Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) nr. 4/2009 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 30-01-2009
- Bronpublicatie:
18-12-2008, PbEU 2009, L 7 (uitgifte: 10-01-2009, regelingnummer: 4/2009)
- Inwerkingtreding
30-01-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2008, PbEU 2009, L 7 (uitgifte: 10-01-2009, regelingnummer: 4/2009)
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Alimentatie
Personen- en familierecht / Europees personen- en familierecht
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
Verordening van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen
DE RAAD VAN DE UROPESE[lees: EUROPESE] UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 61, onder c), en artikel 67, lid 2,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2)
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
De Gemeenschap heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te handhaven en te ontwikkelen waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is. Met het oog op de geleidelijke totstandbrenging daarvan moet de Gemeenschap onder meer maatregelen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen aannemen, voor zover nodig voor de goede werking van de interne markt.
- (2)
Overeenkomstig artikel 65, punt b), van het Verdrag dient het daarbij onder meer te gaan om maatregelen ter bevordering van de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende regels voor collisie- en jurisdictiegeschillen.
- (3)
In dat kader heeft de Gemeenschap onder meer reeds de volgende maatregelen aangenomen: Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (3), Beschikking 2001/470/EG van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de oprichting van een Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken (4), Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (5), Richtlijn 2003/8/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen (6), Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (7), Verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen (8) en Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (‘de betekening en de kennisgeving van stukken’) (9).
- (4)
De Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999 heeft de Raad en de Commissie verzocht speciale gemeenschappelijke procedureregels vast te stellen ter vereenvoudiging en versnelling van de beslechting van grensoverschrijdende geschillen over onder andere levensonderhoud. Hij heeft tevens opgeroepen tot de afschaffing van de intermediaire maatregelen die nog altijd noodzakelijk zijn voor de erkenning en de tenuitvoerlegging in de aangezochte staat van een in een andere lidstaat gewezen beslissing, met name een beslissing inzake levensonderhoud.
- (5)
Op 30 november 2000 hebben de Commissie en de Raad een gemeenschappelijk programma van maatregelen vastgesteld voor de uitvoering van het beginsel van wederzijdse erkenning van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (10). Dit programma voorziet in de afschaffing van de exequaturprocedure voor aanspraken op levensonderhoud, opdat onderhoudsgerechtigden hun rechten op een meer doeltreffende wijze geldend kunnen maken.
- (6)
De Europese Raad, op 4 en 5 november 2004 te Brussel bijeen, heeft een nieuw programma aangenomen, met als titel ‘Haagse Programma: versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie’ (hierna te noemen ‘het Haagse Programma’) (11).
- (7)
Op 2 en 3 juni 2005 heeft de Raad een actieplan van de Raad en de Commissie aangenomen dat het Haagse Programma in concrete acties vertaalt en dat de noodzaak vermeldt om voorstellen inzake onderhoudsverplichtingen aan te nemen (12).
- (8)
De Gemeenschap en haar lidstaten hebben deelgenomen aan onderhandelingen in het kader van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht, die op 23 november 2007 hebben geresulteerd in de aanneming van het Verdrag inzake de internationale inning van levensonderhoud voor kinderen en andere familieleden (hierna ‘het Haagse Verdrag van 2007’) en van het Haagse protocol inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen (hierna ‘het Haagse Protocol van 2007’). In het kader van deze verordening moet derhalve met deze twee instrumenten rekening worden gehouden.
- (9)
Een onderhoudsgerechtigde dient in een lidstaat gemakkelijk een beslissing te kunnen verkrijgen die automatisch, zonder enige andere formaliteit uitvoerbaar is in een andere lidstaat.
- (10)
Om deze doelstelling te bereiken, is het wenselijk een communautair instrument inzake onderhoudsverplichtingen te creëren waarin alle voorschriften inzake bevoegdheid en toepasselijk recht, erkenning en uitvoerbaarheid, tenuitvoerlegging van beslissingen, rechtsbijstand en samenwerking tussen centrale autoriteiten worden verenigd.
- (11)
Alle onderhoudsverplichtingen die voortvloeien uit familiebetrekkingen, bloedverwantschap, huwelijk of aanverwantschap, dienen binnen de werkingssfeer van de verordening te vallen, dit om de gelijke behandeling van alle onderhoudsgerechtigden te garanderen. Voor de toepassing van deze verordening moet het begrip ‘onderhoudsverplichting’ autonoom geïnterpreteerd worden.
