Trb. 1981, 188, laatst gewijzigd in 2004 (Trb. 2004, 300), in werking getreden op 1 februari 2010 (Trb. 2010, 8). Voor deze rechtshulpverzoeken hebben de autoriteiten van de Verenigde Staten van Amerika om vertrouwelijkheid/geheimhouding gevraagd. Deze rechtshulpverzoeken zijn daarom niet aan de verdediging verstrekt.
HR, 30-01-2024, nr. 23/02495 Br
ECLI:NL:HR:2024:92
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30-01-2024
- Zaaknummer
23/02495 Br
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2024:92, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑01‑2024; (Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:1177
ECLI:NL:PHR:2023:1177, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 19‑12‑2023
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2024:92
- Vindplaatsen
Uitspraak 30‑01‑2024
Inhoudsindicatie
Tussenbeschikking HR. Beklag o.g.v. art. 5.1.11 jo 552a Sv, beslag ex art. 94 Sv op diverse goederen onder klager en zijn vennootschap (fabrikant van chemische producten) n.a.v. rechtshulpverzoeken van Amerikaanse autoriteiten. Ontvankelijkheid cassatieberoep, gebrekkige volmacht. Voldoet volmacht van advocaat aan griffiemedewerker aan eisen van art. 450.1 jo. 450.3 Sv, nu in e-mailbericht van advocaat aan griffie Rb de verklaring dat advocaat bepaaldelijk is gevolmachtigd tot instellen van cassatieberoep en haar handtekening ontbreken? Schriftelijke volmacht van advocaat aan griffiemedewerker om beroep in cassatie in te stellen moet verklaring bevatten van advocaat dat hij door verdachte of klager bepaaldelijk is gevolmachtigd tot instellen van dat beroep (vgl. HR:2009:BJ7810 en HR:2010:BK2971). E-mailbericht kan als schriftelijke volmacht a.b.i. art. 450.3 Sv tot instellen van beroep in cassatie worden aangemerkt als in e-mailbericht zelf volmacht is opgenomen die beantwoordt aan de hiervoor genoemde eis en die volmacht is voorzien van ondertekening door advocaat (vgl. HR:2022:909 en HR:2022:1568). Aan hiervoor genoemde voorwaarden is in deze zaak niet voldaan, nu e-mail van advocaat van klager niet (zelf of in bijlage) verklaring van advocaat bevat dat zij bepaaldelijk is gevolmachtigd tot instellen van beroep in cassatie en die e-mail ook niet door advocaat is ondertekend. Uit omstandigheid dat namens klager een cassatieschriftuur is ingediend door onder anderen dezelfde advocaat die e-mail aan griffie Rb heeft verzonden, moet worden afgeleid dat aan deze op 2 punten onvolkomen volmacht bij instellen van beroep in cassatie de wens van klager ten grondslag heeft gelegen om (op rechtsgeldige wijze) beroep in cassatie te doen instellen. Daarom leidt die onvolkomen volmacht niet tot niet-ontvankelijkverklaring in dit beroep (vgl. HR:2013:BZ3924, HR:2023:1212 en HR:2023:1463). HR verwijst zaak naar rolzitting. Samenhang met 23/02496 Br, 23/02497 Br, 23/02521 Br, 23/02531 Br en 23/02532 Br. CAG: anders.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 23/02495 Br
Datum 30 januari 2024
TUSSENBESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 30 mei 2023, nummer RK 23/000525, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 5.1.11 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de klager.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft A.G. van der Plas, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de klager niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.
De raadsvrouw van de klager en M.W. Stoet, advocaat te ’s–Gravenhage, hebben daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1
Voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep is het volgende van belang:
(i) tegen de beschikking van de rechtbank van 30 mei 2023 is volgens de cassatieakte op 14 juni 2023 cassatieberoep ingesteld door de in de akte genoemde administratief ambtenaar van de rechtbank, die daartoe gemachtigd was “blijkens de aan deze akte gehechte brief welke dient te worden beschouwd als een bijzondere volmacht”;
(ii) de onder (i) bedoelde brief is een e-mailbericht van de advocaat van de klager aan de griffie van de rechtbank. Dat e-mailbericht houdt in:
“Van: Adèle van der Plas (...)
Verzonden: dinsdag 13 juni 2023 18:10
Aan: CIB (Rechtbank Oost-Brabant)
Onderwerp: Betreft beslissingen rechtbank Oost-Brabant RK-nummers: (...) 23/000523 ( [klager] )
(...)
Geachte mijnheer, mevrouw,
Hierbij verzoek ik u en machtig ik u namens mijn cliënten [klager] (...) om tegen bijgaande beslissingen van 30 mei jl. van de rechtbank Oost-Brabant met raadkamernummers (...) 23/000525 cassatieberoep in te stellen. Graag ontvang ik van de betreffende aktes kopie na het opmaken ervan.
