HR 4 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:123, rov. 3.1.3.
HR, 27-10-2023, nr. 23/02187
ECLI:NL:HR:2023:1482, Conclusie: Contrair, Conclusie: Contrair
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27-10-2023
- Zaaknummer
23/02187
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:1482, Uitspraak, Hoge Raad, 27‑10‑2023; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:704, Contrair
ECLI:NL:PHR:2023:704, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 28‑07‑2023
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:1482, Contrair
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑06‑2023
- Vindplaatsen
GZR-Updates.nl 2023-0353
JGz 2023/67 met annotatie van Redactie
NJ 2023/351 met annotatie van J. Legemaate
Uitspraak 27‑10‑2023
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 23/02187
Datum 27 oktober 2023
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: G.E.M. Later,
tegen
OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT OOST-NEDERLAND,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/05/415325 FZ RK 23-528 van de rechtbank Gelderland van 3 maart 2023.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van betrokkene heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2. Uitgangspunten en feiten
2.1
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van zes maanden.
2.2
De medische verklaring houdt onder meer het volgende in:
“6. Ernstig nadeel
a. Vloeit naar uw oordeel uit het gedrag van betrokkene als gevolg van zijn psychische stoornis (een aanzienlijk risico op) ernstig nadeel voort?
Ja
b. Waaruit bestaat het ernstig nadeel?
(…) Door ontremming is er risico psychische en materiële en immateriële schade door grenzeloosheid op het gebied van seksuele contacten, geld uitgeven, middelengebruik. Ook ontstaan er conflicten waarbij betrokkene ook agressie over zich af roept. Familie raakt overbelast door de situatie.
c. Op grond van welke symptomen, gedragingen of feiten komt u tot uw oordeel?
Grensoverschrijdend gedrag is geobserveerd door eigen behandelteam en gedurende recente opnames. Betrokkene uit zich verbaal grof, is uitdagend, roept zo agressie over zich af. Behandelteam beschrijft op basis van informatie van familie dat dit al tot handgemeen met familieleden heeft geleid. (…)”
Bij vraag 6e (“In welke van de navolgende categorieën deelt u het ernstig nadeel in”) is onder meer aangekruist: “Ernstige psychische schade voor [betrokkene] Zelf en/of Ander(en)”.
2.3
Het zorgplan/behandelplan houdt onder meer het volgende in:
“3. Probleembeschrijving
a. Probleembeschrijving volgens zorgverantwoordelijke
(…) Regelmatig vinden ruzies plaats met haar familie (…). Haar moeder en tante bij wie zij afwisselend woont trekken het niet meer.
(…)
d. Wat is de beleving en duiding vanuit de voor de continuïteit van zorg relevante familie (…)?
Familie raakt uitgeput en geven aan dat vrijwillige behandeling / stabilisatie niet haalbaar blijkt, ondanks al hun inspanningen.
2.4
Ter zitting zijn betrokkene en haar advocaat niet akkoord gegaan met de aanwezigheid van de moeder en de tante van betrokkene. De advocaat van betrokkene heeft aangevoerd dat betrokkene geen medicatie wil en zich daartegen wilsbekwaam verzet. Verder heeft de advocaat aangevoerd dat de onafhankelijke psychiater niet heeft gesproken met anderen over hun eventuele psychische schade en dat die schade er niet is.
2.5
De rechtbank heeft de verzochte zorgmachtiging verleend. Aan haar beslissing heeft de rechtbank onder meer het volgende ten grondslag gelegd.
“3.3 Het gedrag dat uit de stoornis voortvloeit, leidt tot het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig nadeel, gelegen in:
- ernstige psychische schade;
(…).
Anders dan de advocaat heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat er ernstige psychische schade bestaat, met name voor haar familie. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de aanwezige psychiater in aanvulling op de medische verklaring toegelicht dat betrokkene momenteel bij haar oom en tante woont en dat haar oom en tante het niet meer volhouden. Betrokkene zit in een hypomane periode, gebruikt middelen en is daar niet transparant over. Tijdens de huidige opname is ook gebleken dat zij allerlei middelen gebruikt. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan deze toelichting van de psychiater. Dat de rechtbank de tante en haar moeder niet heeft kunnen spreken is een keuze van betrokkene zelf geweest. Omdat er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van ernstige psychische schade voor anderen, zal de rechtbank het beroep op wilsbekwaam verzet passeren.
(…)”
3. Beoordeling van het middel
3.1
Onderdeel 2 van het middel klaagt onder meer dat de rechtbank in rov. 3.3 het beroep op wilsbekwaam verzet met betrekking tot de medicatie onvoldoende gemotiveerd heeft afgewezen. Volgens het middel blijkt de ernstige psychische schade voor de familie nergens uit en is feitelijk alleen sprake van ernstig nadeel voor betrokkene zelf, zodat de wensen en voorkeuren van betrokkene – die wilsbekwaam is – moeten worden gerespecteerd.
3.2
Bij de afgifte van een zorgmachtiging moet art. 2:1 lid 6 Wvggz in acht genomen worden.1.Deze bepaling houdt in dat de wensen en voorkeuren van de betrokkene ten aanzien van de verplichte zorg worden gehonoreerd, tenzij (a) de betrokkene niet tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat is, of (b) acuut levensgevaar voor de betrokkene dreigt dan wel er een aanzienlijk risico voor een ander is op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, of om ernstig in zijn ontwikkeling te worden geschaad, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
3.3
In de wetsgeschiedenis van de Wvggz is niet toegelicht wat is te verstaan onder (een aanzienlijk risico op) ernstige psychische schade voor een ander. Het belang dat de wetgever hecht aan honorering van wilsbekwaam verzet van de betrokkene2.vergt dat de vaststelling dat een aanzienlijk risico voor een ander op ernstige psychische schade bestaat deugdelijk wordt gemotiveerd, ten einde te voorkomen dat zonder goede reden voorbij wordt gegaan aan wilsbekwaam verzet van de betrokkene. De rechter kan zich over het risico op ernstige psychische schade van een ander ter zitting laten voorlichten door deze ander of door derden (vgl. art. 800 lid 2 Rv).
3.4
De rechtbank heeft haar oordeel dat sprake is van ernstige psychische schade voor de familie van betrokkene gebaseerd op de medische verklaring, waarin de niet bij de zorg betrokken psychiater op grond van het dossier verklaart dat de familie overbelast raakt door de situatie (zie hiervoor in 2.2) en op de verklaring van de ter zitting aanwezige psychiater dat de oom en tante van betrokkene het niet volhouden. Hiermee heeft de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor in 3.3 is overwogen, niet toereikend gemotiveerd dat een aanzienlijk risico voor een ander op ernstige psychische schade bestaat. De hiervoor in 3.1 weergegeven klacht slaagt dus.
