Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/9.5
9.5 De verhouding tussen de begrippen rechtssubjectiviteit en rechtspersoonlijkheid
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS366952:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Art. 1 lid 1 EESV-verordening.
Art. 1 lid 3 EESV-verordening.
Zie voor de rechtssubjectiviteit van de offene Handelsgesellschaft (vergelijkbaar aan de vennootschap onder firma, die thans onder titel 7.13 BW onder het begrip openbare vennootschap valt) en de Kommanditgesellschaft (vergelijkbaar aan de commanditaire vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid): § 124 Abs. 1 HGB, “Die offene Handelsgesellschaft kann unter ihrer Firma Rechte erwerben und Verbindlichkeiten eingehen, Eigentum und andere dingliche Rechte an Grundstücken erwerben, vor Gericht klagen und verklagt werden”.
De France societé is een contractueel samenwerkingsverband. Zie artikel 1832 Code Civil: “La société est instituée par deux ou plusieurs personnes qui conviennent par un contrat d'affecter à une entreprise commune des biens ou leur industrie en vue de partager le bénéfice ou de profiter de l'économie qui pourra en résulter. Elle peut être instituée, dans les cas prévus par la loi, par l'acte de volonté d'une seule personne. Les associés s'engagent à contribuer aux pertes”.
Zie artikel 1842 Code Civil: “Les sociétés autres que les sociétés en participation visées au chapitre III jouissent de la personnalité morale à compter de leur immatriculation. Jusqu'â l'immatriculation, les rapports entre les associés sont régis par le contrat de société et par les principes généraux du droit applicable aux contrats et obligations.”.
Artikel 1 Wetboek van Vennootschappen luidt: “Een vennootschap wordt opgericht door een contract op grond waarvan twee of meer personen overeenkomen iets in gemeenschap te brengen met als doel één of meer nauwkeurig omschreven activiteiten uit te oefenen en met het oogmerk aan de vennoten een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel te bezorgen. In de gevallen bepaald in dit wetboek, kan zij worden opgericht door een rechtshandeling uitgaande van één persoon die goederen bestemt tot één of meer nauwkeurig omschreven activiteiten. In de gevallen bepaald in dit wetboek kan de vennootschapsakte bepalen dat de vennootschap niet is opgericht met het oogmerk aan de vennoten een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel te bezorgen”.
Art. 2 paragraaf 1 Wetboek van Vennootschappen.
Zie bijvoorbeeld: HR 8 april 1937, NJ 1937/640 en HR 2 november 1949, NJ 1950/52. Zie ook: P.R. Smits, De externe gebondenheid van het vennootschapsvermogen, Kluwer, Deventer, 1969, blz. 58-64 en A.L. Mohr, Van maatschap, vennootschap onder firma en commanditaire vennootschap, Gouda Quint, Deventer, 1998, blz. 133-134.
Asser/Maeijer 5-V (thans 7-VII), 1995, nr. 14.
Zie: Asser/Van der Grinten/Maeijer 2-II (thans 2-I), 1997, nr. 11-12 en Pitlo / Raaijmakers, Ondernemingsrecht, Kluwer, Deventer, 2006, blz. 85.
Pitlo / Raaijmakers, Ondernemingsrecht, Kluwer, Deventer, 2006, blz. 84-87.
Kamerstukken II 2002/03, 28 746, nr. B (nader rapport), blz. 3. Zie ook: Asser/Maeijer 5-V (thans 7-VII), 1995, nr. 13, en M.L.M. van Kempen, Personenvennootschappen met en zonder rechtspersoonlijkheid in de overdrachtsbelasting, WFR 2007/6729, blz. 827.
Zie ook: M.J.G.C. Raaijmakers, Persoonsgebonden samenwerkingsverbanden en de “onderneming” in het privaatrecht, in: M.J.G.C. Raaijmakers (red.), Personenvennootschap en “onderneming”, Tjeenk Willink, Deventer, 1999, blz. 21, M.J.G.C. Raaijmakers, Herziening van het Nederlandse ondernemingsrecht, WPNR 2002/6505, blz. 685, Pitlo / Raaijmakers, Ondernemingsrecht, Kluwer, Deventer, 2006, blz. 85 en M.L.M. van Kempen, Personenvennootschappen met en zonder rechtspersoonlijkheid in de overdrachtsbelasting, WFR 2007/6729, blz. 825.
Anders: J. Eggens, In- en uittreden van leden bij vennootschappen onder firma, in J. Eggens, Verzamelde Privaatrechtelijke opstellen, De Erven F. Bohn N.V., Haarlem, 1958, blz. 393.
Bij de vaststelling hoe de begrippen rechtsubjectiviteit en rechtspersoonlijkheid zich ten opzichte van elkaar verhouden, neem ik – gezien de onderzoeksthematiek – de contractuele samenwerkingsverbanden die uit twee of meer partijen bestaan als uitgangspunt. Dit brengt met zich mee dat ik in het navolgende de rechtssubjectiviteit van natuurlijke personen buiten beschouwing laat.