- (12)
Teneinde rekening te houden met de verschillende wijzen waarop kwesties inzake onderhoudsverplichtingen in de lidstaten worden geregeld, dient deze verordening toepasselijk te zijn op zowel rechterlijke beslissingen als beslissingen van administratieve autoriteiten, mits deze laatste autoriteiten waarborgen bieden, met name inzake onpartijdigheid en het recht van partijen om te worden gehoord. Deze administratieve autoriteiten dienen bijgevolg alle voorschriften van deze verordening in acht te nemen.
- (13)
Om de bovengenoemde redenen dient deze verordening ook de erkenning en de tenuitvoerlegging van gerechtelijke schikkingen en authentieke akten te verzekeren zonder dat zulks afbreuk doet aan het recht van de ene of de andere partij bij een dergelijke schikking of akte om een zodanig document voor een gerecht van de lidstaat van oorsprong te betwisten.
- (14)
De verordening dient te bepalen dat de term ‘onderhoudsgerechtigde’ in het verband van een verzoek om erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake onderhoudsverplichtingen mede omvat openbare lichamen die gerechtigd zijn namens de onderhoudsgerechtigde op te treden dan wel de terugbetaling te vorderen van bij wijze van levensonderhoud aan de onderhoudsgerechtigde gedane uitkeringen. Wanneer een openbaar lichaam in die hoedanigheid optreedt, dient dit het recht te hebben op dezelfde diensten en dezelfde rechtsbijstand als een onderhoudsgerechtigde.
- (15)
Teneinde de behartiging van de belangen van onderhoudsgerechtigden te waarborgen en een goede rechtsbedeling in de Europese Unie te bevorderen, dienen de bevoegdheidsregels die voortvloeien uit Verordening (EG) nr. 44/2001 te worden aangepast. Het feit dat de verweerder zijn gewone verblijfplaats in een derde staat heeft, mag niet langer een reden zijn om de toepassing van communautaire bevoegdheidsregels uit te sluiten, en er dient geen enkele verwijzing naar de bevoegdheidsregels van het nationale recht meer te worden opgenomen. In deze verordening dient dus te worden bepaald in welk gevallen een gerecht van lidstaat een subsidiaire bevoegdheid kan uitoefenen.
- (16)
Teneinde meer in het bijzonder een voorziening te bieden voor gevallen van rechtsweigering, dient in deze verordening ook een forum necessitatis (noodbevoegdheid) te worden opgenomen, waardoor een gerecht van een lidstaat in uitzonderlijke omstandigheden kennis kan nemen van een geschil dat een nauwe band met een derde staat heeft. Een dergelijk uitzonderlijk geval zou zich kunnen voordoen wanneer een procedure in de betrokken derde staat onmogelijk blijkt, bijvoorbeeld door een burgeroorlog, of wanneer van de verzoeker redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij in dat land een procedure aanhangig maakt of voert. De op het forum necessitatis gebaseerde bevoegdheid kan evenwel alleen worden uitgeoefend als het geschil voldoende nauw verbonden is met de lidstaat van het gerecht waar de zaak aanhangig is gemaakt, bijvoorbeeld door de nationaliteit van een van de partijen.
- (17)
In een aanvullende bevoegdheidsregel dient te worden bepaald dat de onderhoudsplichtige, behoudens specifieke omstandigheden, een procedure tot wijziging van een bestaande onderhoudsbeslissing of tot verkrijging van een nieuwe beslissing alleen aanhangig kan maken in de staat waar de onderhoudsgerechtigde zijn gewone verblijfplaats had toen de beslissing werd gegeven en waar hij nog steeds gewoonlijk verblijft. Om te verzekeren dat het Haagse Verdrag van 2007 en deze verordening goed op elkaar aansluiten, dient dit voorschrift ook te gelden voor beslissingen van een derde staat die partij is bij het genoemde verdrag, voor zover dit tussen de betrokken staat en de Gemeenschap in werking is getreden en in de betrokken staat en in de Gemeenschap dezelfde onderhoudsverplichtingen dekt.
- (18)
Voor de toepassing van deze verordening dient te worden bepaald dat het begrip ‘nationaliteit’ in Ierland wordt vervangen door het begrip ‘woonplaats’ (‘domicile’), evenals in het Verenigd Koninkrijk, voor zover deze verordening in die lidstaat van toepassing wordt overeenkomstig artikel 4 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht.
