Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/168
168 Voldoende feiten gesteld?
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691720:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
De rechter is terughoudend met passeren van een bevrijdend verweer indien de onderbouwing van de feiten en omstandigheden mager is; hij verwerpt het verweer liever indien de feiten en omstandigheden overtuigend zijn betwist.
Bijv. HR 11 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0570, RvdW 2011/369 (verwijt dat eiser is tekort geschoten in het afvoeren van de grond).
Van den Brink 2008.
Ahsmann 2020b, 3.5.3.
Rb. Den Haag 3 april 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:3617, NJF 2013/200.
Rb. Noord-Nederland 22 november 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:4528, r.o. 4.15; verwezen wordt naar HR 23 oktober 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0729, r.o. 3.5, NJ 1992/814 en HR 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:404, NJ 2017/147.
Wanneer de stelling van verweerder onvoldoende feitelijk is onderbouwd of onvoldoende geconcretiseerd, wordt zijn bevrijdend verweer gepasseerd; de gestelde feiten zijn dan niet toereikend voor de door verweerder beoogde rechtsgevolgen. De rechter komt dan niet toe aan een beoordeling van het materiële geschil met betrekking tot dat bevrijdende verweer.1
Suggesties volstaan niet om zich op een rechtsgevolg te beroepen. De rechter zal dan de zaak op de stelplicht kunnen afdoen, het bevrijdend verweer passeren en zal de vordering van eiser kunnen toewijzen.2 Verweerder wordt om die reden evenmin tot bewijs toegelaten. De verplichting zijn stelling voldoende te adstrueren gaat vooraf aan de bewijsfase. Bij onvoldoende stellen kan de rechter, ook in geval van een bewijsaanbod, oordelen geen ruimte te zien voor een bewijsopdracht. De rechter komt pas toe aan het verstrekken van een bewijsopdracht als aan de stelplicht is voldaan. Van verweerder had bijvoorbeeld verwacht mogen worden dat hij producties of schriftelijke verklaringen van potentiële getuigen bij conclusie van antwoord of separaat in het geding had gebracht. Voor de vraag of de door verweerder ingenomen stellingen voldoende concreet zijn, is het niet van belang of die stellingen zijn betwist.3 Voordat de rechter een antwoord geeft op de vraag of de gestelde feiten al dan niet voldoende zijn betwist, moet eerst de vraag worden beantwoord of voldoende feiten door verweerder zijn gesteld voor het intreden van het beoogde rechtsgevolg.4
Voorbeelden
“W. heeft als meest verstrekkend verweer gevoerd — zij het summier en voor het eerst ter comparitie van partijen — dat de vorderingen van P. zijn verjaard, althans dat er van rechtsverwerking sprake is. De rechtbank verwerpt deze verweren. (…) W. heeft die stelling niet nader toegelicht, ook niet nadat P. ter comparitie heeft aangevoerd eerst op grond van het voorlopig getuigenverhoor in 2011 dusdanig geïnformeerd te zijn dat hij jegens W. een rechtsvordering kon instellen. Het beroep op verjaring wordt daarom als onvoldoende onderbouwd verworpen. Ook het beroep op rechtsverwerking faalt, nu W. niet heeft gesteld op grond waarvan hij er tot aan het moment van dagvaarding in 2011, althans tot het moment van aansprakelijkstelling in mei 2010, gerechtvaardigd op vertrouwde dat P. geen rechtsvordering jegens hem zou instellen. Evenmin heeft W. onderbouwd dat zijn positie onredelijk zou zijn benadeeld of verzwaard nu P. zijn aanspraak alsnog geldend tracht te maken.”5
“Wanneer verweerder in louter algemene termen verwijst naar verklaringen die ‘de getuigen’ [in een strafzaak, WtS] hebben afgelegd, heeft hij zijn stellingen onvoldoende concreet onderbouwd. Verweerder kan geen feitelijke grondslag voor zijn verweer creëren door naar stukken in de strafzaak – in dit geval de processen-verbaal waarin de verklaringen van getuigen zijn neergelegd – te verwijzen, zonder daarbij met zoveel woorden aan te geven wat in de verklaring van een bepaalde getuige van belang is.”6