De problematiek van het gebruik van GHB met fatale afloop is tevens aan de orde in een zaak onder nummer 17/03062 waarin ik heden eveneens concludeer.
HR, 12-03-2019, nr. 18/03083
ECLI:NL:HR:2019:336
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12-03-2019
- Zaaknummer
18/03083
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:336, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑03‑2019; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:12
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2018:866, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:PHR:2019:12, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑01‑2019
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:336
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑09‑2018
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2019-0072 met annotatie van J.H.J. Verbaan
JIN 2019/54 met annotatie van C. van Oort
NJ 2019/330 met annotatie van N. Rozemond
NbSr 2019/101
JIN 2019/54 met annotatie van C. van Oort
Uitspraak 12‑03‑2019
Inhoudsindicatie
OM-cassatie. Vrijspraak verdachte t.z.v. dood door schuld door in haar woning in Nederhorst den Berg op vrijwillige basis voor haar vriendin, in tegenstelling tot verdachte onbekend met (werking van) GHB, in theeglas GHB in te schenken zonder deze nauwkeurig af te meten, ten gevolge waarvan vriendin is overleden, art. 307.1 Sr. Levert verstrekken van ongecontroleerde hoeveelheid GHB onaanvaardbaar gezondheidsrisico op waardoor verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig heeft gehandeld? HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2015:952 m.b.t. invulling “schuld”. Hof heeft vastgesteld dat slachtoffer (volwassen vrouw die onbekend was met werking van GHB) wel eens GHB wilde proberen, dat verdachte GHB in theeglas heeft ingeschonken en gemengd met cola aan slachtoffer heeft verstrekt waarna slachtoffer GHB zelf desbewust en vrijwillig heeft ingenomen, dat exacte hoeveelheid van aan slachtoffer verstrekte GHB niet kan worden bepaald en dat verdachte eerder van dezelfde GHB vergelijkbare of grotere hoeveelheden heeft gebruikt en dat dit altijd goed is gegaan. In ’s Hofs overwegingen ligt als zijn niet onbegrijpelijke oordeel besloten dat - anders dan is tlgd. - niet is komen vast te staan dat verdachte aan slachtoffer een “(te) grote hoeveelheid, althans meer dan een gemiddelde gebruikershoeveelheid” heeft verstrekt. Hof heeft vervolgens geoordeeld dat GHB weliswaar is vermeld op bij Opiumwet behorende lijst I en door wetgever wordt beschouwd als drug waarvan gebruik onaanvaardbaar risico voor (volks)gezondheid oplevert, maar dat gelet op hiervoor genoemde omstandigheden verstrekken aan slachtoffer van GHB niet een zodanig onaanvaardbaar gezondheidsrisico met zich bracht dat dood van slachtoffer aan haar schuld in de zin van art. 307 Sr is te wijten. Dat - met waarderingen van feitelijke aard verweven - oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Volgt verwerping. CAG: anders.
Partij(en)
12 maart 2019
Strafkamer
nr. S 18/03083
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 29 januari 2018, nummer 21/004022-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door het Openbaar Ministerie. Het heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Hof, teneinde deze op het bestaande beroep opnieuw te berechten en af te doen.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat het overlijden van [betrokkene 1] niet aan de schuld van de verdachte te wijten is.
2.2.1.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"zij op of omstreeks 29 maart 2014 te Nederhorst den Berg, gemeente Wijdemeren, althans in het arrondissement Midden-Nederland, roekeloos, in elk geval grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig heeft gehandeld door aan [betrokkene 1] , terwijl zij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze geen/weinig ervaring had met het gebruik van verdovende middelen, een (te) grote hoeveelheid, althans meer dan een normale gebruikershoeveelheid van een verdovend en/of schadelijk middel (te weten GHB) (ter inname) aan te bieden en/of beschikbaar te stellen en/of toe te dienen, door genoemde hoeveelheid van dat middel in te schenken in een glas en/of dat glas en/of dat middel (vervolgens) aan die [betrokkene 1] beschikbaar te stellen (ter inname), waardoor het aan haar, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat die [betrokkene 1] zodanig letsel, (te weten een GHB-intoxicatie) heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden."
2.2.2.
Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van het haar tenlastegelegde en heeft daartoe het volgende overwogen:
"Vaststelling feitelijke gang van zaken
Uit de inhoud van het dossier en hetgeen daaromtrent ter terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep naar voren is gekomen leidt het hof de navolgende feitelijke gang van zaken af.
Verdachte en het slachtoffer hebben een prille relatie. Op 29 maart 2014 brengen zij de middag en avond samen door in de woning van verdachte. Rond 22.00 uur biedt verdachte [betrokkene 1] GHB aan. [betrokkene 1] geeft aan dit wel eens te willen proberen. De verdachte heeft de GHB die zij een aantal jaren terug van een bekende had gekregen en in een afgesloten Spa rood flesje in haar slaapkamer achter haar schoenenkast bewaarde, ingeschonken in een theeglas en dit gemengd met cola, waarna [betrokkene 1] eerst de eerste helft van het glas heeft leeggedronken en na zo'n tien tot vijftien minuten de tweede helft. De verdachte heeft die avond zelf geen GHB gebruikt. Verdachte heeft verklaard dat [betrokkene 1] na anderhalf uur in slaap is gevallen en na enig porren van de verdachte nog wakker is geworden, en daarna naar haar eigen kant van het bed is gerold. Verdachte heeft [betrokkene 1] daarna nog tien minuten in de gaten gehouden en is vervolgens zelf ook in slaap gevallen. De volgende ochtend rond 05.45 uur bemerkte de verdachte dat [betrokkene 1] niet meer leefde en heeft zij het alarmnummer gebeld.
Door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) is vastgesteld dat het restant van de vloeistof in het Spa rood flesje, dat onder verdachte in beslag is genomen, GHB bevat. De concentratie GHB in de vloeistof is niet onderzocht.
Doodsoorzaak
Toxicologisch onderzoek
Toxicologisch onderzoek door het NFI naar de in het lichaamsmateriaal van [betrokkene 1] aanwezige stoffen heeft uitgewezen dat in het femoraalbloed een hoge concentratie GHB van 206 mg/l is aangetroffen, alsook een hoge concentratie GHB van 3600 mg/l in de urine. De gemeten concentratie GHB in het femoraalbloed van [betrokkene 1] past bij concentraties gemeten bij personen die zijn overleden ten gevolge van een GHB overdosis. Maar omdat deze concentratie ook overlapt met concentraties bij personen die hier niet aan zijn overleden, kan op grond van alleen deze resultaten het overlijden niet worden verklaard.
De conclusie van de toxicoloog is dat door de aanwezigheid van GHB het bewustzijn/gedrag van [betrokkene 1] ten tijde van het overlijden beïnvloed is en dat GHB in de gemeten concentratie een bijdrage kan hebben geleverd aan het overlijden van het slachtoffer door het optreden van centraal dempende effecten. Bij uitsluiting van een meer waarschijnlijke doodsoorzaak kan het overlijden van het slachtoffer verklaard worden door GHB.
Pathologisch onderzoek
(...)
- sub 11: het toxicologisch onderzoek toonde - voor zover relevant - aan: het bewustzijn/gedrag van het slachtoffer is ten tijde van het overlijden beïnvloed door de aanwezigheid van GHB.
De patholoog merkt hierover op: "GHB kan in de gemeten concentratie het overlijden van slachtoffer verklaren door het optreden van centraal dempende effecten."
De patholoog concludeert dat bij sectie op het lichaam van [betrokkene 1] geen eenduidige doodsoorzaak is gevonden. Het overlijden kan worden verklaard door verstikking ten gevolge van samendrukkend geweld op de hals, verstikking ten gevolge van smoren, een intoxicatie met GHB of een combinatie van twee of al deze factoren.
Conclusie hof
(...)
Uit de verklaringen die verdachte hierover heeft afgelegd en die het hof betrouwbaar acht, blijkt dat verdachte [betrokkene 1] GHB aangereikt heeft en dat [betrokkene 1] deze ook heeft ingenomen. Er is een hoge concentratie GHB in het femoraalbloed van [betrokkene 1] aangetroffen. GHB kan, zo hebben de toxicoloog en patholoog gerapporteerd, in de gemeten concentratie een bijdrage hebben geleverd aan het overlijden van [betrokkene 1] door het optreden van centraal dempende effecten. Van een andere meer waarschijnlijke doodsoorzaak dan GHB is het hof op grond van het dossier niet gebleken. Het hof sluit zich omtrent de doodsoorzaak dan ook aan bij het toxicologisch rapport waarin opgenomen is dat: "Bij uitsluiting van een meer waarschijnlijke doodsoorzaak kan het overlijden van slachtoffer verklaard worden door GHB" en het pathologisch onderzoek waaruit volgt: "GHB kan in de gemeten concentratie het overlijden van slachtoffer verklaren door het optreden van centraal dempende effecten."
Schuldvraag
Het hof dient vervolgens de vraag te beantwoorden of het aan de schuld van verdachte te wijten is dat [betrokkene 1] is overleden. Uitgangspunt bij de beoordeling van deze vraag is de verklaring van verdachte inhoudende dat [betrokkene 1] de GHB vrijwillig tot zich heeft genomen. Het dossier bevat geen objectieve aanwijzingen voor een andersluidende gang van zaken en het hof gaat hier dan ook van uit.
