Einde inhoudsopgave
RvdW 2015/795
A-G en HR: art. 80a RO.
HR 16-06-2015, ECLI:NL:HR:2015:1657
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16 juni 2015
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, V. van den Brink
- Zaaknummer
14/02464
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:1657, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑06‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:925, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑05‑2015
Essentie
A-G en HR: art. 80a RO.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 4 april 2014, nummer 23/005518-12, in de strafzaak tegen: [verdachte]. Adv. mr. P.H.L.M. Souren, te Amsterdam.
Conclusie
Conclusie A-G mr. A.E. Harteveld:
Na bestudering van de zaak ben ik van mening dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.