3.5
De overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland van 3 maart 2023;
- wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, A.E.B. ter Heide, F.R. Salomons, G.C. Makkink en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 27 oktober 2023.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 27‑10‑2023
Vgl. Kamerstukken II 2015/16, 32399, nr. 25, p. 153.
Conclusie 28‑07‑2023
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 23/02187
Zitting 28 juli 2023
CONCLUSIE
M.L.C.C. Lückers
In de zaak
[betrokkene] ,verzoekster tot cassatie,advocaat: mr. G.E.M. Later,
tegen
Officier van Justitie in het arrondissement Oost-Nederland,verweerder in cassatie,niet verschenen.
Partijen worden hierna verkort aangeduid als betrokkene respectievelijk officier van justitie
1. Inleiding en samenvatting
1.1
In deze Wvggz-zaak heeft de rechtbank geoordeeld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van een bipolaire I stoornis met een (hypo)manische periode. In cassatie wordt geklaagd dat dit oordeel niet juist althans onbegrijpelijk is nu de psychiater die de medische verklaring heeft opgemaakt en de zorgverantwoordelijke tot een ander oordeel komen over de episode waarin betrokkene verkeert. Daarnaast wordt geklaagd dat de rechtbank ten onrechte het beroep op wilsbekwaam verzet heeft gepasseerd aangezien de ernstige psychische schade voor anderen niet is vastgesteld en onvoldoende uit de stukken blijkt. Ook heeft de rechtbank onvoldoende rekening gehouden met de wensen en voorkeuren van betrokkene en met de criteria voor verplichte zorg zoals bedoeld in art. 3:3 Wvggz.
2. Feiten en procesverloop
2.1
Bij verzoekschrift, bij de rechtbank Gelderland ingekomen op 14 februari 2023, heeft de officier van justitie verzocht een zorgmachtiging ten aanzien van betrokkene te verlenen voor de duur van zes maanden. Bij dat verzoekschrift is onder meer een medische verklaring overgelegd die op 7 februari 2023 is ondertekend door een niet bij de behandeling betrokken psychiater. De officier van justitie heeft voorgesteld – voor de gehele looptijd van de te verlenen machtiging – daarin de volgende vormen van verplichte zorg op te nemen:- Toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;- Beperken van de bewegingsvrijheid;- Onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;- Controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;- Opnemen in een accommodatie.
2.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 3 maart 2023. Gehoord zijn: betrokkene, bijgestaan door haar advocaat; de psychiater.
2.3
Ter zitting heeft de advocaat het volgende aangevoerd:
“(…) Een stoornis is er. Dat weet betrokkene. Een verslavingsstoornis is er niet. Ik zie gebruik maar dat is onvoldoende om te spreken van een stoornis. Ik verzoek dat in ieder geval af te wijzen. Op dat vlak is er geen stoornis in de zin van de wet. Ik verwijs naar de medische verklaring, er staat “[kan] differentiaal diagnostisch gedacht worden aan stemmingsontregeling op basis van drugsgebruik.” Dat staat niet vast en het is onvoldoende zeker dat door middelengebruik ernstig nadeel ontstaat. Betrokkene wil geen medicatie en er is sprake van wilsbekwaam verzet hiertegen. De onafhankelijk psychiater heeft niet gesproken met anderen over hun eventuele psychische schade. Ik stel vast dat die schade er niet is. Nadelen die zijn genoemd, zijn alleen nadelen voor betrokkene zelf. Er is alleen nadeel voor zichzelf en geen levensgevaar, dus is sprake van wilsbekwaam verzet door betrokkene.
Haar vader had ook geestesstoornissen. Hij heeft ook met medicatie een terugval gehad. Dat wil betrokkene niet. Daarom wil zij geen medicatie.
Ik verzoek u de machtiging af te wijzen.
Subsidiair, voor het geval u besluit tot een machtiging, over de nadelen:
Psychische schade voor anderen is niet vast te stellen.
Immateriële schade ziet betrokkene niet.”
2.4
Bij mondelinge uitspraak van 3 maart 20231.heeft de rechtbank een zorgmachtiging verleend tot en met uiterlijk 3 september 2023. Volgens de rechtbank lijdt betrokkene aan een psychische stoornis, in de vorm van een bipolaire I stoornis met een (hypo)manische periode. De rechtbank overweegt dat betrokkene ook niet ontkent dat ze een stoornis heeft (rov. 3.2). De stoornis leidt volgens de rechtbank tot het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig nadeel gelegen in ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en het oproepen van agressie van anderen door het vertonen van hinderlijk gedrag. De rechtbank passeert het beroep op wilsbekwaam verzet omdat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van ernstige psychische schade voor anderen (rov. 3.3). De rechtbank heeft daartoe overwogen:
“Anders dan de advocaat heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat er ernstige psychische schade bestaat, met name voor haar familie. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de aanwezige psychiater in aanvulling op de medische verklaring toegelicht dat betrokkene momenteel bij haar oom en tante woont en dat haar oom en tante het niet meer volhouden. Betrokkene zit in een hypomane periode, gebruikt middelen en is daar niet transparant over. Tijdens de huidige opname is ook gebleken dat zij allerlei middelen gebruikt. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan deze toelichting van de psychiater. Dat de rechtbank de tante en haar moeder niet heeft kunnen spreken is een keuze van betrokkene zelf geweest. Omdat er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van ernstige psychische schade voor anderen, zal de rechtbank het beroep op wilsbekwaam verzet passeren.
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende sprake van ernstige immateriële schade en van ernstige financiële schade zoals in het verzoek staan vermeld.”
2.5
Namens betrokkene is – tijdig2.– beroep in cassatie ingesteld. Namens de officier van justitie is geen verweerschrift ingediend.
3. Bespreking van het cassatiemiddel
3.1
Het cassatiemiddel bestaat uit drie onderdelen. Onderdeel I ziet op de stoornis. Onderdeel II heeft betrekking op het ernstig nadeel en het wilsbekwaam verzet. Onderdeel III wijst op de criteria voor verplichte zorg als bedoeld in art. 3:3 Wvggz en de wensen en voorkeuren van betrokkene.
