Einde inhoudsopgave
Internationaal Verdrag ter bestrijding van daden van nucleair terrorisme
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 07-07-2007
- Bronpublicatie:
13-04-2005, Trb. 2007, 205 (uitgifte: 01-11-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
07-07-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-11-2007, Trb. 2007, 205 (uitgifte: 01-11-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Energie
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Energierecht (V)
Verdrag van 13 april 2005
De Staten die Partij zijn bij dit Verdrag,
Indachtig de doelstellingen en beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties betreffende de handhaving van de internationale vrede en veiligheid en de bevordering van goed nabuurschap, vriendschappelijke betrekkingen en samenwerking tussen Staten;
In herinnering brengend de Verklaring van 24 oktober 1995 ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de Verenigde Naties;
Het recht van alle Staten erkennend om kernenergie te ontwikkelen en toe te passen ten behoeve van vreedzame doeleinden alsmede hun rechtmatige belangen bij de potentiële voordelen die behaald kunnen worden met de vreedzame toepassing van kernenergie;
Indachtig het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal van 1980;
Ernstig bezorgd over de toeneming over de gehele wereld van daden van terrorisme, in al zijn gedaantes en verschijningsvormen;
In herinnering brengend de Verklaring inzake maatregelen tot uitbanning van internationaal terrorisme, bijlage bij resolutie 49/60 van de Algemene Vergadering van 9 december 1994, waarin onder andere de lidstaten van de Verenigde Naties opnieuw plechtig hun ondubbelzinnige veroordeling bevestigen van alle terroristische daden, methoden en praktijken als misdadig en ongerechtvaardigd, ongeacht waar en door wie zij zijn begaan, met inbegrip van daden die de vriendschappelijke betrekkingen tussen Staten en volkeren schaden en de territoriale integriteit en veiligheid van Staten bedreigen;
Vaststellend dat de Verklaring de Staten tevens aanmoedigde het toepassingsgebied van de bestaande internationale wettelijke bepalingen inzake de preventie, bestrijding en uitbanning van terrorisme in al zijn gedaantes en verschijningsvormen spoedig te herzien teneinde een volledig wettelijk kader te scheppen dat alle aspecten van terrorisme omvat;
In herinnering brengend resolutie 51/210 van de Algemene Vergadering van 17 december 1996 en de daarbij gevoegde aanvullende verklaring bij de Verklaring van 1994 inzake Maatregelen tot uitbanning van internationaal terrorisme;
Voorts in herinnering brengend dat ingevolge resolutie 51/210 van de Algemene Vergadering een comité ad hoc is ingesteld teneinde onder andere een internationaal verdrag ter bestrijding van daden van nucleair terrorisme op te stellen ter aanvulling van de bestaande internationale instrumenten op dat gebied;
Vaststellend dat daden van nucleair terrorisme zeer ernstige gevolgen kunnen hebben en een bedreiging kunnen vormen voor de internationale vrede en veiligheid;
Voorts vaststellend dat de bestaande multilaterale juridische instrumenten deze aanslagen onvoldoende aanpakken;
Overtuigd van de dringende noodzaak tot verbetering van de internationale samenwerking tussen Staten bij het opstellen en nemen van doeltreffende en praktische maatregelen ter voorkoming van deze daden van terrorisme, alsmede ter vervolging en bestraffing van de daders;
Vaststellend dat de activiteiten van de strijdkrachten van Staten onderworpen zijn aan regels van internationaal recht die buiten het kader van dit Verdrag vallen en dat het feit dat bepaalde acties van het toepassingsgebied van dit Verdrag worden uitgesloten, niet betekent dat anderszins onwettige handelingen worden gebillijkt of gewettigd of dat vervolging op grond van ander recht wordt uitgesloten;
Zijn het volgende overeengekomen:
Verdragpartijgroep