Beoordelingskader
Voor schuld als bedoeld in artikel 307 Sr moet sprake zijn van een min of meer grove of aanmerkelijke schuld/aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid. Of hiervan sprake is wordt volgens jurisprudentie van de HR bepaald door de manier waarop dit in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd en is voorts afhankelijk van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig handelen op zichzelf is niet voldoende om tot een bewezenverklaring van schuld te kunnen komen. Voor een bewezenverklaring van schuld is voorts van belang dat de verdachte moest kunnen voorzien dat bepaald gedrag, bestaande uit handelen of nalaten onvoorzichtig zou zijn en tot bepaalde gevolgen zou kunnen leiden.
Causaliteit
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat sprake is van een voldoende causaal verband tussen het verstrekken van GHB van verdachte aan [betrokkene 1] en de dood van [betrokkene 1] . De enkele omstandigheid dat [betrokkene 1] een volwassen vrouw is die de GHB zelf en desbewust heeft ingenomen, staat er niet aan in de weg om de daaruit voortgevloeide dood redelijkerwijs aan verdachte toe te rekenen. [betrokkene 1] was immers - in tegenstelling tot verdachte zelf - onbekend met (de werking van) GHB en voorts wat de dosering en de wijze van toedienen betreft geheel afhankelijk van het inzicht van verdachte en stelde zich in deze lijdzaam op.
Verstrekken GHB geen onaanvaardbaar risico
GHB is vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en wordt mitsdien door de wetgever beschouwd als drugs waarvan het gebruik een onaanvaardbaar risico voor de (volks)gezondheid oplevert. Uit het zogenoemde Speedbom-arrest van de Hoge Raad (14 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:952) volgt een motiveringsplicht voor de rechter indien deze oordeelt dat het verstrekken van een dergelijke stof door een gemiddeld gebruiker aan een ander geen onaanvaardbaar risico oplevert.
Op grond van de navolgende omstandigheden is het hof van oordeel dat de verstrekking van GHB door verdachte - hooguit aan te merken als een gemiddeld gebruiker - aan [betrokkene 1] geen onaanvaardbaar gezondheidsrisico met zich bracht. Van aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig handelen van verdachte is daarom geen sprake.
De hoeveelheid GHB die verdachte aan [betrokkene 1] verstrekt heeft is niet vast te stellen. Verdachte heeft wisselend verklaard over de hoeveelheid GHB die zij voor [betrokkene 1] heeft ingeschonken. Het hof kan, evenals de rechtbank, op grond van het dossier niet vaststellen wat de exacte hoeveelheid GHB is geweest die de verdachte voor [betrokkene 1] heeft ingeschonken. De concentratie GHB is voorts niet onderzocht en derhalve niet meer vast te stellen. Aldus kan niet beoordeeld worden of verdachte van deze GHB meer dan de normale gebruikershoeveelheid heeft ingeschonken en daarmee aan [betrokkene 1] een te hoge dosering heeft aangeboden. Met betrekking tot de hoge concentraties GHB die in het femoraalbloed en in de urine van [betrokkene 1] zijn aangetroffen, heeft de toxicoloog gerapporteerd dat uit de literatuur ook voorbeelden bekend zijn van mensen die dergelijke concentraties hebben overleefd. Op basis van die concentraties alleen kan niet worden gesproken van een te hoge dosering. In dit verband is relevant de verklaring van de toxicoloog [betrokkene 2] ter terechtzitting van de rechtbank: "Een beschreven recreatieve dosis is één tot twee soms drie gram. De hoeveelheid aan vloeistof zegt niks over de hoeveelheid GHB die erin heeft gezeten. Het gaat om de totale hoeveelheid die is ingenomen. De concentratie in de vloeistof is te meten door de politie dan wel door de afdeling verdovende middelen bij het NFI. Als niemand het heeft gemeten, kunnen we achteraf niet vaststellen wat de concentratie in het flesje was. Het is erg lastig om terug te rekenen van de concentratie in het bloed naar de concentratie in het drankje." De hoeveelheid vloeibare GHB (of dit nu twee dopjes, een scheut, een scheutje, of een aanduiding in milliliters is) die verdachte aan het slachtoffer heeft verstrekt, is derhalve niet bepalend voor de vraag of sprake was van een veilige niet dodelijke hoeveelheid GHB omdat voor die vraag de concentratie GHB in die vloeistof bepalend is. Juist die vraag kan niet beantwoord worden. Specifieke wetenschap van verdachte omtrent de concentratie van de dosis GHB die zij aan [betrokkene 1] verstrekt heeft is niet vast te stellen evenmin wetenschap dat een dergelijke dosis tot de dood (anders dan overige gezondheidsrisico's als verslaving, verstikking, verliezen van bewustzijn) van [betrokkene 1] zou kunnen leiden. Weliswaar is de wijze waarop verdachte de GHB heeft gedoseerd ongecontroleerd te noemen, maar zoals uit hetgeen de deskundige heeft verklaard blijkt, zijn er voorbeelden bekend van mensen die bij deze hoeveelheid/concentratie - wat die dan feitelijk ook is - niet zijn komen te overlijden. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat verdachte verklaard heeft - en het hof ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen te twijfelen - dat zij eerder met anderen van dezelfde GHB vergelijkbare of grotere hoeveelheden gebruikte en dit altijd goed is gegaan. Evenals de rechtbank, beschouwt het hof het niet als een feit van algemene bekendheid wat de gangbare recreatieve en veilige hoeveelheid GHB is en evenmin dat GHB met een kleine wisseling van hoeveelheid van veilig naar toxisch kan gaan, zoals door de toxicoloog ter terechtzitting van de rechtbank naar voren is gebracht.
Hoewel GHB op de bij de Opiumwet behorende lijst I staat en mitsdien door de wetgever wordt beschouwd als drugs waarvan het gebruik een onaanvaardbaar risico voor de (volks)gezondheid oplevert, brengt het verstrekken van GHB door verdachte aan [betrokkene 1] onder de hiervoor vermelde omstandigheden geen onaanvaardbaar gezondheidsrisico met zich op grond waarvan gesteld kan worden dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig heeft gehandeld. Verdachte heeft mitsdien geen schuld in de zin van artikel 307 Sr aan de dood van [betrokkene 1] en zal daarom van het haar ten laste gelegde worden vrijgesproken."
2.3.
De tenlastelegging is toegesneden op art. 307 Sr. Die bepaling luidt:
"1. Hij aan wiens schuld de dood van een ander te wijten is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
2. Indien de schuld bestaat in roekeloosheid, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie."
2.4.
Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld. Onder schuld als delictsbestanddeel wordt een min of meer grove of aanmerkelijke schuld verstaan. Of sprake is van dergelijke schuld in de zin van art. 307 Sr wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd, en is voorts afhankelijk van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. (Vgl. HR 14 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:952 wat betreft art. 308 Sr.)
2.5.1.
Blijkens de hiervoor onder 2.2.2 weergegeven overwegingen heeft het Hof onder meer vastgesteld dat:
- [betrokkene 1] , een volwassen vrouw, die onbekend was met de werking van GHB, wel eens GHB wilde proberen;
- de verdachte GHB in een theeglas heeft ingeschonken en deze GHB vervolgens gemengd met cola aan [betrokkene 1] heeft verstrekt, waarna [betrokkene 1] die GHB zelf desbewust en vrijwillig heeft ingenomen;
- de exacte hoeveelheid van de aan [betrokkene 1] verstrekte GHB niet kan worden bepaald;
- de verdachte eerder van dezelfde GHB vergelijkbare of grotere hoeveelheden heeft gebruikt en dat dit altijd goed is gegaan.
2.5.2.
In de overwegingen van het Hof ligt als zijn niet onbegrijpelijke oordeel besloten dat niet is komen vast te staan dat - anders dan is tenlastegelegd - de verdachte aan [betrokkene 1] een "(te) grote hoeveelheid, althans meer dan een gemiddelde gebruikershoeveelheid" heeft verstrekt. Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat GHB weliswaar is vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en door de wetgever wordt beschouwd als een drug waarvan het gebruik een onaanvaardbaar risico voor de (volks)gezondheid oplevert, maar dat gelet op de hiervoor onder 2.5.1 genoemde omstandigheden het verstrekken aan [betrokkene 1] van GHB niet een zodanig onaanvaardbaar gezondheidsrisico met zich bracht dat de dood van [betrokkene 1] aan haar schuld in de zin van art. 307 Sr is te wijten. Dat - met waarderingen van feitelijke aard verweven - oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
2.6.
Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 maart 2019.
Conclusie 08‑01‑2019
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Vrijspraak van dood door schuld (art. 307 Sr) van het verstrekken aan vriendin van “een (te) grote hoeveelheid, althans meer dan een normale gebruikershoeveelheid GHB”. Het door het openbaar ministerie voorgestelde middel slaagt voor zover het hof heeft geoordeeld dat het gebruik van GHB geen onaanvaardbaar gevaar voor de volksgezondheid oplevert. De AG adviseert de Hoge Raad het arrest van het hof te vernietigen.
