Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de grensoverschrijdende politiële samenwerking en de samenwerking in strafrechtelijke aangelegenheden
Artikel 14 Infiltratie ten behoeve van strafrechtelijke opsporing
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2006
- Bronpublicatie:
02-03-2005, Trb. 2005, 86 (uitgifte: 18-04-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-08-2006, Trb. 2006, 175 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
Op verzoek kan de aangezochte Verdragsluitende Staat toestemming verlenen voor de uitvoering van infiltratie op haar grondgebied door ambtenaren van de verzoekende Verdragsluitende Staat die volgens de wet- en regelgeving van de verzoekende Verdragsluitende Staat de status van infiltrant hebben, wanneer de verzoekende Verdragsluitende Staat aannemelijk maakt dat zonder deze maatregel de opheldering van de zaak geen kans van slagen zou hebben of aanzienlijk bemoeilijkt zou worden. De inwilliging van een verzoek waarmee toestemming wordt verleend voor infiltratie, geldt voor het gehele grondgebied van de aangezochte Verdragsluitende Staat.
2.
De andere voorwaarden voor infiltratie, in het bijzonder de voorwaarden die van toepassing zijn voor het inzetten van infiltranten, worden bepaald door het recht van de aangezochte Verdragsluitende Staat. De aangezochte Verdragsluitende Staat kan bovendien richtlijnen vaststellen voor het gebruik van de door middel van een infiltratie verworven inzichten. De Verdragsluitende Staten informeren elkaar over de voorwaarden die gelden voor de uitvoering van infiltratie volgens hun nationale wet- en regelgeving.
3.
Infiltratie op het grondgebied van de aangezochte Verdragsluitende Staat is beperkt tot afzonderlijke, qua tijd beperkte politieoptredens die in het verzoek overeenkomstig het eerste lid moeten worden aangegeven. Indien op het tijdstip van de indiening van het verzoek reeds aannemelijk is dat de infiltratie zich over een bepaalde periode zal uitstrekken, kan de infiltratie in eerste instantie voor de duur van ten hoogste drie maanden worden toegestaan. Verlenging van de toestemming die gepaard kan gaan met wijziging van de oorspronkelijk gegeven toestemming, is toegestaan. De vermoedelijke duur van de infiltratie dient eveneens te worden aangegeven in het verzoek overeenkomstig het eerste lid. De autoriteiten van de verzoekende Verdragsluitende Staat maken tijdens de voorbereiding van het politieoptreden afspraken met de bevoegde autoriteiten van de aangezochte Verdragsluitende Staat.
4.
De leiding van het politieoptreden berust bij een ambtenaar van de aangezochte Verdragsluitende Staat; het optreden van de ambtenaren van de verzoekende Verdragsluitende Staat valt onder de verantwoordelijkheid van de aangezochte Verdragsluitende Staat. De aangezochte Verdragsluitende Staat kan te allen tijde beëindiging van de infiltratie eisen.
5.
De aangezochte Verdragsluitende Staat neemt de vereiste maatregelen om de verzoekende Verdragsluitende Staat bij de uitvoering personeel, logistiek en technisch te ondersteunen en om de ambtenaren van de verzoekende Verdragsluitende Staat te beschermen tijdens hun optreden op het grondgebied van de aangezochte Verdragsluitende Staat.
6.
De bevoegde autoriteiten maken nadere afspraken met betrekking tot de noodzakelijke toestemming in dringende gevallen. Dringende gevallen in de zin van de eerste volzin doen zich voor, indien te vrezen valt dat zonder grensoverschrijdende infiltratie de identiteit van de ingezette ambtenaren bekend zou worden en het onderzoek gevaar zou lopen.
7.
Artikel 8, eerste en vierde lid, vinden overeenkomstige toepassing.
8.
Technische middelen die voor de beveiliging van het optreden vereist zijn, mogen worden meegevoerd, tenzij de Verdragsluitende Staat op wiens grondgebied de infiltratie wordt uitgevoerd, uitdrukkelijk bezwaar maakt. In het verzoek moeten als regel de technische middelen worden vermeld. Voor het overige geldt artikel 11, elfde lid, overeenkomstig.
9.
Het verzoek dient te worden gericht aan de nationale centrale politie-instantie of, met gelijktijdige informering van de nationale centrale politie-instantie, aan het Openbaar Ministerie van de aangezochte Verdragsluitende Staat dat voor het bevel tot of de toestemming voor infiltratie verantwoordelijk zou zijn indien de infiltratie door de autoriteiten van de aangezochte Verdragsluitende Staat zou worden uitgevoerd. In de gevallen waarin de infiltratie in de Bondsrepubliek Duitsland zich naar verwachting zal beperken tot de grensstreek bedoeld in artikel 3, tweede lid, dient het verzoek bovendien in afschrift te worden gericht aan het in het gegeven geval bevoegde Landeskriminalamt van de deelstaten Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen onder gelijktijdig informeren van de nationale centrale politie-instantie.
10.
De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staat op wiens grondgebied het optreden heeft plaatsgevonden, worden onverwijld schriftelijk geïnformeerd over de uitvoering en de resultaten van de infiltratie.
11.
De Verdragsluitende Staten kunnen elkaar infiltranten ter beschikking stellen die in opdracht en onder het gezag van de bevoegde autoriteit van de andere Verdragsluitende Staat zullen optreden.