Met dank voor de te nemen moeite,
Hoogachtend,
Adèle van der Plas
BAKKER SCHUT & VAN DER PLAS ADVOCATENKANTOOR”
2.2
“1. Het aanwenden van de rechtsmiddelen, bedoeld in artikel 449, kan ook geschieden door tussenkomst van:
a. een advocaat, indien deze verklaart daartoe door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd;
b. een vertegenwoordiger die daartoe persoonlijk, door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bij bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd.
(…)
3. Aan een schriftelijke bijzondere volmacht, verleend aan een medewerker ter griffie, tot het voor de verdachte aanwenden van het rechtsmiddel wordt slechts gevolg gegeven indien de verdachte daarbij instemt met het door deze medewerker ter griffie van het gerecht waar het rechtsmiddel wordt ingesteld voor de verdachte aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping. De verdachte geeft een adres op voor de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding.”
2.3.1
Een schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om beroep in cassatie in te stellen moet de verklaring bevatten van de advocaat dat hij door de verdachte of, zoals in een geval als dit, de klager bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van dat beroep (vgl. HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810 en HR 2 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2971).
2.3.2
Een e-mailbericht kan als een schriftelijke volmacht als bedoeld in artikel 450 lid 3 Sv tot het instellen van beroep in cassatie worden aangemerkt als in het e-mailbericht zelf een volmacht is opgenomen die beantwoordt aan de onder 2.3.1 genoemde eis en die volmacht is voorzien van een ondertekening door de advocaat (vgl. HR 21 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:909 en HR 1 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1568).
2.4
Aan zowel de onder 2.3.1 als de onder 2.3.2 genoemde voorwaarde is in deze zaak niet voldaan nu de onder 2.1 weergegeven e-mail van de advocaat van de klager niet (zelf of in een bijlage) de verklaring van de advocaat bevat dat zij bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van het beroep in cassatie, en die e-mail ook niet door de advocaat is ondertekend.
2.5
Uit de omstandigheid dat namens de klager een cassatieschriftuur is ingediend door dezelfde advocaat die de onder 2.1 weergegeven e-mail aan de griffie van de rechtbank heeft verzonden, moet worden afgeleid dat aan deze op twee punten onvolkomen volmacht bij het instellen van het beroep in cassatie de wens van de klager ten grondslag heeft gelegen om (op rechtsgeldige wijze) beroep in cassatie te doen instellen. Daarom leidt die onvolkomen volmacht niet tot niet-ontvankelijkverklaring in dit beroep. (Vgl. HR 19 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3924, HR 26 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1212 en HR 17 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1463.)
2.6
De advocaat-generaal heeft zich nog niet uitgelaten over de cassatiemiddelen. De Hoge Raad is van oordeel dat de advocaat-generaal daartoe alsnog in de gelegenheid moet worden gesteld. Met het oog daarop zal de zaak naar de rolzitting worden verwezen.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
- verwijst de zaak naar de rolzitting van 6 februari 2024;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 januari 2024.
Conclusie 19‑12‑2023
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Beklag (art. 552a en 5.1.11 Sv) over beslag op goederen die n.a.v. Amerikaanse rechtshulpverzoeken in beslag zijn genomen o.g.v. art. 94 Sv. De schriftelijke (dubbele) volmacht van de advocaat aan de griffie van de rb om namens klager cassatie in te stellen houdt niet in de verklaring van de advocaat dat deze door klager bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van cassatieberoep (art. 450.1.a Sv, vgl. ECLI:NL:HR:2009:BJ7810) én is niet ondertekend door de advocaat. Volgens de AG lenen deze twee gebreken in onderlinge samenhang bezien zich niet voor herstel op de grond dat de cassatieschriftuur wel rechtsgeldig is ingediend en de verklaring inhoudt dat de advocaat door klager bepaaldelijk is gevolmachtigd de cassatieschriftuur in te dienen. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in het cassatieberoep. Samenhang met 23/02496, 23/02497, 23/02521, 23/02531 en 23/02532.
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 23/02495 Br
Zitting 19 december 2023
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[klager] ,
geboren op [geboortedatum] 1991,
hierna: de klager
1. Het cassatieberoep
1.1
De rechtbank Oost-Brabant, heeft bij beschikking van 30 mei 2023 het op grond van art. 552a Sv en art. 5.1.11 Sv ingediende klaagschrift van de klager, strekkende tot opheffing van het beslag en teruggave aan de klager van de onder hem op de voet van art. 94 Sv in beslag genomen goederen, ongegrond verklaard.
1.2
Het gaat in deze zaak om de inbeslagneming van diverse goederen naar aanleiding van een viertal rechtshulpverzoeken van de Amerikaanse autoriteiten op basis van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken.1.
1.3
Het cassatieberoep is ingesteld namens de klager. A.G. van der Plas, advocaat te Amsterdam en M.W. Stoet, advocaat te Den Haag, hebben drie middelen van cassatie voorgesteld.2.
1.4
Er bestaat samenhang met de zaken 23/02496, 23/02497, 23/02521, 23/02531 en 23/02532. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
1.5
De vraag is in onderhavige zaak of het cassatieberoep op juiste wijze is ingesteld. Ik kom tot de conclusie dat dit niet het geval is en zal om hierna te noemen redenen concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in het cassatieberoep.