Nr. 18/03083 Zitting: 8 januari 2019 (bij vervroeging) | Mr. P.C. Vegter Conclusie inzake: [verdachte] |
Het hof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, heeft op 29 januari 2018 de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Mr. M.C. Weel, advocaat-generaal bij het hof, heeft cassatie ingesteld en mr. H.H.J. Knol, advocaat-generaal bij het ressortsparket, heeft een schriftuur ingezonden, houdende een middel van cassatie.
Het middel richt zich tegen het oordeel van het hof dat er geen sprake is van ‘schuld’ in de zin van art. 307 Sr.1.
4. Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
“zij op of omstreeks 29 maart 2014 te Nederhorst den Berg, gemeente Wijdemeren, althans in het arrondissement Midden-Nederland, roekeloos, in elk geval grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig heeft gehandeld door aan [betrokkene 1] , terwijl zij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze geen/weinig ervaring had met het gebruik van verdovende middelen, een (te) grote hoeveelheid, althans meer dan een normale gebruikershoeveelheid van een verdovend en/of schadelijk middel (te weten GHB) (ter inname) aan te bieden en/of beschikbaar te stellen en/of toe te dienen, door genoemde hoeveelheid van dat middel in te schenken in een glas en/of dat glas en/of dat middel (vervolgens) aan die [betrokkene 1] beschikbaar te stellen (ter inname), waardoor het aan haar, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat die [betrokkene 1] zodanig letsel, (te weten een GHB- intoxicatie) heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden.”
5. Voor zover van belang heeft het hof het volgende overwogen:
“Vaststelling feitelijke gang van zaken
Uit de inhoud van het dossier en hetgeen daaromtrent ter terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep naar voren is gekomen leidt het hof de navolgende feitelijke gang van zaken af.
Verdachte en het slachtoffer hebben een prille relatie. Op 29 maart 2014 brengen zij de middag en avond samen door in de woning van verdachte. Rond 22.00 uur biedt verdachte [betrokkene 1] GHB aan. [betrokkene 1] geeft aan dit wel eens te willen proberen. De verdachte heeft de GHB die zij een aantal jaren terug van een bekende had gekregen en in een afgesloten Spa rood flesje in haar slaapkamer achter haar schoenenkast bewaarde, ingeschonken in een theeglas en dit gemengd met cola, waarna [betrokkene 1] eerst de eerste helft van het glas heeft leeggedronken en na zo'n tien tot vijftien minuten de tweede helft. De verdachte heeft die avond zelf geen GHB gebruikt. Verdachte heeft verklaard dat [betrokkene 1] na anderhalf uur in slaap is gevallen en na enig porren van de verdachte nog wakker is geworden, en daarna naar haar eigen kant van het bed is gerold. Verdachte heeft [betrokkene 1] daarna nog tien minuten in de gaten gehouden en is vervolgens zelf ook in slaap gevallen. De volgende ochtend rond 05.45 uur bemerkte de verdachte dat [betrokkene 1] niet meer leefde en heeft zij het alarmnummer gebeld.
Door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) is vastgesteld dat het restant van de vloeistof in het Spa rood flesje, dat onder verdachte in beslag is genomen, GHB bevat. De concentratie GHB in de vloeistof is niet onderzocht.
Doodsoorzaak
Toxicologisch onderzoek
Toxicologisch onderzoek door het NFI naar de in het lichaamsmateriaal van [betrokkene 1] aanwezige stoffen heeft uitgewezen dat in het femoraalbloed een hoge concentratie GHB van 206 mg/l is aangetroffen, alsook een hoge concentratie GHB van 3600 mg/l in de urine. De gemeten concentratie GHB in het femoraalbloed van [betrokkene 1] past bij concentraties gemeten bij personen die zijn overleden ten gevolge van een GHB overdosis. Maar omdat deze concentratie ook overlapt met concentraties bij personen die hier niet aan zijn overleden, kan op grond van alleen deze resultaten het overlijden niet worden verklaard.
De conclusie van de toxicoloog is dat door de aanwezigheid van GHB het bewustzijn/gedrag van [betrokkene 1] ten tijde van het overlijden beïnvloed is en dat GHB in de gemeten concentratie een bijdrage kan hebben geleverd aan het overlijden van het slachtoffer door het optreden van centraal dempende effecten. Bij uitsluiting van een meer waarschijnlijke doodsoorzaak kan het overlijden van het slachtoffer verklaard worden door GHB.Pathologisch onderzoek
Pathologisch onderzoek heeft uitgewezen dat bij [betrokkene 1] meerdere letsels zijn waargenomen tijdens de sectie. Onderstaande letsels kunnen blijkens het NFI rapport ‘Pathologie Onderzoek’ van 13 augustus 2014, een bijdrage hebben geleverd aan het overlijden van het slachtoffer:- sub 3: een vaag begrensde, blauwe, onderhuidse bloeduitstorting in het gelaat ter plaatse van de rechter kaakhoek en in de diepere halsspieren daaronder.
Daarvan wordt door de patholoog opgemerkt: “De letsels sub 3 waren recent en het gevolg van bij leven opgetreden inwerking van uitwendig, mechanisch geweld. Dit geweld kan stomp of botsend zijn geweest. Ze kunnen echter ook zijn ontstaan ten gevolge van inwerking van samendrukkend geweld bijvoorbeeld gelijktijdig met het mogelijk opgetreden samendrukkende geweld op de bovenlip.” - sub 4: een paarsblauwe bloeduitstorting in het onderhuidse weefsel rechts in de hals, kleine bloeduitstortingen in de oppervlakkige halsspieren en meer uitgesproken bloeduitstortingen in de diepe halsspieren voornamelijk in de onderste helft beiderzijds, bloeduitstorting in en om de onderpool van de rechterkwab van de schildklier.
De patholoog beschrijft: “De letsels sub 4 waren bij leven ontstaan en het gevolg van uitwendig mechanisch samendrukkend en/of stomp botsend geweld, zoals bijvoorbeeld bij de keel grijpen, een ‘band’ om de hals aanbrengen, (zich) stoten of slaan. De letsels waren klein, dit past beter bij geringe geweldsinwerking dan bij grote(re) geweldsinwerking. Veranderingen die eventueel zouden kunnen passen bij substantieel omsnoerend geweld op de hals zoals beschadigingen en/of breuken van het tongbeen of het strottenhoofd of talrijkere puntvormige bloeduitstortingen in de bindvliezen werden niet aangetroffen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de kans op het optreden van beschadigingen en/of breuken van het strottenhoofd in het voorliggende geval minder waarschijnlijk is gelet op het gegeven dat deze structuur nog elastisch was en dus niet (volledig) verbeend, waardoor deze minder makkelijk beschadigd raakt. Het ontbreken van deze afwijkingen sluit substantieel geweld op de hals echter niet volledig uit en daarom is (enige) mate van verstikking niet volledig uit te sluiten.” - sub 5: een bloeduitstorting aan de binnenzijde van de bovenlip links.
De patholoog beschrijft: “Het letsel aan de bovenlip was het gevolg van bij leven opgetreden inwerking van uitwendig mechanisch geweld. Dit geweld kan botsend of samendrukkend zijn. Indien er sprake was van een samendrukkend geweld op de mond, waarbij ook de neus was bedekt kan dit hebben geleid tot of bijgedragen aan verstikking door belemmering van inademing van lucht (smoren). Smoren leidt in het algemeen niet tot het ontstaan van stipvormige bloeduitstortingen en is middels een sectie niet aan te tonen. Indien er sprake zou zijn geweest van smoren kan dit het overlijden verklaren of een bijdrage hieraan hebben geleverd.”
- sub 11: het toxicologisch onderzoek toonde - voor zover relevant - aan: het bewustzijn/gedrag van het slachtoffer is ten tijde van het overlijden beïnvloed door de aanwezigheid van GHB.
De patholoog merkt hierover op: “GHB kan in de gemeten concentratie het overlijden van slachtoffer verklaren door het optreden van centraal dempende effecten.” De patholoog concludeert dat bij sectie op het lichaam van [betrokkene 1] geen eenduidige doodsoorzaak is gevonden. Het overlijden kan worden verklaard door verstikking ten gevolge samendrukkend geweld op de hals, verstikking ten gevolge van smoren, een intoxicatie met GHB of een combinatie van twee of al deze factoren.
Conclusie hof
Op grond van het dossier kan niet vastgesteld worden dat de door de patholoog onder 3, 4 en 5 genoemde letsels door verdachte zijn toegebracht. Uit het dossier is voorts niet op te maken dat anderen dit letsel aan [betrokkene 1] hebben toegebracht. Uit de verklaringen die verdachte hierover heeft afgelegd en die het hof betrouwbaar acht, blijkt dat verdachte [betrokkene 1] GHB aangereikt heeft en dat [betrokkene 1] deze ook heeft ingenomen. Er is een hoge concentratie GHB in het femoraalbloed van [betrokkene 1] aangetroffen. GHB kan, zo hebben de toxicoloog en patholoog gerapporteerd, in de gemeten concentratie een bijdrage hebben geleverd aan het overlijden van [betrokkene 1] door het optreden van centraal dempende effecten. Van een andere meer waarschijnlijke doodsoorzaak dan GHB is het hof op grond van het dossier niet gebleken Het hof sluit zich omtrent de doodsoorzaak dan ook aan bij het toxicologisch rapport waarin opgenomen is dat: “Bij uitsluiting van een meer waarschijnlijke doodsoorzaak kan het overlijden van slachtoffer verklaard worden door GHB” en het pathologisch onderzoek waaruit volgt: “GHB kan in de gemeten concentratie het overlijden van slachtoffer verklaren door het optreden van centraal dempende effecten.”
