HR, 16-06-2015, nr. 14/02464
ECLI:NL:HR:2015:1657
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16-06-2015
- Zaaknummer
14/02464
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:1657, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑06‑2015; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:925, Gevolgd
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2014:1379, Niet ontvankelijk
ECLI:NL:PHR:2015:925, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑05‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:1657, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 16‑06‑2015
Inhoudsindicatie
HR: art. 80a RO.
Partij(en)
16 juni 2015
Strafkamer
nr. 14/02464
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 4 april 2014, nummer 23/005518-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.H.L.M. Souren, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juni 2015.
Conclusie 19‑05‑2015
Inhoudsindicatie
HR: art. 80a RO.
Nr. S 14/02464 Zitting: 19 mei 2015 | A.E. Harteveld Standpunt/conclusie inzake: [verdachte] |
Na bestudering van de zaak ben ik van mening dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden AG |