Einde inhoudsopgave
Internationaal Verdrag ter bestrijding van daden van nucleair terrorisme
Artikel 23
Geldend
Geldend vanaf 07-07-2007
- Bronpublicatie:
13-04-2005, Trb. 2007, 205 (uitgifte: 01-11-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
07-07-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-11-2007, Trb. 2007, 205 (uitgifte: 01-11-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Energie
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Energierecht (V)
1.
Elk geschil tussen twee of meer Staten die Partij zijn inzake de uitleg of toepassing van dit Verdrag dat niet binnen een redelijke termijn door onderhandelingen kan worden beslecht, wordt op verzoek van één van hen onderworpen aan arbitrage. Indien de partijen binnen zes maanden na de datum van het verzoek om arbitrage er niet in zijn geslaagd overeenstemming te bereiken over de regeling van deze arbitrage, kan ieder van deze partijen het geschil voorleggen aan het Internationale Gerechtshof door middel van een verzoek overeenkomstig het Statuut van het Hof.
2.
Elke Staat kan, op het tijdstip van ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van of toetreding tot dit Verdrag, verklaren dat hij zich niet gebonden acht door het eerste lid van dit artikel. De overige Staten die Partij zijn, zijn tegenover een Staat die Partij is die dit voorbehoud heeft gemaakt niet gebonden door het eerste lid.
3.
Een Staat die een voorbehoud heeft gemaakt overeenkomstig het tweede lid van dit artikel, kan dit voorbehoud te allen tijde intrekken door middel van een kennisgeving aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.