3.2
Onderdeel I klaagt dat het onbegrijpelijk is dat de rechtbank heeft geoordeeld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van bipolaire I stoornis met een (hypo)manische periode, althans heeft de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom een dergelijke situatie aan de hand zou zijn. Het onderdeel wijst daarvoor naar de medische verklaring waarin de onderzoekende psychiater heeft opgemerkt niet veel manische kenmerken te zien. De zorgverantwoordelijke heeft in het zorgplan/behandelplan genoteerd “bipolaire-I-stoornis: actuele of meest recente episode depressief matig”. Volgens het onderdeel lijken een manische periode en een depressieve periode in het kader van een bipolaire stoornis elkaar uit te sluiten, zodat de overweging met betrekking tot de psychische stoornis niet juist is althans onbegrijpelijk althans onvoldoende gemotiveerd. Daarnaast merkt het onderdeel nog op dat de psychiater in rubriek 9 van de medische verklaring heeft geschreven dat de opname ook meer helderheid kan geven “over de precieze oorzaken van het huidige ontremde beeld”. Deze opmerking is volgens het onderdeel onbegrijpelijk omdat er eerder door de psychiater wordt genoteerd dat niet zeer veel manische kenmerken te zien zijn en deze opmerking in de richting van een observatie machtiging lijkt te gaan die de wetgever uitdrukkelijk niet heeft gewild in de Wvggz.
3.3
Art. 3:3 Wvggz bepaalt dat wanneer als gevolg van de psychische stoornis van een persoon diens gedrag leidt tot ernstig nadeel, bij wijze van uiterste middel verplichte zorg kan worden verleend. Bij een psychische stoornis gaat het om een aandoening van de geestvermogens, waarbij moet worden gedacht aan de vermogens tot denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen.3.Een stoornis behoeft niet het functioneren van de geestvermogens in alle opzichten of op elk ogenblik te betreffen, maar er moet volgens art. 3:3 Wvggz in ieder geval een oorzakelijk verband zijn tussen de psychische stoornis en ernstig nadeel.
3.4
De psychiater die de medische verklaring heeft opgesteld heeft in rubriek 4b over het psychiatrische onderzoek en de symptomen die betrokkene vertoont het volgende opgenomen:
“Betrokkene is sinds 2020 in behandeling bij [A] . Ze werd destijds aangemeld vanwege een manische episode die middels medicatie en intensief hupverleningscontact met de crisisdienst weer in remissie geraakte. De diagnsoe bipolaire 1 stoornis werd gesteld. Verdere behandeling vond plaats in het ‘Vroege Interventie Psychose'team.
Sinds najaar 2022 wordt weer ontregeling geobserveerd namelijk ontremming in gedrag en uitspraken ook op seksueel gebied. Het lukt betrokkene niet meer medicatie voor bipolaire stoornis consequent in te nemen. Structuur ontbreekt. Conflicten met familieleden. Beeld werd geduid als hypomaan. Twee maal werd een vrijwillige opname ingezet ter stabilisatie begin december 2022 en begin januari 2023. Gedurende de opname bleek betrokkene behoorlijk gepreoccupeerd te zijn met drugsgebruik (cannabis, maar ook harddrugs). In januari werd ze uiteindelijk ontslagen uit de kliniek vanwege middelengebruik en grensoverschrijdend gedrag / zich niet kunnen houden aan gemaakte afspraken. Deeltijdbehandeling werd geprobeerd maar betrokkene geeft aan dit niet vol te kunnen houden.
Bij beoordeling wordt een jonge vrouw gezien die haar sportsokken opvallend hoog heeft opgetrokkene over haar broek heen, ze draagt een kruik omdat ze het koud heeft. Wanneer betrokkene wordt geconfronteerd met de zorgen van haar behandelteam en haar familie over haar toestand geeft ze aan dat dit overdreven is. Ze heeft nu geen goede woonplek, die moet ze weer krijgen en ze wil weer gaan werken. Medicatie neemt ze niet, heeft ze ook niet nodig. Drugsgebruik is geen probleem voor haar dat doet ze sporadisch net zoals iedereen van haar leeftijd. Ze kan wel akkoord gaan met de diagnose bipolaire stoornis, maar nu is ze niet manisch. Het denken is niet evident versneld en de stemming niet evident eufoor of dysfoor. Gezien het duidelijk gedocumenteerde beloop, waarbij er een duidelijke knik is in de toestand van betrokkene is hypomane ontregeling zeer waarschijnlijk. Gezien echter het wisselende beeld (nu bij beoordeling niet zeer veel manische kenmerken, maar bij eerdere beoordelingen zeer duidelijk ontremming en dysforie) kan differentiaal diagnostisch gedacht worden aan stemmingsontregeling op basis van drugsgebruik. Problematisch drugsggebruik kwam duidelijk naar voren gedurende recente vrijwillige opname (drugsgebruik op de afdeling, zucht naar drugs, veel spreken over drugs). Ook is de vraag welke rol persoonlijkheidskenmerken hebben in het gerapporteerde probleemgedrag, dit is nu niet goed te beoordelen vanwege het vermoedelijke hypomane beeld. Probleeminzicht en -besef lijken nauwelijks aanwezig, staat daardoor ook weinig open voor stabiliserende interventies.”
3.5
Vervolgens is de psychiater in rubriek 4e tot de (vermoedelijke) diagnose “bipolaire 1 stoornis, huidige episode (hypo)manisch” en “problematisch middelengebruik” gekomen. De diagnose valt in de DSM-afgeleide classificatie onder 3. bipolaire-stemmingsstoornissen en 6. middelgerelateerde en verslavingsstoornissen waarvan volgens de psychiater de bipolaire-stemmingsstoornissen de belangrijkste diagnose is.
3.6
Ook de zorgverantwoordelijke komt in rubriek 4 van het zorgplan tot de diagnose bipolaire I stoornis. Over de actuele of meest recente episode heeft de zorgverantwoordelijke genoteerd “depressief-matig”. In rubriek 3 “probleembeschrijving” merkt de zorgverantwoordelijke echter op:
“Er is sprake van een manisch toestandsbeeld, wellicht geluxeerd en onderhouden door polygebruik.”
