Einde inhoudsopgave
Verzamelbesluit Lijfrenten
6.1.7 Voortgezette pensioenopbouw over perioden waarin premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid is verleend
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2019. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 16-05-2019
- Bronpublicatie:
16-05-2019, Stcrt. 2019, 30558 (uitgifte: 31-05-2019, regelingnummer: 2019-115021)
- Inwerkingtreding
01-06-2019, terugwerkend tot: 16-05-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-05-2019, Stcrt. 2019, 30558 (uitgifte: 31-05-2019, regelingnummer: 2019-115021)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Persoonsgebonden aftrek
Inkomstenbelasting / Uitgaven voor inkomensvoorzieningen
De pensioenverzekeraar moet bij de jaarlijkse opgave van de pensioenaangroei rekening houden met de aangroei van de jaarlijkse uitkeringen van het aan de deelnemer toekomend levenslang ouderdomspensioen. In de opgave moet de verzekeraar de pensioenaangroei opnemen die het gevolg is van de toename van de diensttijd in dat jaar. Onder diensttijd wordt verstaan alle perioden die meetellen voor de opbouw van de pensioenrechten, de zogenoemde pensioenjaren, zodat het voor de vaststelling van de pensioenjaren geen verschil maakt of een deelnemer in een of meer van die perioden recht heeft op premievrijstelling. Dit kan bijvoorbeeld zijn omdat een deelnemer in die periode arbeidsongeschikt is. Het is alleen van belang dat de desbetreffende periode meetelt als diensttijd in de zin van de pensioenregeling.