Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de grensoverschrijdende politiële samenwerking en de samenwerking in strafrechtelijke aangelegenheden
Artikel 12 Achtervolging
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2006
- Bronpublicatie:
02-03-2005, Trb. 2005, 86 (uitgifte: 18-04-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-08-2006, Trb. 2006, 175 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
Voor grensoverschrijdende achtervolging geldt artikel 41 van de SUO met de volgende aanvullingen:
- 1.
Afgezien van de in artikel 41, eerste lid, van de SUO genoemde doeleinden is grensoverschrijdende achtervolging in het kader van de nationale wet- en regelgeving van de Verdragsluitende Staten ook bij de achtervolging van personen toegestaan die binnen een afstand van ten hoogste 150 kilometer van de grens zich onttrekken aan een controle in het kader van de opsporing van personen die verdacht worden van een uitleveringsdelict of die zijn veroordeeld tot een vrijheidsstraf op grond waarvan uitlevering toelaatbaar lijkt.
- 2.
De achtervolging kan ook plaatsvinden over de grenzen in het water en het luchtruim.
- 3.
De achtervolgende ambtenaren oefenen het achtervolgingsrecht voor de in het eerste lid, onder 1, en in artikel 41, eerste lid, van de SUO genoemde doeleinden uit op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Staat zonder geografische beperkingen of beperkingen in tijd voor alle strafbare feiten op grond waarvan uitlevering kan plaatsvinden, met inbegrip van de bevoegdheid personen aan te houden overeenkomstig artikel 41, tweede lid, onderdeel b, van de SUO.
- 4.
Het binnentreden van woningen en het betreden van niet voor het publiek toegankelijke terreinen is niet toegestaan. Publiek toegankelijke werk-, bedrijfs- en kantoorruimtes mogen tijdens werk-, bedrijfs- en kantoortijden worden betreden.
2.
In geval van een grensoverschrijdende achtervolging dient melding plaats te vinden aan:
voor het Koninkrijk der Nederlanden:
- —
de in bijlage I genoemde autoriteiten;
voor de Bondsrepubliek Duitsland:
- —
in de deelstaat Nedersaksen het regionale verbindingsorgaan te Lingen, het Grenzschutzpräsidium Nord en Grenzschutzpräsidium West en de Bundesgrenzschutzämter te Hamburg, Kleef en Keulen;
- —
in Noordrijn-Westfalen de politieautoriteiten in wiens district de grensoverschrijding plaatsvindt of vermoedelijk zal plaatsvinden, het Grenzschutzpräsidium Nord en Grenzschutzpräsidium West en de Bundesgrenzschutzämter te Hamburg, Kleef en Keulen; alsmede
- —
voor de douaneorganisatie de Lage- und Informationsdienst Kleve en de centrale meldkamer in Emden;
telkens voor zover het onder de territoriale bevoegdheid van de voornoemde autoriteiten valt en in het geval van de voornoemde douaneautoriteiten voor zover dit ook onder hun zaaksinhoudelijke competentie valt.
Wijzigingen van deze bevoegdheden worden schriftelijk medegedeeld aan de andere Verdragsluitende Staat.