- (19)
Teneinde de rechtszekerheid, de voorspelbaarheid en de autonomie van partijen te vergroten, dient deze verordening partijen de mogelijkheid te bieden in onderlinge overeenstemming het bevoegde gerecht te kiezen op basis van bepaalde aanknopingsfactoren. Met het oog op de bescherming van de zwakkere partij moet een dergelijke forumkeuze worden uitgesloten voor onderhoudsverplichtingen ten aanzien van kinderen jonger dan achttien jaar.
- (20)
In de verordening dient te worden bepaald dat voor de door het Haagse Protocol van 2007 gebonden lidstaten de collisieregels van dat protocol toepasselijk zijn. Te dien einde dient een verwijzing naar genoemd protocol te worden opgenomen. Het Haagse Protocol van 2007 zal door de Gemeenschap tijdig worden gesloten om de toepassing van deze verordening mogelijk te maken. Ten einde rekening te houden met de mogelijkheid dat het Haagse Protocol van 2007 niet in alle lidstaten toepasselijk zou zijn, dient, wat de erkenning, de uitvoerbaarheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen betreft, onderscheid te worden gemaakt tussen lidstaten die door het Haagse Protocol van 2007 gebonden zijn en lidstaten die niet door het Protocol gebonden zijn.
- (21)
Gepreciseerd zij dat deze collisieregels in het kader van deze verordening alleen het recht, toepasselijk op onderhoudsverplichtingen bepalen, maar niet recht dat van toepassing is op de vaststelling van de familiebetrekkingen waarop de onderhoudsverplichtingen zijn gebaseerd. De vaststelling van de familiebetrekkingen blijft vallen onder het nationale recht van de lidstaten, met inbegrip van hun regels van internationaal privaatrecht.
- (22)
Om een snelle en efficiënte inning van levensonderhoud te waarborgen en vertraging door beroepsprocedures te voorkomen, dienen de in een lidstaat gegeven beslissingen inzake onderhoudsverplichtingen in beginsel bij voorraad uitvoerbaar te zijn. Derhalve dient in deze verordening te worden bepaald dat het gerecht van oorsprong de beslissing bij voorraad uitvoerbaar kan verklaren, zelfs indien het nationale recht niet in uitvoerbaarheid van rechtswege voorziet en zelfs indien naar nationaal recht een rechtsmiddel tegen de beslissing is ingesteld of nog kan worden ingesteld.
- (23)
Teneinde de kosten verbonden aan de door deze verordening geregelde procedures te beperken, is het nuttig dat zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van moderne communicatietechnologieën, met name bij het horen van partijen.
- (24)
De door de toepassing van de collisieregels geboden waarborgen rechtvaardigen dat onderhoudsbeslissingen, gegeven in een lidstaat die gebonden is door het Haagse Protocol van 2007, zonder enige procedure of inhoudelijke toetsing in de lidstaat van tenuitvoerlegging, in alle andere lidstaten worden erkend en uitvoerbaar zijn.
- (25)
De erkenning in een lidstaat van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen heeft uitsluitend ten doel de inning van het in de beslissing vastgestelde levensonderhoud mogelijk te maken. De erkenning houdt niet in de erkenning, door de betrokken lidstaat, van de familiebetrekkingen, de bloedverwantschap, het huwelijk of de aanverwantschap die ten grondslag liggen aan de onderhoudsverplichting die tot de beslissing heeft geleid.
- (26)
Voor beslissingen die in een niet door het Haagse Protocol van 2007 gebonden lidstaat zijn gegeven, dient de verordening te voorzien in een procedure voor erkenning en uitvoerbaarverklaring. Deze procedure dient te worden ingericht volgens het model van de procedure en de gronden voor weigering van erkenning van Verordening (EG) nr. 44/2001. Teneinde de procedure te versnellen en de onderhoudsgerechtigde in staat te stellen zijn aanspraak snel geldend te maken, dient te worden bepaald dat het gerecht waarbij de zaak aanhangig is gemaakt binnen vaste termijnen uitspraak doet, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen.
- (27)
Voorts dienen formaliteiten voor de tenuitvoerlegging die de kosten voor de onderhoudsgerechtigde kunnen opdrijven, zoveel mogelijk te worden beperkt. Met het oog daarop bepaalt deze verordening dat de onderhoudsgerechtigde niet gehouden is in de lidstaat van tenuitvoerlegging over een postadres of een bevoegde vertegenwoordiger te beschikken, zonder dat overigens afbreuk wordt gedaan aan de interne organisatie van de lidstaten op het stuk van procedures van tenuitvoerlegging.