3.7
Zowel de psychiater als de zorgverantwoordelijke zijn tot de diagnose bipolaire I stoornis gekomen. Uit de medische verklaring volgt dat betrokkene het eens is met deze diagnose en ook ter zitting heeft de advocaat erkend dat sprake is van een stoornis. Een kenmerk van een bipolaire stoornis is dat het sterke stemmingswisselingen veroorzaakt, in afwisselend manische of hypomanische periodes en depressieve episodes. Tussen die periodes is de stemming overwegend stabiel.4.Het toestandsbeeld van betrokkene kan dus veranderen, zodat het niet onjuist of onbegrijpelijk is dat de psychiater en zorgverantwoordelijke tot een andere beoordeling komen ten aanzien van de episode waarin betrokkene verkeert. Ook uit de medische verklaring volgt dat er een wisselend beeld is. De psychiater geeft aan dat er op het moment van de beoordeling ‘niet zeer veel manische kenmerken’ zijn maar bij eerdere beoordelingen zeer duidelijke ontremmingen en dysforie. De psychiater heeft daarbij nog aangegeven dat nu “er een duidelijke knik is in de toestand van betrokkene” een “hypomane ontregeling zeer waarschijnlijk” is. Ook de zorgverantwoordelijke heeft aangegeven in rubriek 3a dat er sprake is van een manisch toestandsbeeld.
3.8
De rechtbank is in rov. 3.2 zonder voorbehoud tot het oordeel gekomen dat uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling voldoende blijkt dat betrokkene aan een psychische stoornis lijdt. De rechtbank heeft dus niet miskend dat een dergelijke stoornis met voldoende zekerheid moet worden vastgesteld en dat sprake moet zijn van een ‘true mental disorder’ zoals volgt uit art. 5 EVRM. Het is mogelijk dat een psychiater en vervolgens de rechter vaststelt dát sprake is van een psychische stoornis, maar er nog twijfels zijn over de juiste classificatie van die stoornis. De memorie van toelichting op het oorspronkelijke wetsvoorstel voor de Wvggz (waar de medische verklaring was geregeld in het toen voorgestelde artikel 5:6), vermeldt hierover:
“(…) In de medische verklaring zal in elk geval moeten worden ingegaan op de symptomen en, zo mogelijk, een diagnose (…). Een diagnose is niet direct altijd te stellen.”5.
3.9
Ook uit de rechtspraak van het EHRM over art. 5, lid 1 onder e, EVRM, maak ik op dat, als eenmaal een true mental disorder is vastgesteld, de psychiatrische kwalificatie daarvan (de diagnose) niet behoeft vast te staan om de vrijheidsbeneming te kunnen rechtvaardigen. De essentie van art. 5, lid 1 EVRM is de bescherming tegen willekeurige vrijheidsbeneming.6.De juiste diagnose kan wel van belang zijn voor de vraag, welke psychiatrische behandeling (bijvoorbeeld: welke medicatie) zal worden ingezet. In de onderhavige zaak is over de diagnose bipolaire I stoornis echter geen twijfel. Het oordeel van de rechtbank dat betrokkene last heeft van een psychische stoornis in de vorm van een bipolaire I stoornis met een (hypo)manische periode is dan ook niet onjuist of onbegrijpelijk. Uit de medische verklaring heeft de rechtbank kunnen opmaken dat bij betrokkene sprake is van deze stoornis. Het onderdeel faalt in zoverre dan ook.
3.10
Voor zover het onderdeel nog klaagt dat uit de medische verklaring kan worden opgemaakt dat wordt gedoeld op een observatiemachtiging, faalt het onderdeel eveneens. Anders dan het onderdeel stelt, bestaat er geen onduidelijkheid over de geestelijke stoornis maar is niet zeker waar deze stoornis door veroorzaakt wordt. Zowel de psychiater als de zorgverantwoordelijke merken op dat het mogelijk is dat de stemmingsontregeling veroorzaakt wordt door het drugsgebruik. Door een opname kan hier helderheid over worden verkregen. Van een observatiemachtiging is dan ook geen sprake.
3.11
Onderdeel II betoogt dat de rechtbank in rov. 3.2 het beroep op wilsbekwaam verzet met betrekking tot de medicatie ten onrechte heeft afgewezen. Volgens het onderdeel blijkt de psychische schade voor de familie nergens uit en is er feitelijk alleen sprake van ernstig nadeel voor betrokkene zelf, zodat de wensen en voorkeuren van betrokkene gerespecteerd moeten worden.
3.12
Art. 2:1 lid 6 Wvggz bepaalt dat de wensen en voorkeuren van de betrokkene ten aanzien van de verplichte zorg worden gehonoreerd, tenzija. de betrokkene niet tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat is, ofb. acuut levensgevaar voor de betrokkene dreigt dan wel er een aanzienlijk risico voor een ander is op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, of om ernstig in zijn ontwikkeling te worden geschaad, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.7.Deze bepaling geldt ook voor de beoordeling of een zorgmachtiging moet worden afgegeven.8.
3.13
De advocaat van betrokkene heeft ter zitting gesteld dat betrokkene niet wenst mee te werken aan medicatie en dat het ernstig nadeel alleen haarzelf betreft, zodat haar wensen en voorkeuren gerespecteerd moeten worden. Betrokkene heeft over het gebruik van medicatie nog gezegd dat ze daar last van heeft. Ter zitting heeft ze verder aangegeven: “Nu voel ik me beter. Lichaam functioneert goed, geen tintelingen en geen kaakklapperen”. Hieruit kan worden afgeleid dat betrokkene zich verzet tegen verplichte zorg in de vorm van medicatie. De vraag is dan of de rechtbank aan het wilsbekwaam verzet van betrokkene ten aanzien van de medicatie voorbij kon gaan.
3.14
Uit de medische verklaring (rubriek 6e) volgt dat het ernstig nadeel onder andere bestaat uit ernstige psychische schade voor anderen. De familie raakt overbelast door de situatie (rubriek 6b). Betrokkene uit zich verbaal grof, is uitdagend en roept agressie over zich af wat al tot “handgemeen met familieleden” heeft geleid (rubriek 6c). Het zorgplan vermeldt verder nog onder probleembeschrijving: “haar moeder en tante bij wie zij afwisselend woont trekken het niet meer”. Onder rubriek 3c van het zorgplan is nog opgenomen dat betrokkene haar situatie bagatelliseert en onvoldoende de impact voor anderen inziet. Over de beleving en duiding vanuit de voor de continuïteit van zorg relevante familie staat in het zorgplan (rubriek 3d):
“Familie raakt uitgeput en geven aan dat vrijwillige behandeling/stabilisatie niet haalbaar blijkt, ondanks al hun inspanningen.”
3.15
De rechtbank heeft overwogen dat er sprake is van ernstige psychische schade voor anderen, zodat de rechtbank het beroep op wilsbekwaam verzet heeft gepasseerd. De rechtbank wijst daarvoor onder andere naar hetgeen de psychiater in aanvulling op de medische verklaring ter zitting heeft verklaard. De psychiater heeft daarover ter zitting het volgende gezegd:
“Zoals ze hier zit kan ze goed in samenwerking komen. Het plan was in februari 2023 naar school, een BBL-opleiding.
