de naleving
1
Elke partij wordt onderworpen aan periodieke audits door de Organisatie in overeenstemming met de auditnorm teneinde de naleving en implementatie van deze Bijlage te verifiëren.
2
De Secretaris-Generaal van de Organisatie is verantwoordelijk voor de uitvoering van het auditprogramma, op basis van de door de Organisatie opgestelde richtlijnen.
3
Elke partij is verantwoordelijk voor het faciliteren van de uitvoering van de audit en de implementatie van een actieprogramma teneinde een vervolg te geven aan de bevindingen, op basis van de door de Organisatie opgestelde richtlijnen.
4
De audit van alle partijen:
- .1.
is gebaseerd op een door de Secretaris-Generaal van de Organisatie ontwikkeld algemeen schema, rekening houdend met de door de Organisatie opgestelde richtlijnen; en
- .2.
vindt periodiek plaats, rekening houdend met de door de Organisatie opgestelde richtlijnen
Hoofdstuk 3. Internationale code voor schepen die in polaire wateren varen
Voorschrift 13. Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze Bijlage:
- 1.
wordt onder Polar Code verstaan de Internationale Code voor schepen die in polaire wateren varen, bestaande uit een inleiding, deel I-A en deel II-A en de delen I-B en II-B, zoals aangenomen bij de resoluties MSC.385(94) en MEPC.264(68), zoals eventueel gewijzigd, op voorwaarde dat:
- .1.
wijzigingen van de op het milieu betrekking hebbende bepalingen van de inleiding en hoofdstuk 5 van deel II-A van de Polar Code worden aangenomen, in werking worden gesteld en van kracht worden in overeenstemming met de bepalingen van artikel 16 van dit Verdrag inzake de wijzigingsprocedures die van toepassing zijn op een aanhangsel bij een bijlage; en
- .2.
wijzigingen van deel II-B van de Polar Code worden aangenomen door de Commissie voor de Bescherming van het Mariene Milieu in overeenstemming met haar reglement van orde.
- 2.
wordt onder Arctische wateren verstaan de wateren ten noorden van een lijn van 58°00'.0 noorderbreedte en 042°00'.0 westerlengte tot 64°37'.0 noorderbreedte, 035°27'.0 westerlengte en vanaf dat punt een loxodroom tot 67°03'.9 noorderbreedte, 026°33'.4 westerlengte en vanaf dat punt een loxodroom tot 70°49'.56 noorderbreedte en 008°59'.61 westerlengte (Sørkapp, Jan Mayen) en via de zuidkust van Jan Mayen naar 73°31'.6 noorderbreedte en 019°01'.0 oosterlengte via het eiland Bjørnøya, en vanaf dat punt via de boog van een grote cirkel naar 68°38'.29 noorderbreedte en 043°23'.08 oosterlengte (Kaap Kanin Nos) en vanaf dat punt via de noordkust van het Aziatische continent oostwaarts naar de Beringstraat en vanaf de Beringstraat westwaarts naar 60° noorderbreedte tot aan Il'pyrskiy en vervolgens via de 60e noorderbreedtecirkel oostwaarts tot en met de Etolin Strait en vanaf dat punt via de noordkust van het Noord-Amerikaanse continent in zuidelijke richting tot 60° noorderbreedte en vanaf dat punt oostwaarts via de breedtecirkel van 60° noorderbreedte tot 056°37'.1 westerlengte en vanaf dat punt naar 58°00'.0 noorderbreedte, 042°00'.0 westerlengte.
- 3.
wordt onder polaire wateren verstaan de Arctische wateren en/of het Antarctisch gebied
Voorschrift 14. Toepassing en vereisten
1
Dit hoofdstuk is van toepassing op alle schepen die in polaire wateren varen.
2
Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald moeten schepen waarop paragraaf 1 van dit voorschrift van toepassing is, voldoen aan de op het milieu betrekking hebbende bepalingen van de inleiding en aan hoofdstuk 5 van deel II-A van de Polar Code naast de overige van toepassing zijnde vereisten van deze Bijlage.
3
Bij de toepassing van hoofdstuk 5 van deel II-A van de Polar Code moet rekening worden gehouden met de aanvullende richtlijnen van deel II-B van de Polar Code.