Einde inhoudsopgave
RvdW 2014/440
Onverkort recht op tolk in moedertaal vindt geen steun in het recht.
HR 18-02-2014, ECLI:NL:HR:2014:358
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 februari 2014
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, V. van den Brink
- Zaaknummer
12/02281
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Vreemdelingenrecht / Vreemdelingenprocesrecht
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:358, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑02‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:2548, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑12‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑11‑2012
- Wetingang
Art. 6 lid 3 EVRM; art. 2 lid 1 Richtlijn nr. 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures (PbEU L 280); art. 275 lid 1 (oud), 276 lid 1 (oud), 275 lid 1, 276 lid 2 Sv
Essentie
Voor zover het middel ervan uitgaat dat een verdachte die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, recht heeft op de bijstand van een tolk in zijn moedertaal, steunt het op een onjuiste rechtsopvatting. Ook het in deze zaak toepasselijke recht zoals dat gold vóór 1 oktober 2013, houdt in dat een verdachte die de Nederlandse taal niet of niet voldoende beheerst, ter terechtzitting moet worden bijgestaan door een tolk in een taal die hij voldoende beheerst om het onderzoek ter terechtzitting te kunnen voortzetten.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.