Het begon met een manische periode met fors middelengebruik. Ze is twee keer naar de HIC gegaan. Een keer is ze daar weggegaan vanwege de liefde, [betrokkene 1] . Hij geeft weinig stabiliteit. Hij woont op straat. Betrokkene zit bij haar oom en tante maar dat is onhoudbaar. Oom en tante houden het niet meer vol.
(…)
De tweede keer is zij van de HIC weggegaan omdat ze zich niet aan afspraken wilde houden. Ze liegt over middelengebruik. Dat maakt behandeling ondoenbaar. We zien een vrouw die niet wil samenwerken en zich te gronde richt.
Er is wel contact, maar wil geen afspraken en is zelfbepalend. Dat zie je ook in het wegsturen van haar moeder en tante, ze is recalcitrant.”
3.16
Aangezien betrokkene zich niet aan afspraken houdt, geen ziektebesef en -inzicht9.heeft en er sprake is van middelengebruik, is het niet onbegrijpelijk dat gemeld wordt dat de familieleden uitgeput raken. Uit de medische verklaring volgt dat er sinds het najaar van 2022 weer ontremmingen zijn in het gedrag van betrokkene en er conflicten zijn met familieleden. Betrokkene heeft geen eigen woonplek waardoor zij afhankelijk is van haar familie. Betrokkene verblijft bij oom en tante nadat het bij moeder niet meer ging. De moeder en de tante kregen van betrokkene geen toestemming om ter zitting aanwezig te zijn, waardoor de rechtbank hen niet zelf heeft kunnen spreken. In het licht hiervan is de rechtbank kennelijk afgegaan op de medische verklaring en de verklaring van de psychiater ter zitting en is tot het oordeel gekomen dat sprake is van “ernstige psychische schade” voor anderen. Dit is een feitelijke beoordeling die enkel op begrijpelijkheid kan worden getoetst. In het licht van de overlegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, is het oordeel niet onbegrijpelijk. Het onderdeel faalt dan ook.
3.17
Onderdeel III bevat geen duidelijke klachten. Het onderdeel lijkt te klagen dat de rechtbank niet heeft gekeken naar vrijwilligheid, subsidiariteit, proportionaliteit en effectiviteit als bedoeld in art. 3:3 Wvggz. Ook voert het onderdeel aan dat er ten onrechte geen rekening gehouden wordt met de wensen en voorkeuren van betrokkene zoals zij uiteen heeft gezet in haar plan van aanpak, de problemen met de medicatie en de lange termijnsituatie voor betrokkene. Daarnaast voert het onderdeel nog aan dat de opnames niet doelmatig zijn gebleken.
3.18
In de toelichting op het onderdeel wordt verwezen naar de brief van de geneesheer-directeur van 22 mei 2023 van ná de datum van de bestreden beschikking van 3 maart 2023. Dit is in strijd met het bepaalde in art. 419 lid 2 jo 429 lid 2 Rv, dat de feitelijke grondslag van een cassatiemiddel slechts kan worden gevonden in de bestreden uitspraak en in de stukken van het geding. Ik laat deze brief daarom bij de behandeling van de klacht buiten beschouwing.
3.19
Het onderdeel mist feitelijke grondslag voor zover het klaagt dat de rechtbank niet heeft getoetst aan art. 3:3 Wvggz. De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat sprake is van een psychische stoornis, dat deze stoornis leidt tot ernstig nadeel en dat betrokkene zorg nodig heeft om haar geestelijke gezondheid te stabiliseren of te herstellen (rov. 3.4). Vervolgens heeft de rechtbank getoetst aan art. 3:3 Wvggz. Volgens de rechtbank zijn er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis. De rechtbank heeft daarvoor gewezen op de twee eerdere vrijwillige opnames waarbij betrokkene met de behandeling is gestopt zonder dat er een verbetering in de situatie van betrokkene is ontstaan (rov. 3.5 en 3.6). Volgens de rechtbank is de zorg evenredig en effectief. Het onderdeel faalt in zoverre.
3.20
Voor zover het onderdeel klaagt dat er geen rekening is gehouden met de wensen en voorkeuren van betrokkene, faalt de klacht eveneens. Voor zover de klacht ziet op de weigering om medicatie te gebruiken, verwijs ik naar hetgeen ik bij onderdeel II hebt opgemerkt. Betrokkene heeft verder in haar plan van aanpak aangegeven dat ze graag hulp wil bij het vinden van een eigen plek om te wonen, financiële ondersteuning en invulling van haar vrije tijd. Ze wil weer graag een studie gaan volgen en gaan werken. Haar plan van aanpak ziet dus niet zozeer op de behandeling van haar psychische stoornis en het ernstig nadeel dat daardoor veroorzaakt wordt, maar hoe zij haar leven zou willen inrichten. De rechtbank is van oordeel dat gedwongen zorg noodzakelijk is om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen. In zoverre heeft de rechtbank dan ook rekening gehouden met haar wensen en voorkeuren. Op grond van het voorgaande faalt het onderdeel dan ook.
4. Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 28‑07‑2023
De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 20 maart 2023.
Zie HR 8 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:559, JGz 2022/21 Zie ook de rechtspraak onder de Wet Bopz o.a.: HR 17 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:461, rov. 3.3.2 en HR 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1936, rov. 3.3.2.
J.W. Hummelen, M.W. Hengeveld, Psychiatrie voor juristen, De tijdstroom, Utrecht, 2014, p. 100.
MvT, Kamerstukken II 2009/10, 32 399, nr. 3, blz. 64.
Vgl. EHRM 3 maart 2015 (Constancia/Nederland, appl. no. 73560/12), NJ 2015/282 m.nt. B.E.P. Myjer, EHRC 2015/162 m.nt. J.H. Crijns, par. 30: “The Court accepts that, faced as it was with the applicants’s complete refusal to cooperate in any examination of his mental state at any relevant time, the Court of Appeal was entitled to conclude from the information thus obtained that the applicant was suffering from a genuine mental disorder which, whatever its precise nature might be, was of a kind or degree warranting compulsory confinement.” (cursivering toegevoegd, A-G).
Zie ook: EHRM 21 juni 2022, PW tegen Oostenrijk, applicationnr. 10425/19.
HR 4 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:123, rov. 3.1.3.
