Einde inhoudsopgave
Verzamelbesluit Lijfrenten
6.1.8 Gevolgen van uitruil van pensioenrechten
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2019. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 16-05-2019
- Bronpublicatie:
16-05-2019, Stcrt. 2019, 30558 (uitgifte: 31-05-2019, regelingnummer: 2019-115021)
- Inwerkingtreding
01-06-2019, terugwerkend tot: 16-05-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-05-2019, Stcrt. 2019, 30558 (uitgifte: 31-05-2019, regelingnummer: 2019-115021)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Persoonsgebonden aftrek
Inkomstenbelasting / Uitgaven voor inkomensvoorzieningen
Het is met ingang van 2005 niet meer mogelijk tijdelijke pensioenrechten (bijvoorbeeld overbruggingspensioenen/prepensioenen) toe te kennen, behalve als het overgangsrecht van de artikelen 38d, e en f, van de Wet LB 1964 van toepassing is. Tijdelijke pensioenrechten kunnen worden omgezet in levenslange pensioenrechten. Deze uitruil heeft gevolgen voor de berekening van de pensioenaangroei en de hoogte van de lijfrentepremieaftrek. Hierna neem ik een standpunt in over de gevolgen van een dergelijke uitruil.
Voor zover tijdelijke pensioenrechten zijn opgebouwd in jaren voorafgaande aan het kalenderjaar van omzetting, heeft de omzetting geen invloed op de hoogte van de pensioenaangroei in het kalenderjaar van omzetting.
Voor zover tijdelijke rechten zijn opgebouwd door toeneming van de diensttijd in het kalenderjaar van omzetting, wordt de door de omzetting ontstane aanspraak op levenslang ouderdomspensioen wel in aanmerking genomen voor de berekening van de pensioenaangroei in het kalenderjaar van omzetting.
De omzetting van tijdelijke rechten die zijn opgebouwd voorafgaand aan het kalenderjaar van omzetting kan leiden tot het in aanmerking nemen van negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen (artikel 3.133, tweede lid, onderdeel k, Wet IB 2001).