De civielrechtelijke zorgplicht van de beleggingsdienstverlener jegens de niet-particuliere cliënt
Einde inhoudsopgave
De civielrechtelijke zorgplicht van de beleggingsdienstverlener (O&R nr. 101) 2017/3.4.2.3:3.4.2.3 Tussenconclusie contractuele deelverplichtingen
De civielrechtelijke zorgplicht van de beleggingsdienstverlener (O&R nr. 101) 2017/3.4.2.3
3.4.2.3 Tussenconclusie contractuele deelverplichtingen
Documentgegevens:
I.P.M.J. Janssen, datum 01-03-2017
- Datum
01-03-2017
- Auteur
I.P.M.J. Janssen
- JCDI
JCDI:ADS369145:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie HR 23 maart 2007, ECLI:NL:HR:AZ7619,JOR 2007/122, NJ 2007/333, m.nt. M.R. Mok (ABN AMRO Bank/Van Velzen).
HR 4 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7320, JOR 2010/19, m.nt. K. Frielink, NJ 2010/67, m.nt. M.R. Mok (Nabbe/Staalbankiers). Zie paragraaf 3.3.1.
HR 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY6313, NJ 2013/104, Ondernemingsrecht 2013/39, m.nt. J. Cornegoor (Veltman/Staalbankiers).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Uit de civielrechtelijke zorgplicht jegens particuliere cliënten kunnen in de contractuele fase enkele deelverplichtingen voortvloeien die specifiek verband houden met de contractuele fase. Allereerst kan uit de civielrechtelijke zorgplicht een specifieke waarschuwingsplicht voortvloeien voor de beleggingsdienstverlener. Deze ziet op het waarschuwen voor de risico’s die de cliënt neemt ten aanzien van de portefeuille. Bij welke typen beleggingsdienstverlening deze verplichting kan bestaan, is onduidelijk. Daarnaast rust in de contractuele fase een weigeringsplicht op de beleggingsdienstverlener, meer concreet een marginplicht en liquidatieplicht. Het verzoek om bijstorting kan echter problematisch zijn indien dat een onjuist advies oplevert. Denk daarbij aan de situatie dat dit verzoek impliceert dat de cliënt daarvoor een lening afsluit.1 Het is nog onduidelijk hoe de wettelijke verplichting en de civielrechtelijke zorgplicht zich dan tot elkaar verhouden. Door de invoering van de weigeringsplicht in de toezichtwetgeving is de cliënt niet langer beperkt tot een beroep op de civielrechtelijke zorgplicht, maar kan hij ook schending van een wettelijke plicht inroepen. Echter leidt ook een beroep op strijd met een wettelijke plicht niet altijd tot schadevergoeding, nu de relativiteit niet altijd gegeven is2 en de cliënt afstand kan doen van de vorderingen die uit schending voortvloeien3.