Einde inhoudsopgave
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/6.3.2.3
6.3.2.3 Invulling in het Nederlandse recht; bindend advies
M.W. Knigge, datum 24-10-2012
- Datum
24-10-2012
- Auteur
M.W. Knigge
- JCDI
JCDI:ADS384688:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie bijv. HR 20 mei 2005, NJ 2007,114, m.nt. H.J. Snijders onder NJ 2007, 115 (Gem. Amsterdam/ Honnebier), r.o. 3.8, waarin schending van het beginsel van hoor en wederhoor aan de orde was.
HR 20 mei 2005, NJ 2007,114, m.nt. H.J. Snijders onder NJ 2007,115 (Gem. Amsterdam/Honnebier), r.o. 3.3; zie ook HR 24 maart 2006, NJ 2007,115, m.nt. H.J. Snijders (Meurs/Newomij), r.o. 3.4.4; HR 1 juli 1988, NJ 1988,1034 (Delta Lloyd/N.), r.o. 3.2.
Zie ook Snijders in zijn noot bij HR 24 maart 2006, NJ 2007,115 (Meurs/Newomij), nr. 2d.
HR 20 mei 2005, NJ 2007,114, m.nt. H.J. Snijders onder NJ 2007,115 (Gem. Amsterdam/Honnebier), r.o. 3.4; HR 24 maart 2006, NJ 2007,115, m.nt. H.J. Snijders (Meurs/Newomij), r.o. 3.4.2.
In hoeverre dienen fundamentele beginselen in het kader van een bindendadviesprocedure in acht te worden genomen? Duidelijk is dat schending van een fundamenteel beginsel kan meebrengen dat gebondenheid aan de beslissing van bindend adviseurs naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, zodat de beslissing vernietigbaar is op grond van artikel 7:904 lid 1 BW.1 Niet iedere schending van een fundamenteel beginsel leidt echter tot vernietigbaarheid. Volgens de Hoge Raad is bij de beantwoording van de vraag of een partij haar wederpartij mag houden aan een bindend advies bij de totstandkoming waarvan procedurele fouten zijn gemaakt mede van belang of, en zo ja in welke mate, door de procedurefout nadeel aan de wederpartij is toegebracht.2 Dat wegens een gebrek aan nadeel vernietiging wellicht achterwege kan blijven, betekent echter nog niet dat een bepaalde regel niet in acht hoeft te worden genomen. Bindend adviseurs zullen immers over het algemeen van tevoren niet kunnen overzien of schending van een procedureregel een partij daadwerkelijk zal benadelen.3
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt echter wel degelijk dat de fundamentele beginselen niet onverkort gelden in alle bindendadviesprocedures. De Hoge Raad hecht in dit verband waarde aan het karakter van de procedure. Zo heeft de Hoge Raad geoordeeld dat, naarmate het bindend advies meer het karakter van rechtspraak heeft, de beslissing van bindend adviseurs meer en beter behoort te worden gemotiveerd. Omgekeerd is het volgens de Hoge Raad zo dat, naarmate de opdracht aan bindend adviseurs meer het karakter heeft dat zij een niet (volledig) bepaald element van de rechtsverhouding tussen partijen dienen vast te stellen, en het van hen gevraagde oordeel meer op intuïtief inzicht berust, aan dat oordeel lagere motiveringseisen kunnen worden gesteld.4 Het is dus mede afhankelijk van het type procedure in hoeverre de fundamentele rechten in acht moeten worden genomen. Dit maakt de vraag of in een bepaald geval deze rechten hebben te gelden niet makkelijker te beantwoorden. Hierna zal enkel aandacht worden besteed aan bindendadviesprocedures die het karakter hebben van rechtspraak. Omdat een vergelijking wordt gemaakt met de situatie bij de overheidsrechter, zijn deze procedures het meest interessant.
Duidelijk is dat in bindendadviesprocedures die het karakter hebben van rechtspraak fundamentele rechten in ieder geval tot op zekere hoogte in acht moeten worden genomen. Partijen kunnen met de enkele overeenkomst tot bindend advies dus nog niet worden geacht hiervan volledig afstand te hebben gedaan. Wat dit voor de verschillende specifieke rechten betekent, wordt in de volgende paragrafen onderzocht. Ook zal daar gekeken worden in hoeverre partijen deze rechten bij expliciete overeenkomst kunnen uitsluiten.