- (28)
Teneinde de met de procedures van tenuitvoerlegging gepaard gaande kosten te beperken, mogen geen vertalingen worden verlangd, behalve indien de tenuitvoerlegging betwist wordt en onverminderd de op de betekening en kennisgeving van stukken toepasselijke voorschriften.
- (29)
Om te waarborgen dat de vereisten van een eerlijk proces worden geëerbiedigd, dient deze verordening te bepalen dat de verweerder die niet voor het gerecht van oorsprong van een door het Haagse Protocol van 2007 gebonden lidstaat is verschenen, het recht heeft om, wanneer de tegen hem gegeven beslissing ten uitvoer wordt gelegd, om heroverweging van deze beslissing te verzoeken. De verweerder dient een verzoek om heroverweging evenwel in te dienen binnen een bepaalde termijn, die moet aanvangen uiterlijk op de dag waarop hij, in de fase van de procedure van tenuitvoerlegging, de beschikking over zijn goederen geheel of ten dele verliest. Het recht op heroverweging is een buitengewoon rechtsmiddel dat ter beschikking staat van de verweerder tegen wie verstek is verleend. Het laat onverlet de mogelijkheid van een beroep op andere buitengewone rechtsmiddelen die zijn voorzien in het recht van de lidstaat van oorsprong, mits deze niet onverenigbaar zijn met het recht op heroverweging uit hoofde van de verordening.
- (30)
Teneinde de tenuitvoerlegging van een beslissing van een door het Haagse Protocol van 2007 gebonden lidstaat in een andere lidstaat te bespoedigen, is er aanleiding de gronden voor weigering of schorsing van de tenuitvoerlegging die de onderhoudsplichtige wegens het grensoverschrijdende karakter van de aanspraak op levensonderhoud kan inroepen, te beperken. Deze beperking mag geen afbreuk doen aan de gronden voor weigering of schorsing die in het nationale recht zijn voorzien en die niet onverenigbaar zijn met de in deze verordening genoemde gronden, zoals de vereffening van de schuld door de onderhoudsplichtige op het moment van de tenuitvoerlegging of het feit dat bepaalde goederen niet vatbaar zijn voor beslag.
- (31)
Ter vergemakkelijking van de grensoverschrijdende inning van levensonderhoud dient een regeling te worden getroffen voor de samenwerking van de door de lidstaten aangewezen centrale autoriteiten. Deze autoriteiten dienen onderhoudsgerechtigden en onderhoudsplichtigen bij te staan bij het in een andere lidstaat doen gelden van hun rechten, door de indiening van verzoeken tot erkenning, uitvoerbaarverklaring en tenuitvoerlegging van gegeven beslissingen, tot wijziging van zodanige beslissingen of tot verkrijging van een beslissing. Zij dienen ook informatie uit te wisselen om onderhoudsplichtigen en onderhoudsgerechtigden te lokaliseren en, voor zover nodig, hun inkomen en vermogen vast te stellen. Zij dienen, ten slotte, onderling samen te werken en algemene informatie uit te wisselen, alsmede de samenwerking van bevoegde autoriteiten van hun lidstaat te bevorderen.
- (32)
Elke overeenkomstig deze verordening aangewezen centrale autoriteit dient, behoudens welomschreven uitzonderingen, haar eigen kosten te dragen en iedere verzoeker die in haar lidstaat verblijft bij te staan. De maatstaf voor de bepaling van het recht van een persoon om bijstand van een centrale autoriteit te vragen, dient minder streng te zijn dan de aanknopingsfactor ‘gewone verblijfplaats’ die elders in deze verordening wordt gebruikt. Het criterium ‘verblijfplaats’ sluit echter de enkele aanwezigheid uit.
- (33)
Om onderhoudsgerechtigden en onderhoudsplichtigen volledig te kunnen bijstaan en de grensoverschrijdende inning van levensonderhoud zo goed mogelijk te bevorderen, dienen de centrale autoriteiten te kunnen beschikken over een aantal persoonsgegevens. Deze verordening dient de lidstaten bijgevolg te verplichten ervoor te zorgen dat hun centrale autoriteiten toegang hebben tot deze gegevens bij de overheidsinstanties of -administraties die in het kader van hun gebruikelijke activiteiten over deze gegevens beschikken. Iedere lidstaat dient echter vrij te zijn om te bepalen op welke wijze toegang wordt verleend. Zo zou een lidstaat de overheidsinstanties of -administraties moeten kunnen aanwijzen die overeenkomstig deze verordening de gegevens aan de centrale autoriteit dienen te verstrekken, in voorkomend geval daaronder begrepen de overheidsinstanties of -administraties die reeds zijn aangewezen in het kader van andere regelingen inzake toegang tot gegevens. Wanneer een lidstaat overheidsdiensten of -administraties aanwijst, moet hij ervoor zorgen dat zijn centrale autoriteit overeenkomstig deze verordening toegang kan krijgen tot de gevraagde informatie waarover zij beschikken. Een lidstaat dient voorts zijn centrale autoriteit te kunnen machtigen om toegang te verkrijgen tot de gevraagde informatie waarover enige andere rechtspersoon beschikt en voor de behandeling waarvan deze verantwoordelijk is.
