Einde inhoudsopgave
Internationaal Verdrag ter bestrijding van daden van nucleair terrorisme
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 07-07-2007
- Bronpublicatie:
13-04-2005, Trb. 2007, 205 (uitgifte: 01-11-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
07-07-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-11-2007, Trb. 2007, 205 (uitgifte: 01-11-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Energie
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Energierecht (V)
1.
Een persoon pleegt een strafbaar feit in de zin van dit Verdrag indien deze persoon wederrechtelijk en opzettelijk:
- a.
radioactief materiaal bezit dan wel een instrument vervaardigt of bezit:
- i.
met het oogmerk om te doden of ernstig lichamelijk letsel te veroorzaken; of
- ii.
met het oogmerk om ernstige schade aan goederen of het milieu te veroorzaken;
- b.
op enigerlei wijze radioactief materiaal of een instrument gebruikt, of een kerninstallatie op een zodanige wijze gebruikt of beschadigt dat daarbij radioactief materiaal vrijkomt of het risico ontstaat dat daarbij radioactief materiaal vrijkomt:
- i.
met het oogmerk om te doden of ernstig lichamelijk letsel te veroorzaken; of
- ii.
met het oogmerk om ernstige schade aan goederen of het milieu te veroorzaken; of
- iii.
met het oogmerk om een natuurlijke persoon, een rechtspersoon, een internationale organisatie of een Staat te dwingen tot het verrichten of het zich onthouden van een handeling.
2.
Een persoon pleegt eveneens een strafbaar feit indien deze persoon:
- a.
dreigt, onder omstandigheden waaruit de geloofwaardigheid van het dreigement blijkt, een strafbaar feit te plegen als omschreven in het eerste lid, onderdeel b, van dit artikel; of
- b.
onder dreiging wederrechtelijk en opzettelijk radioactief materiaal, een instrument of een kerninstallatie opeist, onder omstandigheden waaruit de geloofwaardigheid van het dreigement blijkt, of met gebruik van geweld.
3.
Een persoon pleegt eveneens een strafbaar feit indien hij een poging doet tot het plegen van een strafbaar feit in de zin van het eerste lid van dit artikel.
4.
Een persoon pleegt eveneens een strafbaar feit indien hij:
- a.
als medeplichtige deelneemt aan een strafbaar feit als omschreven in het eerste, tweede of derde lid van dit artikel; of
- b.
het plegen van een strafbaar feit als omschreven in het eerste, tweede of derde lid van dit artikel organiseert of anderen opdracht geeft een strafbaar feit als omschreven in het eerste, tweede of derde lid van dit artikel te plegen; of
- c.
op enige andere wijze bijdraagt tot het plegen van een of meer strafbare feiten als omschreven in het eerste, tweede of derde lid door een groep personen die optreden met een gemeenschappelijk doel; deze bijdrage dient opzettelijk te zijn, en te worden geleverd hetzij met het oog op bevordering van de criminele activiteit of het doel van de groep in het algemeen, hetzij met de wetenschap van de bedoeling van de groep het desbetreffende strafbare feit of de desbetreffende strafbare feiten te plegen.