Schuldvraag
Het hof dient vervolgens de vraag te beantwoorden of het aan de schuld van verdachte te wijten is dat [betrokkene 1] is overleden. Uitgangspunt bij de beoordeling van deze vraag is de verklaring van verdachte inhoudende dat [betrokkene 1] de GHB vrijwillig tot zich heeft genomen Het dossier bevat geen objectieve aanwijzingen voor een andersluidende gang van zaken en het hof gaat hier dan ook van uit.
Beoordelingskader
Voor schuld als bedoeld in artikel 307 Sr moet sprake zijn van een min of meer grove of aanmerkelijke schuld/aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid. Of hiervan sprake is wordt volgens jurisprudentie van de HR bepaald door de manier waarop dit in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd en is voorts afhankelijk van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig handelen op zichzelf is niet voldoende om tot een bewezenverklaring van schuld te kunnen komen. Voor een bewezenverklaring van schuld is voorts van belang dat de verdachte moest kunnen voorzien dat bepaald gedrag, bestaande uit handelen of nalaten onvoorzichtig zou zijn en tot bepaalde gevolgen zou kunnen leiden.
Causaliteit
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat sprake is van een voldoende causaal verband tussen het verstrekken van GHB van verdachte aan [betrokkene 1] en de dood van [betrokkene 1] . De enkele omstandigheid dat [betrokkene 1] een volwassen vrouw is die de GHB zelf en desbewust heeft ingenomen, staat er niet aan in de weg om de daaruit voortgevloeide dood redelijkerwijs aan verdachte toe te rekenen. [betrokkene 1] was immers - in tegenstelling tot verdachte zelf - onbekend met (de werking van) GHB en voorts wat de dosering en de wijze van toedienen betreft geheel afhankelijk van het inzicht van verdachte en stelde zich in deze lijdzaam op.Verstrekken GHB geen onaanvaardbaar risico
GHB is vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en wordt mitsdien door de wetgever beschouwd als drugs waarvan het gebruik een onaanvaardbaar risico voor de (volks)gezondheid oplevert. Uit het zogenoemde Speedbom-arrest van de Hoge Raad (14 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:952) volgt een motiveringsplicht voor de rechter indien deze oordeelt dat het verstrekken van een dergelijke stof door een gemiddeld gebruiker aan een ander geen onaanvaardbaar risico oplevert.
Op grond van de navolgende omstandigheden is het hof van oordeel dat de verstrekking van GHB door verdachte - hooguit aan te merken als een gemiddeld gebruiker - aan [betrokkene 1] geen onaanvaardbaar gezondheidsrisico met zich bracht. Van aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig handelen van verdachte is daarom geen sprake.
De hoeveelheid GHB die verdachte aan [betrokkene 1] verstrekt heeft is niet vast te stellen. Verdachte heeft wisselend verklaard over de hoeveelheid GHB die zij voor [betrokkene 1] heeft ingeschonken. Het hof kan, evenals de rechtbank, op grond van het dossier niet vaststellen wat de exacte hoeveelheid GHB is geweest die de verdachte voor [betrokkene 1] heeft ingeschonken. De concentratie GHB is voorts niet onderzocht en derhalve niet meer vast te stellen. Aldus kan niet beoordeeld worden of verdachte van deze GHB meer dan de normale gebruikershoeveelheid heeft ingeschonken en daarmee aan [betrokkene 1] een te hoge dosering heeft aangeboden. Met betrekking tot de hoge concentraties GHB die in het femoraalbloed en in de urine van [betrokkene 1] zijn aangetroffen, heeft de toxicoloog gerapporteerd dat uit de literatuur ook voorbeelden bekend zijn van mensen die dergelijke concentraties hebben overleefd. Op basis van die concentraties alleen kan niet worden gesproken van een te hoge dosering. In dit verband is relevant de verklaring van de toxicoloog [betrokkene 2] ter terechtzitting van de rechtbank: “Een beschreven recreatieve dosis is één tot twee soms drie gram. De hoeveelheid aan vloeistof zegt niks over de hoeveelheid GHB die erin heeft gezeten. Het gaat om de totale hoeveelheid die is ingenomen. De concentratie in de vloeistof is te meten door de politie dan wel door de afdeling verdovende middelen bij het NFI. Als niemand het heeft gemeten kunnen we achteraf niet vaststellen wat de concentratie in het flesje was. Het is erg lastig om terug te rekenen van de concentratie in het bloed naar de concentratie in het drankje.” De hoeveelheid vloeibare GHB (of dit nu twee dopjes, een scheut, een scheutje, of een aanduiding in milliliters is) die verdachte aan het slachtoffer heeft verstrekt, is derhalve niet bepalend voor de vraag of sprake was van een veilige niet dodelijke hoeveelheid GHB omdat voor die vraag de concentratie GHB in die vloeistof bepalend is. Juist die vraag kan niet beantwoord worden. Specifieke wetenschap van verdachte omtrent de concentratie van de dosis GHB die zij aan [betrokkene 1] verstrekt heeft is niet vast te stellen evenmin wetenschap dat een dergelijke dosis tot de dood (anders dan overige gezondheidsrisico's als verslaving, verstikking, verliezen van bewustzijn) van [betrokkene 1] zou kunnen leiden. Weliswaar is de wijze waarop verdachte de GHB heeft gedoseerd ongecontroleerd te noemen, maar zoals uit hetgeen de deskundige heeft verklaard blijkt, zijn er voorbeelden bekend van mensen die bij deze hoeveelheid/concentratie - wat die dan feitelijk ook is - niet zijn komen te overlijden. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat verdachte verklaard heeft - en het hof ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen te twijfelen - dat zij eerder met anderen van dezelfde GHB vergelijkbare of grotere hoeveelheden gebruikte en dit altijd goed is gegaan. Evenals de rechtbank, beschouwt het hof het niet als een feit van algemene bekendheid wat de gangbare recreatieve en veilige hoeveelheid GHB is en evenmin dat GHB met een kleine wisseling van hoeveelheid van veilig naar toxisch kan gaan, zoals door de toxicoloog ter terechtzitting van de rechtbank naar voren is gebracht. Hoewel GHB op de bij de Opiumwet behorende lijst I staat en mitsdien door de wetgever wordt beschouwd als drugs waarvan het gebruik een onaanvaardbaar risico voor de (volks)gezondheid oplevert, levert het verstrekken van GHB door verdachte aan [betrokkene 1] onder de hiervoor vermelde omstandigheden geen onaanvaardbaar gezondheidsrisico met zich op grond waarvan gesteld kan worden dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig heeft gehandeld. Verdachte heeft mitsdien geen schuld in de zin van artikel 307 Sr aan de dood van [betrokkene 1] en zal daarom van het haar ten laste gelegde worden vrijgesproken.”
6. De inhoud van het middel is als volgt: “Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan de niet-inachtneming nietigheid meebrengt als bedoeld in art. 79 lid 1 RO, meer in het bijzonder schending van art. 307 Sr, aangezien, zoals hierna nader zal worden toegelicht, het Hof onder de door het Hof vastgestelde omstandigheden niet heeft kunnen komen tot zijn oordeel dat het verstrekken van GHB aan het slachtoffer geen onaanvaardbaar gezondheidsrisico oplevert op grond waarvan gesteld kan worden dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig heeft gehandeld. Gelet daarop is ’s Hofs oordeel dan ook niet zonder meer begrijpelijk, althans ontoereikend gemotiveerd.” Onder verwijzing naar het Speedbomarrest van de Hoge Raad uit 2015 wordt gesteld dat (1) de verstrekking van GHB in dit geval wel een onaanvaardbaar gezondheidsrisico meebrengt en dat (2) er (daarom) sprake is van schuld in de zin van art. 307 Sr.
7. In de volgende randnummers komt nu eerst het kader voor de beoordeling van het middel aan de orde: delictsomschrijving (8), tenlastelegging (9 en 10), de inhoud van de culpa (11), het Speedbomarrest (12) en enige informatie over de gezondheidsrisico’s van GHB (13 en 14). Daarna volgt de bespreking van de kern van het middel.
8. Art. 307 Sr luidt als volgt:
“1. Hij aan wiens schuld de dood van een ander te wijten is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.2. Indien de schuld bestaat in roekeloosheid, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.”