A-G Snijders heeft in zijn conclusie (ECLI:NL:PHR:2021:1139) onder 3.30, voor HR 4 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:123, NJ 2022/237 m.nt. J. Legemaate opgemerkt dat uit EHRM 2 oktober 2012, nr. 41242/08, NJ 2014/245, m.nt. J. Legemaate, par. 66 kan worden afgeleid dat gebrek aan ziektebesef en – inzicht zou kunnen betekenen dat een betrokkene niet wilsbekwaam is, ook al is hij op andere vlakken wel in staat tot een redelijke waardering van zijn belangen.
Beroepschrift 05‑06‑2023
Procesinleiding in verzoekschriftzaak met betrekking tot de Wvggz
Geeft eerbiedig te kennen
[betrokkene], wonende te [woonplaats], te dezer zake in Den Haag woonplaats kiezende aan de Riouwstraat 131, ten kantore van de advocate bij de hoge raad der Nederlanden mr. G.E.M. Later, die door verzoekster als zodanig wordt aangewezen om voor haar in dit rechtsgeding op te treden en voor verzoekster deze procesinleiding ondertekent en indient;
- 1.
Bij beschikking van 3 maart 2023 onder zaaknummer C/05/415325/FZ RK 23-528 heeft de rechtbank Gelderland zittingsplaats Zutphen een machtiging verleend tot het verlenen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 6:5 onder a Wvggz. Die beschikking met het verzoek van de officier van justitie van 14 februari 2023 met bijlagen overzicht, bevindingen van de geneesheer-directeur van 8 februari 2023, plan van aanpak van 27 januari 2023, medische verklaring van de psychiater [psychiater 2] van 7 februari 2023, zorgplan/behandelplan van 8 februari 2023 van de zorgverantwoordelijke [zorgverantwoordelijke], historisch overzicht van 14 februari 2023, informatierapport Wvggz van 5 januari 2023, uittreksel justitiële documentatie van 5 januari 2023, zorgkaart niet ingevuld alsmede het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 3 maart 2023 legt verzoekster hierbij over.
- 2.
Verzoekster kan zich met de onderhavige beschikking van 3 maart 2023 niet verenigen en stelt daarvan bij deze — derhalve tijdig — beroep in kassatie in onder aanvoering van het navolgende:
Middel van kassatie
Schending van het recht althans verzuim van vormen waarvan niet inachtneming nietigheid medebrengt, aangezien de rechtbank Gelderland zittingsplaats Zutphen, ten aanzien van het verzoek zorgmachtiging van 14 februari 2023 heeft overwogen, zoals in de beschikking van 3 maart 2023 staat vermeld en heeft beslist zoals in de beschikking staat beschreven, welke overwegingen en beslissingen als hier herhaald en overgenomen dienen te worden beschouwd, zulks ten onrechte om de navolgende redenen.
I. Psychische stoornis
Naar uit de bestreden beschikking blijkt heeft de rechtbank overwogen in sub 3.2.:
‘…Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is naar het oordeel van de rechtbank gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een bipolaire I stoornis met een (hypo)manische periode. Betrokkene ontkent niet dat zij een stoornis heeft. Daarnaast staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat betrokkene middelen gebruikt. Uit de medische verklaring en hetgeen de psychiater tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard komt naar voren dat er nog steeds sprake is van een middelengebruik. Betrokkene zelf heeft verklaard te gaan stoppen met middelen, waaruit de rechtbank afleidt dat zij nog niet is gestopt maar wel een goed voornemen heeft… ’.
Waarbij onbegrijpelijk is de keuze die rechtbank maakt uit de feiten te weten dat verzoekster lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van een bipolaire I stoornis met een (hypo)manische periode althans heeft de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom een dergelijke situatie aan de hand zou zijn.
Toelichting
1.1. Medische verklaring
In de medische verklaring staat onder 4 sub b vermeld:
‘…Bij beoordeling wordt een jonge vrouw gezien die haar sportsokken opvallend hoog heeft opgetrokkene over haar broek heen, ze draagt een kruik omdat ze het koud heeft. Wanneer betrokkene wordt geconfronteerd met de zorgen van haar behandelteam en haar familie over haar toestand geeft ze aan dat dit overdreven is. Ze heeft nu geen goede woonplek, die moet ze weer krijgen en ze wil weer gaan werken. Medicatie neemt ze niet, heeft ze ook niet nodig. Drugsgebruik is geen probleem voor haar dat doet ze sporadisch net zoals iedereen van haar leeftijd. Ze kan wel akkoord gaan met de diagnose bipolaire stoornis, maar nu is ze niet manisch. Het denken is niet evident versneld en de stemming niet evident eufoor of dysfoor. Gezien het duidelijk gedocumenteerde beloop, waarbij er een duidelijke knik is in de toestand van betrokkene is hypomane ontregeling zeer waarschijnlijk. Gezien echter het wisselende beeld (nu bij beoordeling niet zeer veel manische kenmerken, maar bij eerdere beoordelingen zeer duidelijk ontremming en dysforie) kan differentiaal diagnostisch gedacht worden aan stemmingsontregeling op basis van drugsgebruik. Problematisch drugsgebruik kwam duidelijk naar voren gedurende recente vrijwillige opname (drugsgebruik op de afdeling, zucht naar drugs, veel spreken over drugs). Ook is de vraag welke rol persoonlijkheidskenmerken hebben inhet gerapporteerde probleemgedrag, dit is nu niet goed te beoordelen vanwege het vermoedelijke hypomane beeld. Probleeminzicht en — besef lijken nauwelijks aanwezig, staat daardoor ook weinig open voor stabiliserende interventies…’.
Deze psychiater komt tot de diagnose ‘bipolaire I stoornis, huidige episode (hypo) manisch’. Hij geeft aan dat bij de beoordeling niet veel manische kenmerken te zien zijn maar komt toch tot die diagnose.
Sub 9 schrijft deze psychiater:
‘…Opname zou ook meer helderheid kunnen geven over de precieze oorzaken van het huidige ontremde beeld… ’.
Deze opmerking is onbegrijpelijk omdat er eerder gezegd wordt dat niet zeer veel manische kenmerken te zien zijn. Bovendien lijkt die opmerking te gaan in de richting van een observatie machtiging die de wetgever uitdrukkelijk niet heeft gewild in de Wvggz.
