RvdW 2010, 610:Richtlijn 2004/35 verzet zich niet tegen een nationale regeling op basis waarvan de bevoegde instantie, handelend in het kader van deze richtlijn, kan vermoeden — ook in gevallen van diffuse verontreiniging —dat er tussen exploitanten en een geconstateerde verontreiniging een causaal verband bestaat omdat hun installaties nabij het verontreinigde gebied zijn gelegen. Overeenkomstig het beginsel dat de vervuiler betaalt dient deze instantie echter, om aldus een dergelijk causaal verband te vermoeden, over geloofwaardige aanwijzingen te beschikken die haar vermoeden kunnen onderbouwen, zoals de omstandigheid dat de installatie van de exploitant nabij de geconstateerde verontreiniging is gelegen en de omstandigheid dat er overeenstemming is tussen de gevonden verontreinigende stoffen en de bestanddelen die deze exploitant in het kader van zijn activiteiten gebruikt.