9. De tenlastelegging houdt een omschrijving in van het verband tussen enkele in ernst uiteenlopende verschijningsvormen van culpa en het letsel (GHB-intoxicatie) dat tot de dood heeft geleid. De feitelijke omschrijving van de gedraging bevat twee verbijzonderingen die naar ik aanneem beogen het culpoze karakter tot uitdrukking te brengen. Er moet tenminste vaststaan dat het om een (te) grote hoeveelheid, althans voor een gebruiker meer dan gebruikelijke hoeveelheid, is gegaan en verder dat de GHB in een glas is geschonken. Dat het eerste op zijn minst onvoorzichtig kan zijn behoeft geen toelichting. Mogelijk is met schenken in een glas bedoeld tot uitdrukking te brengen dat de maatvoering bij de verstrekking van het middel nogal globaal en daarmee onvoorzichtig was, maar dat staat er niet met zoveel woorden. Voor het overige bevat de tenlastelegging nog een bijzondere omstandigheid die (ook in het kader van de culpa) in aanmerking moet worden genomen: de verdachte wist, althans had redelijkerwijs moeten vermoeden, dat het slachtoffer geen/weinig ervaring had met het gebruik van verdovende middelen.
10. De bewijsmotivering van de vrijspraak door het hof houdt niet met zoveel woorden in dat het hof bepaalde onderdelen van de tenlastelegging wel bewezen acht, maar het is duidelijk dat het hof in zijn vaststellingen er in ieder geval van uitgaat dat er een causaal verband is tussen de verstrekking van GHB en de dood en dat er GHB in een glas is geschonken, terwijl mij op zijn minst in de bewijsoverweging nog besloten lijkt te liggen dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het slachtoffer geen/weinig ervaring had met het gebruik van verdovende middelen.2.De vrijspraak spitst zich toe op het verstrekken van een (te) grote, althans ongebruikelijk grote hoeveelheid GHB. Dat is in de tenlastelegging de centrale (culpoze) gedraging.
11. Voor culpa is min of meer grove schuld of anders uitgedrukt aanmerkelijke (verwijtbare) onvoorzichtigheid vereist.3.Het gaat om gedragingen waarbij kan en moet worden voorzien dat een in de wet genoemd gevolg zal intreden. Zeker als het gedrag uit nalaten bestaat komt een eventueel op de verdachte rustende zorgplicht in beeld en kan een dergelijke zorgplicht voor het bewijs van culpa van grote betekenis zijn.4.Niet elk risico behoeft te worden vermeden.5.Naar mate een voorzorgsmaatregel eenvoudiger te treffen is, lijkt mij het niet overvraagd ook kleinere risico’s te vermijden.6.Aan de verhouding tussen verdachte en slachtoffer komt betekenis toe. Voor de onderhavige zaak geldt dat - hoewel de relatie nog pril was - van de partner in het algemeen eerder ingrijpen mag worden verwacht dan van willekeurige anderen.7.Niet uitgesloten is dat deugdelijke meerkennis van de verdachte daarbij betekenis toekomt.
12. De Hoge Raad overwoog in het zogenaamde Speedbomarrest:8.
“3.5. Het Hof heeft geoordeeld dat de verdachte kennelijk ervan is uitgegaan dat verstrekking van een (amfetamine bevattende) ‘speedbom’ aan [betrokkene 1] niet een onaanvaardbaar gezondheidsrisico met zich bracht, zodat geen sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig gedrag en dat niet is komen vast te staan dat de verdachte op dit punt beter had moeten weten.3.6. Dat oordeel is niet zonder meer begrijpelijk. In aanmerking genomen (i) dat de stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, waartoe ook amfetamine behoort, door de wetgever worden beschouwd als drugs waarvan het gebruik een onaanvaardbaar risico voor de (volks)gezondheid oplevert; en (ii) dat de verdachte, die door het Hof wordt gezien als een “gemiddelde drugsgebruiker” de amfetamine heeft verstrekt aan een minderjarige persoon had het Hof nader moeten motiveren op grond van welke feiten en omstandigheden de verdachte ervan mocht uitgaan dat het verstrekken van een “speedbom” aan die persoon niet een onaanvaardbaar risico met zich bracht.”
13. Aan een door het Trimbos-instituut opgestelde publieksfolder GHB (2012) ontleen ik het volgende:
“GHB kan verkeerd vallen. De gebruiker voelt zich dan duizelig, misselijk of verward. GHB ontremt. Hierdoor doen mensen soms dingen waar ze later spijt van hebben, bijvoorbeeld op seksueel gebied.
GHB kan tot bewusteloosheid leiden. De dosis die een aangenaam effect kan geven, ligt dicht bij een dosis waarvan je bewusteloos raakt. Iemand is dan niet meer wakker te krijgen. Dat kan wel vier uur duren. Bewusteloos raken is gevaarlijk. GHB dempt de ademhaling en de gebruiker kan stikken in zijn eigen tong of braaksel. Iemand die door GHB bewusteloos is geraakt, kan niet meer bewegen en is volledig afhankelijk van anderen.
GHB dempt de ademhaling. Daarom kunnen hogere doseringen levensgevaarlijk zijn. Ook combinaties van GHB met andere dempende middelen, zoals alcohol en slaap- en kalmeringsmiddelen, kunnen de ademhaling teveel dempen. Als iemand door GHB bewusteloos is geraakt, is niet altijd goed te merken of iemand nog ademhaalt. Daarom is medische controle in dergelijke gevallen noodzakelijk.
GHB beïnvloedt de rijvaardigheid. GHB verslechtert het reactievermogen. Onder invloed van GHB kun je niet meer goed aan het verkeer deelnemen.
GHB is verslavend. Wie regelmatig gebruikt, kan verslaafd raken aan GHB. GHB geeft al vrij snel ontwenningsverschijnselen. In het begin zijn die nog mild; mensen worden onrustig, angstig of rillerig als ze niet gebruiken. Na enkele weken of maanden van intensief gebruik kunnen de ontwenningsverschijnselen riskant worden en is begeleiding van een arts bij het stoppen noodzakelijk.
GHB kan je geheugen en concentratie verslechteren. Mensen die regelmatig GHB gebruiken, krijgen soms problemen met hun geheugen en concentratie. Leren gaat moeilijker. Dit kan een gevolg zijn van langdurig gebruik of van meerdere malen bewusteloos raken.”
14. Op 5 november 2018 publiceerde het Trimbos-instituut een nieuwsbericht9.met onder meer de volgende inhoud:
“Het gebruik van GHB in de algemene populatie is vrij beperkt, maar er zijn relatief veel acute gezondheidsincidenten.
In 2016 gebruikte ongeveer 40.000 volwassenen het middel “in het afgelopen jaar”. GHB was in 2017 betrokken bij 22% van de incidenten die in de Monitor Drugsincidenten (MDI) zijn gerapporteerd. Dat is veel in vergelijking met andere middelen, die vaker gebruikt worden maar waar minder incidenten mee zijn.
Zo heeft cannabis 880.000 laatste jaar gebruikers in 2016 en was in 2017 bij 25% van de incidenten sprake van cannabisgebruik. Xtc telt 390.000 laatste jaar gebruikers en bij 30% van de incidenten was sprake van xtc gebruik.
De mate van vergiftiging bij GHB-incidenten is zorgwekkend hoog en substantieel hoger dan bij de andere drugs.Gegevens van spoedeisende eerste hulp afdelingen (SEH’s) uit de MDI laten zien dat 85% van de patiënten onder invloed van GHB een matige of ernstige vergiftiging heeft. Dat wil zeggen dat zij niet goed of helemaal niet meer aanspreekbaar zijn. Een deel van hen is in coma. Bij de ambulances is de mate van vergiftiging nog hoger: 88% heeft na gebruik van GHB als enige drug (al dan niet in combinatie met alcohol) een matige of ernstige vergiftiging. Op EHBO-posten is dat 62%, schrikbarend hoog in vergelijking met cannabis (15%), xtc (22%) en amfetamine (14%).”
En“Een GHB-coma is een ernstige complicatie.Tijdens een coma zijn reflexen minder of afwezig en kan je stikken in braaksel of spuug. Tijdens een coma daalt de ademhaling en ontstaat zuurstoftekort in de hersenen. Dat kan schade geven aan hersenfuncties; zeker als een gebruiker vaker in coma belandt. Tijdens een coma weet je niet wat anderen met je doen en ben je dus erg kwetsbaar, bijvoorbeeld voor seksueel misbruik of diefstal.
GHB is een zwaar verslavende stof.
GHB-gebruikers kunnen in korte tijd verslaafd raken. Veel GHB-verslaafden hebben lange tijd zelf niet door dat ze verslaafd zijn. Afkicken van een GHB-verslaving is heel moeilijk. De kans op terugval na afkicken is heel groot. Als iemand die verslaafd is aan GHB plotseling stopt met gebruik kunnen de acute onttrekkingsverschijnselen levensbedreigend zijn.”
15. Dan nu terug naar de kern van het middel. Het hof heeft onder verwijzing naar het Speedbomarrest van de Hoge Raad als uitgangspunt gekozen dat middelen als GHB die staan vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I een onaanvaardbaar risico voor de (volks)gezondheid opleveren. In de lijn van rechtsoverweging 3.6. uit het Speedbomarrest heeft het hof bijzondere redenen gegeven dat in het onderhavige geval desondanks geen sprake is van een onaanvaardbaar gezondheidsrisico. De gekozen structuur van besluitvorming sluit daarmee aan bij de rechtspraak van de Hoge Raad, maar dat is niet alles.