- (34)
Wat de toegang tot, en het gebruik en de verstrekking van persoonsgegevens betreft, dienen de vereisten van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (13), zoals omgezet in de nationale wetgeving van de lidstaten, in acht te worden genomen.
- (35)
Voor de toepassing van deze verordening dienen de specifieke voorwaarden voor de toegang tot persoonsgegevens, het gebruik en de verstrekking van deze gegevens evenwel nader te worden omschreven. In dit verband is rekening gehouden met het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (14). De kennisgeving aan de persoon over wie de informatie is verzameld, dient overeenkomstig het nationale recht van de aangezochte lidstaat te geschieden. Het dient echter mogelijk te zijn om de kennisgeving uit te stellen om te voorkomen dat de onderhoudsplichtige zijn bezittingen overbrengt en aldus de inning van levensonderhoud in het gedrang brengt.
- (36)
Gezien de kosten van procedures, dient in een zeer gunstige rechtsbijstandsregeling te worden voorzien, namelijk in een volledige tegemoetkoming in de kosten verbonden aan procedures betreffende onderhoudsverplichtingen jegens kinderen jonger dan 21 jaar die door tussenkomst van de centrale autoriteiten aanhangig worden gemaakt. De bestaande rechtsbijstandsregeling in het kader van de Europese Unie, op grond van Richtlijn 2003/8/EG, dient bijgevolg te worden aangevuld met specifieke regels die een bijzonder regime creëren voor rechtsbijstand op het gebied van onderhoudsverplichtingen. In dat verband dient de bevoegde autoriteit van de aangezochte lidstaat in uitzonderlijke gevallen de kosten te kunnen verhalen op een verzoeker die kosteloze rechtsbijstand heeft genoten en die in het ongelijk is gesteld, voor zover diens financiële situatie dit toelaat. Dat zou met name het geval zijn voor een bemiddelde persoon die te kwader trouw heeft gehandeld.
- (37)
Voor andere dan de in de vorige overweging bedoelde onderhoudsverplichtingen dient te worden gewaarborgd dat op het gebied van rechtsbijstand alle partijen dezelfde behandeling krijgen bij de tenuitvoerlegging van een beslissing in een andere lidstaat. Zo dienen de bepalingen betreffende de continuïteit van de rechtsbijstand aldus te worden begrepen dat zij ook voorzien in de verlening van zodanige bijstand aan een partij die, terwijl zij geen rechtsbijstand heeft genoten tijdens de procedure strekkende tot verkrijging of wijziging van een beslissing in de lidstaat van oorsprong, vervolgens in diezelfde lidstaat wel rechtsbijstand heeft genoten in het kader van een verzoek tot tenuitvoerlegging van de beslissing. Ook dient een partij die kosteloos heeft geprocedeerd ten overstaan van een administratieve autoriteit als in bijlage X genoemd, in de lidstaat van tenuitvoerlegging de meest gunstige rechtsbijstand of de ruimste vrijstelling van kosten en uitgaven te genieten, mits zij aantoont dat zij daarvoor in de lidstaat van oorsprong in aanmerking zou zijn gekomen.
- (38)
Teneinde de kosten voor het vertalen van bewijsstukken te beperken, dient het gerecht waarbij een zaak aanhangig is gemaakt, alleen als dat nodig is vertaling van stukken te verlangen, onverminderd de rechten van de verdediging en de voorschriften voor de betekening en de kennisgeving van stukken.
- (39)
Om de toepassing van deze verordening te vergemakkelijken, dienen de lidstaten te worden verplicht de namen en contactgegevens van hun centrale autoriteiten alsook andere informatie aan de Commissie mede te delen. Deze gegevens dienen ter beschikking van de betrokken beroepsbeoefenaren en het publiek te worden gesteld door middel van bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie of langs elektronische weg via het bij Besluit 2001/470/EG opgerichte Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken. Voorts dient het gebruik van de in deze verordening vervatte formulieren de communicatie tussen centrale autoriteiten te vereenvoudigen en te versnellen en de elektronische indiening van verzoeken mogelijk te maken.