Op Europees niveau bepaalt de Verordening inzake het Europees Economisch Samenwerkingsverband (EESV) dat een EESV bevoegd is om (na verplichte inschrijving in een handelsregister) in eigen naam drager te zijn van rechten en verplichtingen van elke aard, overeenkomsten aan te gaan of andere rechtshandelingen te verrichten en in rechte op te treden.1 Het EESV is daarmee een rechtssubject. Vervolgens bepaalt de EESV Verordening dat de lidstaten kunnen bepalen dat het EESV rechtspersoonlijkheid heeft. De rechtspersoonlijkheid vloeit dus niet automatisch voort uit de rechtssubjectiviteit.2 Kennelijk sluit het ontbreken van rechtspersoonlijkheid niet uit dat sprake is van rechtssubjectiviteit.
In het Duitse privaatrecht worden bepaalde contractuele samenwerkingsverbanden (personenvennootschappen zoals de offne Handelsgesellschaft en de Kommanditgesellschaft) als dragers van rechten en verplichtingen, en derhalve als rechtssubjecten, aangemerkt.3 In het Franse privaatrecht wordt aan bepaalde contractuele samenwerkingsverbanden4 (zoals de Societé Civile) expliciet rechtspersoonlijkheid toegekend.5 Ook België kent aan bepaalde contractuele samenwerkingsverbanden6 rechtspersoonlijkheid toe. Zo bezitten naar Belgisch recht de Vennootschap onder Firma en de (gewone) Commanditaire vennootschap rechtspersoonlijkheid.7
De gedachte dat er naast natuurlijke personen en rechtspersonen andere entiteiten kunnen bestaan die als een eenheid in het rechtsverkeer kunnen optreden, hoeft ook in ons rechtsbestel geen bevreemding te wekken. Hoewel de wetgever aan maatschappen, vennootschappen onder firma en CV’s (onder de werking van titel 7.13 BW: OV’s en CV’s) geen (volwaardige) rechtspersoonlijkheid toekent8, maakt dat nog niet dat bij een personenvennootschap niet in zekere mate een personificatie aanwezig is.9 Een vennootschap (zonder door de wet erkende rechtspersoonlijkheid) mag dan in de visie van de wetgever geen eigenaar van een ondernemingsvermogen kunnen zijn, een vennootschap kan nochtans wel overeenkomsten met anderen aangaan. Dat betekent dat een vennootschap in zekere mate een drager van rechten en verplichtingen is. In de literatuur is zelfs betoogd dat personenvennootschappen naar hun aard rechtspersoonlijkheid bezitten, omdat het meest kenmerkende van rechtspersoonlijkheid is, dat het betreffende subject zelfstandig drager van rechten en verplichtingen kan zijn.10 Gesteld kan worden dat uit de omvang van de rechtsbevoegdheid en de afgescheidenheid van het vermogen van personenvennootschappen, zoals de maatschap, vof en CV, en – onder de werking van titel 7.13 BW – de OV, OVR, CV en CVR, volgt dat zij rechtspersoonlijkheid bezitten.11 Het komt mij inderdaad voor dat wanneer eenmaal aanvaard wordt dat een combinatie een rechtssubject is, het nog maar een kleine stap is te aanvaarden dat het een rechtspersoon is. Een vennootschap zou dan ook eigenaar van een ondernemingsvermogen moeten kunnen zijn. Wat daar ook van zij, de wetgever blijkt niet overtuigd van de theoretische gronden op basis waarvan een vennootschap naar zijn aard als rechtspersoon moet worden aangemerkt. In het wetsvoorstel personenvennootschappen. geeft de wetgever expliciet aan dat vennootschappen (een bijzondere vorm van) rechtspersoonlijkheid kunnen verkrijgen (en ook weer op kunnen geven). Ook de rechter heeft de rechtspersoonlijkheid van vennootschappen nog altijd niet aanvaard. In dit onderzoek hanteer ik daarom het uitgangspunt dat een personenvennootschap geen rechtspersoonlijkheid heeft (en slechts een beperkte vorm van rechtspersoonlijkheid kan verkrijgen, indien het wetsvoorstel personenvennootschappen verder ongewijzigd wordt aangenomen en in werking treedt).12
Uit het voorgaande blijkt evenwel dat het mogelijk is dat een subject, ondanks dat het geen rechtspersoonlijkheid heeft, tóch zelfstandig drager van rechten, verplichtingen en bevoegdheden kan zijn, en daarmee rechtssubjectiviteit heeft. Rechtssubjectiviteit van een (enkelvoudige) entiteit leidt mijns inziens niet noodzakelijkerwijs tot de conclusie dat sprake is van rechtspersoonlijkheid.13 Het begrip rechtssubject is veeleer een genus dat het species rechtspersoonlijkheid omvat.14