1.2. Zorgplan/behandelplan
Een dag later op 8 februari 2023 wordt het zorgplan/behandelplan opgesteld door de zorgverantwoordelijke. Daar wordt sub 3a in de probleembeschrijving genoteerd dat er sprake is van een manisch toestandsbeeld, wellicht geluxeerd en onderhouden door polydruggebruik. Maar sub 4a wordt onder diagnose gesteld: bipolaire I-stoornis: actuele of meest recente episode depressief- matig.
Waar de onafhankelijk psychiater het heeft sub 4 e over de bipolaire I stoornis, huidige episode (hypo)manisch, terwijl hij daarboven heeft geschreven ‘bij beoordeling niet zeer veel manische kenmerken’, komt de zorgverantwoordelijke de volgende dag tot de bipolaire I stoornis waarbij de actuele of meest recente episode depressief- matig is.
De rechtbank neemt op een psychische stoornis in de vorm van een bipolaire I stoornis met een (hypo)manische periode. Waarom de rechtbank voor een (hypo)manische periode kiest terwijl de onderzoekende psychiater niet veel manische kenmerken ziet en de zorgverantwoordelijke het heeft over matige depressie, geeft de rechtbank niet aan. Nu de manische periode en de depressieve periode in het kader van een bipolaire stoornis elkaar lijken uit te sluiten is de overweging met betrekking tot de psychische stoornis naar de mening van verzoekster niet juist althans onbegrijpelijk althans onvoldoende gemotiveerd.
II. Ernstig nadeel en wilsbekwaam verzet
Ten onrechte overweegt de rechtbank in de bestreden beschikking sub 3.3.:
‘… Het gedrag dat uit de stoornis voortvloeit, leidt tot het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig nadeel, gelegen in:
- •
ernstige psychische schade;
- •
ernstige verwaarlozing;
- •
maatschappelijke teloorgang;
- •
het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag.
Anders dan de advocaat heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat er ernstige psychische schade bestaat, met name voor haar familie. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de aanwezige psychiater in aanvulling op de medische verklaring toegelicht dat betrokkene momenteel bij haar oom en tante woont en dat haar oom en tante het niet meer volhouden. Betrokkene zit in een hypomane periode, gebruikt middelen en is daar niet transparant over. Tijdens de huidige opname is ook gebleken dat zij allerlei middelen gebruikt. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan deze toelichting van de psychiater. Dat de rechtbank de tante en haar moeder niet heeft kunnen spreken is een keuze van betrokkene zelf geweest. Omdat er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van ernstige psychische schade voor anderen, zal de rechtbank het beroep op wilsbekwaam verzet passeren… ’.
Waardoor de rechtbank voorbij gaat aan het verweer met betrekking tot psychische schade voor anderen en ten onrechte het wilsbekwaam verzet van verzoekster passeert, althans is een en ander onbegrijpelijk, althans onvoldoende gemotiveerd.
Toelichting
2.1. Wilsbekwaamheid en ernstig nadeel zoals besproken ter zitting
Tijdens de zitting kwam aan de orde de vraag van de advocaat van verzoekster:
‘ …Is er in het dossier een beoordeling van de wilsonbekwaamheid aanwezig?… ’.
Het antwoord van de psychiater [psychiater 1], die verzoekster niet kent, was:
‘…Geen idee. Wat is dat? …’.
De advocaat van betrokkene reageerde:
‘…Dat is een beoordeling aan criteria dat zij beslissingen kan overzien…’.
De reactie van de psychiater:
‘…Als het niet bij de beoordeling zit, dan is het er niet.
Een bipolaire stoornis gaat niet meer over… ’.
De advocaat vraagt:
‘…Is haar hele denken doen willen en handelen gericht op zucht naar middelen?… ’.
De psychiater:
‘…Daar hebben we niet veel zicht op. Op de HIC blijkt dat zij van alles gebruikt… ’.
Vervolgens zegt de advocaat:
‘…Ik zal concluderen. Een stoornis is er. Dat weet betrokkene.
Een verslavingsstoornis is er niet. Ik zie gebruik maar dat is onvoldoende om te spreken van een stoornis. Ik verzoek dat in ieder geval af te wijzen. Op dat vlak is er geen stoornis in de zin van de wet.
Ik verwijs naar de medische verklaring, er staat ‘differentiaal diagnostisch gedacht worden aan stemmingsontregeling op basis van drugsgebruik’. Dat staat niet vast en het is onvoldoende zeker dat door middelengebruik ernstig nadeel ontstaat.
Betrokkene wil geen medicatie en er is sprake van wilsbekwaam verzet hiertegen.
De onafhankelijke psychiater heeft niet gesproken met anderen over hun eventuele psychische schade. Ik stel vast dat die schade er niet is.
Nadelen die zijn genoemd, zijn alleen nadelen voor betrokkene zelf. Er is alleen nadeel voor zichzelf en geen levensgevaar, dus is sprake van wilsbekwaam verzet door betrokkene.
Haar vader had ook geestesstoornissen. Hij heeft ook met medicatie een terugval gehad. Dat wil betrokkene niet. Daarom wil zij geen medicatie.
Ik verzoek u de machtiging af te wijzen.
Subsidiair, voor het geval u besluit tot een machtiging, over de nadelen:
Psychische schade voor anderen is niet vast te stellen.
Immateriële schade ziet betrokkene niet… ’.
De reactie volgens het proces-verbaal van de rechter hierop is:
‘Maatschappelijke teloorgang is het belangrijkste nadeel, daar baseer ik me in ieder geval op …’
De advocaat gaat vervolgens door:
‘Betrokkene wil meewerken aan een behandeling behalve aan medicatie… ’
De rechter zegt vervolgens onder meer :
‘ … Samenvattend hoor ik van de advocaat, los van het verzoek tot afwijzing van de machtiging:
Er is geen sprake van een verslaving dus maatregelen die zien op controle van middelen kunnen niet worden toegepast.
Er is sprake van wilsbekwaam verzet tegen de machtiging… ’
2.2. Ernstig nadeel volgens de medische verklaring en het zorgplan
In de medische verklaring wordt ten aanzien van ernstig nadeel sub 6 b genoteerd:
‘…Door de hierboven beschreven ontremming is er sprake van maatschappelijke teloorgang, zelfzorg laat ook te wensen over.
Door ontremming is er risico psychische en materiële en immateriële schade door grenzeloosheid op het gebied van seksuele contacten, geld uitgeven, middelengebruik. Ook ontstaan er conflicten waarbij betrokkene ook agressie over zich af roept. Familie raakt overbelast door de situatie…’1.
In het zorgplan wordt als dreigend ernstig nadeel sub 5a het volgende benoemd:
‘Agressie van anderen oproepend.
Veel geld uitgeven.