15. Die bijzondere redenen voor afwijking van het uitgangspunt zijn gebaseerd op de volgende feitelijke vaststellingen van het hof over (het gebruik van) GHB:
- -
In het femoraalbloed van het slachtoffer is een hoge concentratie GHB van 206 mg/l aangetroffen en in de urine een hoge concentratie van 3600 mg/l.
- -
Het slachtoffer was onbekend met (de werking van) GHB, wat de dosering en wijze van toediening geheel afhankelijk van het inzicht van de verdachte maakte en stelde zich lijdzaam op.
- -
Het slachtoffer heeft de GHB vrijwillig tot zich genomen. Het dossier bevat geen objectieve aanwijzingen voor een andersluidende gang van zaken en het hof gaat hier dan ook van uit.
- -
De verdachte is hooguit een gemiddeld gebruiker.
- -
De concentratie GHB in de vloeistof is niet onderzocht.
- -
GHB kan in de gemeten concentratie het overlijden van het slachtoffer verklaren door het optreden van centraal dempende effecten.
- -
De hoeveelheid GHB die de verdachte aan het slachtoffer heeft verstrekt is niet vast te stellen.
- -
De verdachte heeft eerder met anderen van dezelfde GHB vergelijkbare of grotere hoeveelheden gebruikt en dit is altijd goed gegaan.
17. Het oordeel van het hof houdt in dat voor de schuldvaststelling bepalend is of er sprake is van een onaanvaardbaar gezondheidsrisico en daarvan kan volgens het hof slechts sprake zijn indien de hoeveelheid en de concentratie van de GHB is vast te stellen. Dat betekent dat schuld als bedoeld in art. 307 Sr bij verstrekking van GHB slechts zou zijn vast te stellen indien de hoeveelheid en de concentratie van GHB bekend zijn. Dat gaat veel te ver. De omstandigheden dat bij verstrekking en gebruik door de verdachte van vergelijkbare of zelfs grotere hoeveelheden GHB het steeds goed is gegaan en dat bij dezelfde aangetroffen hoge concentraties GHB in bloed en urine er volgens het NFI ook gevallen zijn waarbij de dood niet is gevolgd, zijn niet zonder meer bepalend voor de aanwezigheid van schuld. Het gaat er niet om of de verdachte er op rekende dat het wel goed zou gaan, maar of ze daarop mocht rekenen.10.De slotsom is dat het hof een te strenge, althans onjuiste maatstaf heeft aangelegd voor schuld in de zin van culpa als bedoeld in art. 307 Sr.
18. De vraag komt op of dit tot cassatie moet leiden. Bewezen moet worden: “een (te) grote hoeveelheid, althans meer dan een normale gebruikershoeveelheid” GHB. Daarmee heeft het openbaar ministerie een (onnodige) drempel opgeworpen. Immers mede in het licht van het Speedbomarrest kunnen ook normale gebruikershoeveelheden een onaanvaardbaar gezondheidsrisico opleveren. Dat blijkt al uit de plaatsing van GHB op lijst I behorende bij de Opiumwet. In een dergelijk geval is het onaanvaardbare gezondheidsrisico op zich zelf nog onvoldoende voor schuld. Er moet in de woorden van Keijzer wel laakbaar gedrag bijkomen.11.Het hof heeft feitelijk vastgesteld dat de hoeveelheid GHB die de verdachte aan het slachtoffer heeft verstrekt niet is vast te stellen. Dat betekent dat bewijs ontbreekt voor een (te) grote hoeveelheid, althans meer dan een normale gebruikershoeveelheid.
19. Hoewel met enige aarzeling12.zal ik niet concluderen dat deze feitelijke waardering van het hof er zonder meer toe moet leiden dat cassatie achterwege kan blijven. Het middel slaagt.
20. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het hof, teneinde deze op het bestaande beroep opnieuw te berechten en af te doen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 08‑01‑2019
Zie de tweede vaststelling van het hof onder randnummer 16 hierna.
Zie W.H. Vellinga, Van mate van schuld: over ondergrens (en bovengrens) van culpa in het Nederlands strafrecht, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2012. De Hullu, a.w., p. 266 e.v.
Vellinga, a.w., p. 150.
HR 7 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU2878, NJ 2012/119 (Klimwand).
Zo begrijp ik ook Vellinga, a.w., p. 183. Vgl. over de toerekening van een ingetreden risico aan (enigszins) gevaarzettend gedrag ook HR 29 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL5630, m.nt. Mevis (Kampvuur Castricum).
In dit verband laat ik de termen maatman of criteriumfiguur vallen: wat kan gelet op de omstandigheden van een partner worden verwacht? Vgl. Vellinga, a.w., p. 184-185.
HR 14 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:952, NJ 2015/269 m.nt. Keijzer.
Zie de hierboven onder randnummer 12 geciteerde laatste zin van rechtsoverweging 3.6. van het Speedbomarrest en de noot van Keijzer daarbij onder 4.
De term laakbaar gebruikt Keijzer in onderdeel 2 (causaliteit) van zijn noot bij het Speedbomarrest. Dat laakbare gedrag oordeelde het hof Den Haag na terugwijzing van de Speedbomzaak aanwezig: de verdachte had door leeftijd en ervaring een zeker overwicht en moedigde het slachtoffer door te zeggen ‘dat het leuk was’, ‘dat het geen kwaad kon’ en dat de werkzame stof hetzelfde was als die in AHDH-pillen aan tot het gebruik van de speedbom. Het arrest van het hof is van 9 oktober 2015, rolnr. 22-001867-15 en niet gepubliceerd op rechtspraak.nl. In de thans in cassatie aan de orde zijnde zaak bevat de tenlastelegging nog het schenken van GHB in een glas en de wetenschap van de verdachte dat het slachtoffer geen/weinig ervaring had met het gebruik van verdovende middelen als onderbouwing van het gezondheidsrisico en/of ‘laakbaar gedrag’. Of het bewijs daarvan naast het gezondheidsrisico en een wel bewezen (te) grote hoeveelheid/meer dan een normale gebruikershoeveelheid voldoende is voor schuld lijkt mij geen gelopen koers. Vaststellingen over de noodzaak van het treffen van voorzorgmaatregelen ontbreken. Voor culpa is meer vereist dan alleen een onaanvaardbaar gezondheidsrisico. Immers niet elke dealer is strafrechtelijk aansprakelijk voor de gevolgen van het gebruik van door hem verstrekte drugs.
Ik moet toegeven dat die aarzeling niet slechts wordt gevoed door de wijze van tenlasteleggen en de feitelijke vaststellingen van het hof, maar ook - het mag in cassatie geen rol spelen - de inhoud van het dossier.
Beroepschrift 21‑09‑2018
CASSATIESCHRIFTUUR
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
Het beroep in cassatie van rekwirant is gericht tegen het arrest van de meervoudige kamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 januari 2018, waarbij het Hof:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982
heeft vrijgesproken van — kort gezegd — dood door schuld.
Rekwirant kan zich met deze uitspraak en de motivering daarvan niet verenigen en stelt daarom het volgende middel van cassatie voor.
Middel van cassatie
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan de niet-inachtneming nietigheid meebrengt als bedoeld in art. 79 lid 1 RO, meer in het bijzonder schending van art. 307 Sr, aangezien, zoals hierna nader zal worden toegelicht, het Hof onder de door het Hof vastgestelde omstandigheden niet heeft kunnen komen tot zijn oordeel dat het verstrekken van GHB aan het slachtoffer geen onaanvaardbaar gezondheidsrisico oplevert op grond waarvan gesteld kan worden dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig heeft gehandeld. Gelet daarop is 's Hofs oordeel dan ook niet zonder meer begrijpelijk, althans ontoereikend gemotiveerd.
Toelichting
1.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
‘zij op of omstreeks 29 maart 2014 te [a-plaats], gemeente [gemeente], althans in het arrondissement Midden-Nederland, roekeloos, in elk geval grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig heeft gehandeld door aan [betrokkene 1], terwijl zij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze geen/weinig ervaring had met het gebruik van verdovende middelen, een (te) grote hoeveelheid, althans meer dan een normale gebruikershoeveelheid van een verdovend en/of schadelijk middel (te weten GHB) (ter inname) aan te bieden en/of beschikbaar te stellen en/of toe te dienen, door genoemde hoeveelheid van dat middel in te schenken in een glas en/of dat glas en/of dat middel (vervolgens) aan die [betrokkene 1] beschikbaar te stellen (ter inname), waardoor het aan haar, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat die [betrokkene 1] zodanig letsel, (te weten een GHB-intoxicatie) heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden.’
2.
Het Hof heeft verdachte vrijgesproken van het haar tenlastegelegde en daartoe — voor zover thans van belang — overwogen:
‘Vaststelling feitelijke gang van zaken
Uit de inhoud van het dossier en hetgeen daaromtrent ter terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep naar voren is gekomen leidt het hof de navolgende feitelijke gang van zaken af.