- (40)
Er dient een regeling te worden getroffen voor de verhouding tussen deze verordening en de bilaterale of multilaterale overeenkomsten inzake onderhoudsverplichtingen waarbij de lidstaten partij zijn. In dat verband dient te worden bepaald dat de lidstaten die partij zijn bij de Overeenkomst van 23 maart 1962 tussen Zweden, Denemarken, Finland, IJsland en Noorwegen inzake het verhaal van levensonderhoud, deze overeenkomst kunnen blijven toepassen, aangezien zij op het stuk van erkenning en tenuitvoerlegging gunstiger bepalingen bevat dan die waarin deze verordening voorziet. Wat toekomstige bilaterale overeenkomsten met derde landen op het gebied van onderhoudsverplichtingen betreft, dienen de procedures en de voorwaarden voor machtiging van lidstaten om zelf met derde landen over dergelijke overeenkomsten te onderhandelen en deze te sluiten, te worden vastgesteld in het kader van de besprekingen over een desbetreffend Commissievoorstel.
- (41)
Voor de berekening van de in deze verordening voorziene termijnen dient Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (15), te worden toegepast.
- (42)
De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG vandeRaad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (16).
- (43)
De Commissie dient met name te worden gemachtigd om elke wijziging van de formulieren die in deze verordening zijn voorzien, aan te nemen volgens de in artikel 3 van Besluit 1999/468/EG bedoelde raadplegingsprocedure. Voor de opstelling van de lijst van administratieve autoriteiten die onder deze verordening vallen, dient de Commissie evenwel te worden gemachtigd om volgens de in artikel 4 van dat besluit bedoelde beheersprocedure te handelen.
- (44)
Deze verordening dient Verordening (EG) nr. 44/2001 te wijzigen door in de plaats te treden van de bepalingen daarvan die betrekking hebben op onderhoudsverplichtingen. Onder voorbehoud van de overgangsbepalingen van de onderhavige verordening dienen de lidstaten vanaf de datum waarop zij van kracht wordt, op onderhoudsverplichtingen de bepalingen van deze verordening over bevoegdheid, erkenning, uitvoerbaarheid en tenuitvoerlegging van beslissingen, en over rechtsbijstand, toe te passen in plaats van die van Verordening (EG) nr. 44/2001.
- (45)
Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk het treffen van een aantal maatregelen om de daadwerkelijke inning van levensonderhoud in grensoverschrijdende gevallen te waarborgen en derhalve het vrije verkeer van personen in de Europese Unie te vergemakkelijken, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve, wegens de omvang en de gevolgen van deze verordening, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, mag de Gemeenschap maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
- (46)
Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, heeft Ierland kennis gegeven van zijn wens deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze verordening.
- (47)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt het Verenigd Koninkrijk niet deel aan de aanneming van deze verordening en is bijgevolg niet door de verordening gebonden noch gehouden deze toe te passen. Dat laat onverlet de mogelijkheid voor het Verenigd Koninkrijk om mede te delen dat het voornemens is deze verordening, na de aanneming ervan, overeenkomstig artikel 4 van genoemd protocol te aanvaarden.
- (48)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van de voorgestelde verordening, en is daardoor niet gebonden noch gehouden deze toe te passen, onverminderd de mogelijkheid voor Denemarken om, overeenkomstig artikel 3 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (17), de inhoud van de wijzigingen die thans in Verordening (EG) nr. 44/2001 worden aangebracht, toe te passen,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
Advies uitgebracht op 13 december 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en advies uitgebracht op 4 december 2008 na een nieuwe raadpleging (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
Advies uitgebracht na een niet-verplichte raadpleging (PB C 185 van 8.8.2006, blz. 35).
PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1.
PB L 174 van 27.6.2001, blz. 25.
PB L 174 van 27.6.2001, blz. 1.
PB L 26 van 31.1.2003, blz. 41.
PB L 338 van 23.12.2003, blz. 1.
PB L 143 van 30.4.2004, blz. 15.
PB L 324 van 10.12.2007, blz. 79.
PB C 12 van 15.1.2001, blz. 1.
PB C 53 van 3.3.2005, blz. 1.
PB C 198 van 12.8.2005, blz. 1.
PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
PB C 242 van 7.10.2006, blz. 20
PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1.
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
PB L 299 van 16.11.2005, blz. 62.