Onveilige seks.
Slechte zelfzorg en maatschappelijke teloorgang. ’
2.3. Ernstig nadeel en wilsbekwaam verzet
In de beschikking overweegt de rechtbank dat er sprake is van ernstige psychische schade met name voor haar familie. Maar waar haalt de rechtbank die conclusie uit?
In het zorgplan komt de psychische schade voor anderen niet voor.
In de medische verklaring wordt genoteerd dat de familie overbelast raakt. Maar waaruit blijkt dat dat leidt tot psychische schade voor die familie?
Als naar de stukken in deze zaak gekeken wordt lijkt het er op dat er niet geluisterd wordt naar verzoekster en verzoekster ook geen hulp krijgt om haar plannen uit te voeren. Ze geeft aan blijkens het proces- verbaal van de zitting dat er problemen met de medicatie zijn. Zij heeft daar last van, zonder voelt zij zich beter. Haar lichaam functioneert nu goed, er zijn geen tintelingen meer en geen kaakklapperen.
De psychiater zegt zelfs — terwijl ze dus geen medicatie gebruikt — :
‘…Zoals ze hier zit kan ze goed in samenwerking komen… ’.
Belangrijk is om in overleg met een betrokkene tot oplossingen te komen en daarbij niet voorbij te gaan aan de wensen van betrokkene, zeker niet als er sprake is van wilsbekwaam verzet.
Uit de stukken en het behandelde ter zitting blijkt dat er feitelijk alleen sprake is van ernstig nadeel voor verzoekster zelf.
Zij is wilsbekwaam, en artikel 2 lid 6 sub a Wvggz is dus niet van toepassing.
Er blijkt uit de stukken ook niet dat er sprake is van artikel 2:1 lid 6 sub b Wvggz.
Dus moeten de wensen en voorkeuren van de betrokkene ten aanzien van de verplichte zorg gehonoreerd worden
Ten onrechte heeft de rechtbank dan ook het beroep op wilsbekwaam verzet met betrekking tot de medicatie afgewezen.
De bipolaire stoornis kan men ook onder vraagteken zetten als gekeken wordt naar de medische verklaring waarin de onafhankelijk psychiater denkt dat opname ook meer helderheid zou kunnen geven over de precieze oorzaken van het huidige ontremde beeld dat volgens de zorgverantwoordelijke kennelijk matig depressief is.
III. Criteria voor verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 Wvggz
Naar uit de beschikking blijkt heeft de rechtbank verder overwogen:
‘ …3.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
3.5.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om betrokkene te kunnen stabiliseren is medicatie en behandeling nodig. Betrokkene is niet bereid om medicatie in te nemen, en in haar medewerking aan behandeling is zij inconsistent gebleken gelet op de twee eerdere opnames waarbij zij met de behandeling is gestopt. Om die reden is verplichte zorg nodig.(…).
3.6.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Twee eerdere vrijwillige opnames in december 2022 en januari 2023 zijn voortijdig door betrokkene afgebroken zonder dat er verbetering in de situatie van betrokkene is ontstaan.
3.7.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene… ’.
Uit welke overwegingen blijkt dat er kennelijk met de wensen van verzoekster geen rekening wordt gehouden, dat er niet wordt geluisterd naar de problemen met de medicatie zoals artikel 2:1 lid 6 Wvggz voorschrijft , en dat er niet gekeken wordt naar de lange termijnsituatie voor verzoekster althans zijn voormelde overwegingen onbegrijpelijk, althans onvoldoende gemotiveerd.
Toelichting
3.1. Plan van aanpak
Verzoekster heeft een mooi plan van aanpak gemaakt waarin zij haar plannen voor de nabije toekomst duidelijk maakt. Zoals redelijk gebruikelijk lijkt te zijn wordt ten aanzien van het plan van aanpak door de geneesheer-directeur op 8 februari 2023 gezegd dat het naar alle verwachting niet voldoet aan het uitgangspunt dat geen ernstig nadeel ontstaat. Waarom niet, vermeldt de geneesheer-directeur niet. Verzoekster geeft in het plan van aanpak aan wat haar zorgbehoefte is en wat er voor afspraken zijn gemaakt en wat er moet gebeuren, wanneer en wie doet wat. Waarom er aan voormelde plannen voorbij gegaan wordt en waarom er niet serieus op ingegaan wordt blijkt niet.
3.2. Vrijwilligheid, subsidiariteit, proportionaliteit, effectiviteit
Zoals hierboven reeds is aangegeven was het uitermate twijfelachtig of er bij verzoekster ten tijde van de beslissing sprake was van een bipolaire I stoornis met een (hypo)manische periode. Wat er ook met verzoekster aan de hand zou zijn, er moet wel sprake zijn van subsidiariteit, proportionaliteit en effectiviteit.
In de beslissing over het beëindigen van de verplichte zorg vanwege de zorgmachtiging van 22 mei 2023 schrijft de geneesheer-directeur dat de zorgmachtiging werd aangevraagd op basis van de werkdiagnose bipolaire stoornis. Ook wordt aangegeven dat meerdere opnames op de HIC GGNet Apeldoorn niet doelmatig bleken. Dus ook de geneesheer-directeur is tot de conclusie gekomen dat de opnames niet doelmatig waren.
Kopie van die beslissing die natuurlijk dateert van na de beslissing van de rechtbank legt verzoekster voor de goede orde hierbij over (prod.1).
Het gaat hier om een vrijheidsberoving die valt onder artikel 5 EVRM. Het is belangrijk dat er niet te gemakkelijk mee omgegaan wordt en dat gekeken wordt naar vrijwilligheid, subsidiariteit, proportionaliteit en effectiviteit als bedoeld in artikel 3:3 Wvggz.
Dat verzoekster meent dat op grond van de bovenstaande middelen de beschikking voor vernietiging in aanmerking komt;
Dat verzoekster procedeert onder toevoeging 3LY7030 d.d. 9 mei 2023, van welk toevoegingsbewijs zij kopie zal overleggen;
Weshalve
Het de hoge raad der Nederlanden moge behagen te vernietigen de beschikking van de rechtbank Gelderland zittingsplaats Zutphen van 3 maart 2023 met zodanige beschikking als uw hoge raad in goede justitie zal vermenen te behoren, kosten rechtens.
Den Haag, 5 juni 2023
mr. G.E.M. Later
advocaat
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 05‑06‑2023
Uit sub 6 onder d blijkt dat de psychiater dit niet6 zelf heeft geconstateerd maar uit het dossier heeft gehaald.