Verdachte en het slachtoffer hebben een prille relatie. Op 29 maart 2014 brengen zij de middag en avond samen door in de woning van verdachte. Rond 22.00 uur biedt verdachte [betrokkene 1] GHB aan. [betrokkene 1] geeft aan dit wel eens te willen proberen. De verdachte heeft de GHB, die zij een aantal jaren terug van een bekende had gekregen en in een afgesloten Spa rood flesje in haar slaapkamer achter haar schoenenkast bewaarde, ingeschonken in een theeglas en dit gemengd met cola, waarna [betrokkene 1] eerst de eerste helft van het glas heeft leeggedronken en na zo'n tien tot vijftien minuten de tweede helft. De verdachte heeft die avond zelf geen GHB gebruikt. Verdachte heeft verklaard dat [betrokkene 1] na anderhalf uur in slaap is gevallen en na enig porren van de verdachte nog wakker is geworden, en daarna naar haar eigen kant van het bed is gerold. Verdachte heeft [betrokkene 1] daarna nog tien minuten in de gaten gehouden en is vervolgens zelf ook in slaap gevallen. De volgende ochtend rond 05.45 uur bemerkte de verdachte dat [betrokkene 1] niet meer leefde en heeft zij het alarmnummer gebeld.
Door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) is vastgesteld dat het restant van de vloeistof in het Spa rood flesje, dat onder verdachte in beslag is genomen, GHB bevat. De concentratie GHB in de vloeistof is niet onderzocht.
Doodsoorzaak
Toxicologisch onderzoek
Toxicologisch onderzoek door het NFI naar de in het lichaamsmateriaal van [betrokkene 1] aanwezige stoffen heeft uitgewezen dat in het femoraalbloed een hoge concentratie GHB van 206 mg/l is aangetroffen, alsook een hoge concentratie GHB van 3600 mg/l in de urine. De gemeten concentratie GHB in het femoraalbloed van [betrokkene 1] past bij concentraties gemeten bij personen die zijn overleden ten gevolge van een GHB overdosis. Maar omdat deze concentratie ook overlapt met concentraties bij personen die hier niet aan zijn overleden, kan op grond van alleen deze resultaten het overlijden niet worden verklaard.
De conclusie van de toxicoloog is dat door de aanwezigheid van GHB het bewustzijn/gedrag van [betrokkene 1] ten tijde van het overlijden beïnvloed is en dat GHB in de gemeten concentratie een bijdrage kan hebben geleverd aan het overlijden van het slachtoffer door het optreden van centraal dempende effecten. Bij uitsluiting van een meer waarschijnlijke doodsoorzaak kan het overlijden van het slachtoffer verklaard worden door GHB.
Pathologisch onderzoek
(…)
Conclusie hof
(…) Uit de verklaringen die verdachte hierover heeft afgelegd en die het hof betrouwbaar acht, blijkt dat verdachte [betrokkene 1] GHB aangereikt heeft en dat [betrokkene 1] deze ook heeft ingenomen. Er is een hoge concentratie GHB in het femoraalbloed van [betrokkene 1] aangetroffen. GHB kan, zo hebben de toxicoloog en patholoog gerapporteerd, in de gemeten concentratie een bijdrage hebben geleverd aan het overlijden van [betrokkene 1] door het optreden van centraal dempende effecten. Van een andere meer waarschijnlijke doodsoorzaak dan GHB is het hof op grond van het dossier niet gebleken. Het hof sluit zich omtrent de doodsoorzaak dan ook aan bij het toxicologisch rapport waarin opgenomen is dat: ‘Bij uitsluiting van een meer waarschijnlijke doodsoorzaak kan het overlijden van slachtoffer verklaard worden door GHB’ en het pathologisch onderzoek waaruit volgt: ‘ GHB kan in de gemeten concentratie het overlijden van slachtoffer verklaren door het optreden van centraal dempende effecten.’
Schuldvraag
Het hof dient vervolgens de vraag te beantwoorden of het aan de schuld van verdachte te wijten is dat [betrokkene 1] is overleden. Uitgangspunt bij de beoordeling van deze vraag is de verklaring van verdachte inhoudende dat [betrokkene 1] de GHB vrijwillig tot zich heeft genomen. Het dossier bevat geen objectieve aanwijzingen voor een andersluidende gang van zaken en het hof gaat hier dan ook van uit.
Beoordelingskader
Voor schuld als bedoeld in artikel 307 Sr moet sprake zijn van een min of meer grove of aanmerkelijke schuld/ aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid. Of hiervan sprake is wordt volgens jurisprudentie van de HR bepaald door de manier waarop dit in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd en is voorts afhankelijk van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig handelen op zichzelf is niet voldoende om tot een bewezenverklaring van schuld te kunnen komen. Voor een bewezenverklaring van schuld is voorts van belang dat de verdachte moest kunnen voorzien dat bepaald gedrag, bestaande uit handelen of nalaten onvoorzichtig zou zijn en tot bepaalde gevolgen zou kunnen leiden.
Causaliteit
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat sprake is van een voldoende causaal verband tussen het verstrekken van GHB van verdachte aan [betrokkene 1] en de dood van [betrokkene 1]. De enkele omstandigheid dat [betrokkene 1] een volwassen vrouw is die de GHB zelf en desbewust heeft ingenomen, staat er niet aan in de weg om de daaruit voortgevloeide dood redelijkerwijs aan verdachte toe te rekenen. [betrokkene 1] was immers — in tegenstelling tot verdachte zelf — onbekend met (de werking van) GHB en voorts wat de dosering en de wijze van toedienen betreft geheel afhankelijk van het inzicht van verdachte en stelde zich in deze lijdzaam op.
Verstrekken GHB geen onaanvaardbaar risico
GHB is vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en wordt mitsdien door de wetgever beschouwd als drugs waarvan het gebruik een onaanvaardbaar risico voor de (volks)gezondheid oplevert. Uit het zogenoemde Speedbom-arrest van de Hoge Raad (14 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:952) volgt een motiveringsplicht voor de rechter indien deze oordeelt dat het verstrekken van een dergelijke stof door een gemiddeld gebruiker aan een ander geen onaanvaardbaar risico oplevert.
Op grond van de navolgende omstandigheden is het hof van oordeel dat de verstrekking van GHB door verdachte — hooguit aan te merken als een gemiddeld gebruiker — aan [betrokkene 1] geen onaanvaardbaar gezondheidsrisico met zich bracht. Van aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig handelen van verdachte is daarom geen sprake.
De hoeveelheid GHB die verdachte aan [betrokkene 1] verstrekt heeft is niet vast te stellen. Verdachte heeft wisselend verklaard over de hoeveelheid GHB die zij voor [betrokkene 1] heeft ingeschonken. Het hof kan, evenals de rechtbank, op grond van het dossier niet vaststellen wat de exacte hoeveelheid GHB is geweest die de verdachte voor [betrokkene 1] heeft ingeschonken. De concentratie GHB is voorts niet onderzocht en derhalve niet meer vast te stellen. Aldus kan niet beoordeeld worden of verdachte van deze GHB meer dan de normale gebruikershoeveelheid heeft ingeschonken en daarmee aan [betrokkene 1] een te hoge dosering heeft aangeboden. Met betrekking tot de hoge concentraties GHB die in het femoraalbloed en in de urine van [betrokkene 1] zijn aangetroffen, heeft de toxicoloog gerapporteerd dat uit de literatuur ook voorbeelden bekend zijn van mensen die dergelijke concentraties hebben overleefd. Op basis van die concentraties alleen kan niet worden gesproken van een te hoge dosering. In dit verband is relevant de verklaring van de toxicoloog Bosman ter terechtzitting van de rechtbank: ‘Een beschreven recreatieve dosis is één tot twee soms drie gram. De hoeveelheid aan vloeistof zegt niks over de hoeveelheid GHB die erin heeft gezeten. Het gaat om de totale hoeveelheid die is ingenomen. De concentratie in de vloeistof is te meten door de politie dan wel door de afdeling verdovende middelen bij het NFI Als niemand het heeft gemeten, kunnen we achteraf niet vaststellen wat de concentratie in het flesje was. Het is erg lastig om terug te rekenen van de concentratie in het bloed naar de concentratie in het drankje.’ De hoeveelheid vloeibare GHB (of dit nu twee dopjes, een scheut, een scheutje, of een aanduiding in milliliters is) die verdachte aan het slachtoffer heeft verstrekt, is derhalve niet bepalend voor de vraag of sprake was van een veilige niet dodelijke hoeveelheid GHB omdat voor die vraag de concentratie GHB in die vloeistof bepalend is. Juist die vraag kan niet beantwoord worden. Specifieke wetenschap van verdachte omtrent de concentratie van de dosis GHB die zij aan [betrokkene 1] verstrekt heeft is niet vast te stellen evenmin wetenschap dat een dergelijke dosis tot de dood (anders dan overige gezondheidsrisico's als verslaving, verstikking, verliezen van bewustzijn) van [betrokkene 1] zou kunnen leiden. Weliswaar is de wijze waarop verdachte de GHB heeft gedoseerd ongecontroleerd te noemen, maar zoals uit hetgeen de deskundige heeft verklaard blijkt, zijn er voorbeelden bekend van mensen die bij deze hoeveelheid/concentratie — wat die dan feitelijk ook is — niet zijn komen te overlijden. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat verdachte verklaard heeft — en het hof ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen te twijfelen — dat zij eerder met anderen van dezelfde GHB vergelijkbare of grotere hoeveelheden gebruikte en dit altijd goed is gegaan. Evenals de rechtbank, beschouwt het hof het niet als een feit van algemene bekendheid wat de gangbare recreatieve en veilige hoeveelheid GHB is en evenmin dat GHB met een kleine wisseling van hoeveelheid van veilig naar toxisch kan gaan, zoals door de toxicoloog ter terechtzitting van de rechtbank naar voren is gebracht.
Hoewel GHB op de bij de Opiumwet behorende lijst I staat en mitsdien door de wetgever wordt beschouwd als drugs waarvan het gebruik een onaanvaardbaar risico voor de (volks)gezondheid oplevert, levert het verstrekken van GHB door verdachte aan [betrokkene 1] onder de hiervoor vermelde omstandigheden geen onaanvaardbaar gezondheidsrisico met zich op grond waarvan gesteld kan worden dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig heeft gehandeld. Verdachte heeft mitsdien geen schuld in de zin van artikel 307 Sr aan de dood van [betrokkene 1] en zal daarom van het haar ten laste gelegde worden vrijgesproken.’
3.
Blijkens zijn overwegingen heeft het Hof geoordeeld dat de dood van het slachtoffer is veroorzaakt door GHB, en dat er voldoende causaal verband bestaat tussen het verstrekken van GHB door verdachte aan het slachtoffer en de dood van het slachtoffer. Het Hof heeft tevens geoordeeld dat GHB is vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en mitsdien door de wetgever wordt beschouwd als drugs waarvan het gebruik een onaanvaardbaar risico voor de (volks)gezondheid oplevert.
4.
De vraag die vervolgens door het Hof moest worden beantwoord is of het handelen van verdachte moet worden aangemerkt als roekeloos, in elk geval grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig, zoals tenlastegelegd.
In dat kader heeft het Hof terecht een beroep gedaan op HR 14 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:952, NJ 2015/269. In die zaak had de verdachte een (amfetamine bevattende) speedbom verstrekt aan een 17-jarig meisje, dat als gevolg daarvan zwaar lichamelijk letsel (te weten: nier- en leverfalen) had bekomen. Het Hof Den Haag had verdachte daarvan vrijgesproken nu het verstrekken van een dergelijke ‘speedbom’ aan het slachtoffer niet een onaanvaardbaar gezondheidsrisico met zich bracht, zodat geen sprake was van aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig gedrag en dat niet was komen vast te staan dat de verdachte op dit punt beter had moeten weten.
De Hoge Raad oordeelde:
‘3.6.
Dat oordeel is niet zonder meer begrijpelijk. In aanmerking genomen (i) dat de stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, waartoe ook amfetamine behoort, door de wetgever worden beschouwd als' drugs waarvan het gebruik een onaanvaardbaar risico voor de (volks)gezondheid oplevert; en (ii) dat de verdachte, die door het Hof wordt gezien als een ‘gemiddelde drugsgebruiker’ de amfetamine heeft verstrekt aan een minderjarige persoon had het Hof nader moeten motiveren op grond van welke feiten en omstandigheden de verdachte ervan mocht uitgaan dat het verstrekken van een ‘speedbom’ aan die persoon niet een onaanvaardbaar risico met zich bracht’.1.
5.
Anders dan in het onder 4 genoemde arrest gaat het in de onderhavige zaak niet om een minderjarig slachtoffer. Dat is naar de mening van rekwirant evenwel geen reden om in dit geval geen nadere motivering te eisen indien het Hof tot het oordeel komt dat het verstrekken van GHB, welke stof door de wetgever wordt beschouwd als drugs waarvan het gebruik een onaanvaardbaar risico voor de (volks)gezondheid oplevert, desondanks geen onaanvaardbaar gezondheidsrisico oplevert. Dit is ook door het Hof in de onderhavige zaak onderkend, aangezien het zijn oordeel op dit punt ook heeft gemotiveerd.
Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat het vertrekken van GHB door verdachte aan het slachtoffer onder de door het Hof vastgestelde omstandigheden geen onaanvaardbaar gezondheidsrisico oplevert op grond waarvan gesteld kan worden dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig heeft gehandeld en dat mitsdien geen sprake is van schuld in de zin van art. 307 Sr.
Het Hof heeft vastgesteld dat:
- i)
verdachte ervaring had als gebruiker van GHB en het slachtoffer niet,
- ii)
verdachte die avond zelf geen GHB had gebruikt,
- iii)
verdachte de GHB die zij aan het slachtoffer heeft verstrekt een aantal jaren terug van een bekende had gekregen en die in haar slaapkamer achter de schoenenkast bewaarde
en
- iv)
verdachte geen wetenschap had omtrent de concentratie van de dosis GHB die zij aan het slachtoffer verstrekt heeft.
Uit deze vaststellingen volgt dat verdachte de GHB, waarvan het gebruik in zijn algemeenheid al een onaanvaardbaar risico voor de (volks)gezondheid oplevert, heeft verstrekt aan een onervaren gebruiker, die derhalve niet wist wat de effecten zijn bij ‘normaal’ gebruik, terwijl verdachte niet wist wat op dat moment de concentratie en uitwerking waren van deze specifieke GHB die verdachte al enkele jaren in een Spa rood flesje bewaarde. Naar de mening van rekwirant heeft het Hof niet kunnen komen tot zijn oordeel dat het verstrekken van GHB aan het slachtoffer onder deze omstandigheden geen onaanvaardbaar gezondheidsrisico oplevert op grond waarvan gesteld kan worden dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig heeft gehandeld. Naar de mening van rekwirant zou daarvan, gelet op de inherente gevaarlijkheid van GHB, in het onderhavige geval slechts dan sprake kunnen zijn als verdachte (nagenoeg precies) wist wat de concentratie was van de door haar verstrekte GHB en wat de veilige dosis van toediening zou zijn, bijvoorbeeld doordat verdachte deze GHB zelf ook tegelijkertijd of kort daarvoor had gebruikt en had ervaren wat de werking daarvan was en of en in hoeverre die afweek van de eerdere ervaringen die zij had bij het gebruik van (deze) GHB. In dat verband is ook nog van belang dat niet is vastgesteld dat verdachte op de hoogte was van de gezondheidstoestand van het slachtoffer en/of van mogelijk medicijngebruik door het slachtoffer op het moment dat verdachte haar de GHB verstrekte.2. Gelet hierop is 's Hofs oordeel naar de mening van rekwirant niet zonder meer begrijpelijk, althans ontoereikend gemotiveerd. Dat het slachtoffer de GHB vrijwillig tot zich had genomen en dat er ook voorbeelden bekend zijn van mensen die bij deze hoeveelheid/concentratie niet zijn komen te overlijden, doet hieraan naar de mening van rekwirant niet af.
Indien het middel doel treft, zal het bestreden arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden niet in stand kunnen blijven. Rekwirant verzoekt de Hoge Raad der Nederlanden dan ook deze uitspraak te vernietigen en vervolgens te bevelen hetgeen overeenkomstig de bepalingen der wet behoort of had behoren te geschieden.
's‑Gravenhage 21 september 2018
mr. H.H.J. Knol
advocaat-generaal bij het Ressortsparket
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 21‑09‑2018
Na terugwijzing naar het Haagse Hof heeft dat op 9 oktober 2015 uitspraak gedaan. Aangezien die uitspraak niet is gepubliceerd is die aan deze schriftuur gehecht. Daarin heeft het Hof onder meer overwogen: ‘Het hof overweegt voorts dat de stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, waartoe ook amfetamine behoort, door de wetgever worden beschouwd als drugs waarvan het gebruik een onaanvaardbaar risico voor de (volks)gezondheid oplevert. Dit risico mag derhalve als bekend worden verondersteld, ook bij de verdachte. De veronderstelling dat ook de verdachte op de hoogte was van de risico's wordt bovendien ondersteund door haar verklaring ter terechtzitting in eerste aanleg, inhoudende dat zij nooit drugs zou geven aan minderjarige meisjes, omdat zij weet dat dat risico's met zich mee brengt. Desondanks heeft de verdachte aan een zeventienjarig meisje dat niet veel ervaring had met het gebruik van harddrugs, een zelfgemaakt ‘speedbommetje’ verstrekt waarvan haar het gewicht en de precieze samenstelling niet bekend was. Daarmee heeft zij welbewust onaanvaardbare risico's genomen. Het hof weegt in het bijzonder mee dat de verdachte — die door haar leeftijd en haar ervaring in het gebruik van drugs al een zeker overzicht had — [naam 1] heeft aangemoedigd door te zeggen ‘dat het leuk was’, ‘dat het geen kwaad kon’ en dat de werkzame stof dezelfde was als die in ADHD-pillen. Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte schuld heeft gehad aan het zwaar lichamelijk letsel van [naam 1] en dat die schuld heeft bestaan in aanmerkelijke onvoorzichtigheid.’
Uit vrij toegankelijke bronnen blijkt dat het gebruik van GHB in combinatie met medicijnen erg riskant kan zijn: https://www.drugsenuitgaan.nl/middelen/ghb/beperk-de-risico-ghb