2. De ontvankelijkheid van het cassatieberoep
2.1
Uit de stukken van het geding kan over de procesgang bij de Hoge Raad het volgende worden opgemaakt.
2.2
De cassatieakte vermeldt dat namens de klager op 14 juni 2023 cassatie is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 30 mei 2023 door een griffiemedewerker werkzaam bij voormelde rechtbank.3.De akte houdt tevens in dat deze griffiemedewerker daartoe gemachtigd is “blijkens de aan deze akte gehechte brief welke dient te worden beschouwd als een bijzondere volmacht”.
2.3
Aan de cassatieakte is een e-mailbericht gehecht van A.G. van der Plas, advocaat te Amsterdam, dat is verzonden op 13 juni 2022 om 18:10 uur aan de strafgriffie van voornoemde rechtbank. Het e-mailbericht houdt het volgende in:
“Geachte mijnheer, mevrouw,
Hierbij verzoek ik u en machtig ik u namens mijn cliënten [geboortedatum] en [medeverdachte] om tegen bijgaande beslissingen van 30 mei jl. van de rechtbank Oost-Brabant met raadkamernummers 23/000523 en 23/000525 cassatieberoep in te stellen. Graag ontvang ik van de betreffende aktes kopie na het opmaken ervan.
Met dank voor de te nemen moeite,
Hoogachtend,
Adèle van der Plas”
2.4
Het e-mailbericht bevat als bijlagen de in cassatie bestreden beschikkingen van 30 mei 2023 in de zaak van de klager en die van de (met deze zaak samenhangende) zaak van [medeverdachte] (23/02496). Het e-mailbericht is niet (digitaal) ondertekend door A.G. van der Plas.
2.5
Op 26 juni 2023 heeft A.G. van der Plas zich bij de Hoge Raad gesteld als advocaat van de klager.
2.6
De cassatieschriftuur – gedateerd op 2 oktober 2023 en door de Hoge Raad op diezelfde datum ontvangen – is door A.G. van der Plas ingediend en ondertekend en vermeldt onder meer dat zij “verklaart door requirant van cassatie bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd tot ondertekening en indiening van deze schriftuur”.
2.7
Dan kom ik nu toe aan de ontvankelijkheidskwestie.
2.8
In deze zaak is cassatie ingesteld via de constructie van de ‘dubbele volmacht’: de verdachte, of in casu de klager, machtigt zijn advocaat om namens hem cassatie in te stellen en de advocaat verleent op haar beurt middels een brief, of e-mail (vroeger fax) een schriftelijke bijzondere volmacht aan de griffiemedewerker om namens de verdachte cassatie in te stellen.4.
2.9
De constructie van de dubbele volmacht is niet expliciet geregeld in de art. 449 en 450 Sv, maar door de Hoge Raad in zijn arrest van 22 december 2009 toegelaten als de schriftelijke bijzondere volmacht voldoet aan de in art. 450 lid 1 onder a Sv neergelegde eis te weten dat deze inhoudt de verklaring van de advocaat dat hij door de verdachte of klager bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van cassatieberoep.5.
2.1
Daarnaast is ook een handtekening van de advocaat onder de schriftelijke bijzondere volmacht een onmisbaar vereiste om van een geldige volmacht te kunnen spreken. Dat kan worden afgeleid uit een arrest van 21 juni 2022 waarin de Hoge Raad het ook toelaatbaar heeft geacht dat de volmacht in het e-mailbericht zelf is opgenomen mits het e-mailbericht voldoet aan de (materiële) eisen uit het hiervoor genoemd arrest uit 2009 en is voorzien van een handtekening van de advocaat.6.
2.2
Hoewel de Hoge Raad in eerste instantie strikt vast hield aan het vereiste dat de advocaat in zijn schriftelijke volmacht aan de griffiemedewerker dient te verklaren dat hij door de verdachte of klager bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van cassatieberoep, is er gaandeweg meer ruimte gekomen voor herstelmogelijkheden. Wanneer de advocaat bij het indienen van de cassatieschriftuur verklaart dat de verdachte hem hiertoe bepaaldelijk heeft gevolmachtigd, wordt hier met terugwerkende kracht uit afgeleid “dat aan de onvolkomen volmacht bij het instellen van het cassatieberoep de wens van de verdachte ten grondslag heeft gelegen om (op rechtsgeldige wijze) beroep in cassatie te doen instellen, zodat die onvolkomen volmacht niet hoeft te leiden tot niet-ontvankelijkverklaring in het cassatieberoep”.7.Voorwaarde is dan wel dat de (onvolkomen) volmacht is ondertekend of het e-mailbericht is voorzien van een elektronische handtekening.8.
2.3
Ook onvolkomenheden in de handtekening of zelfs het ontbreken van een handtekening op de schriftelijke volmacht kan voor gedekt worden gehouden en hoeft niet te leiden tot de niet-ontvankelijk verklaring van het aangewende rechtsmiddel wanneer in een later stadium blijkt (bijvoorbeeld door het indienen van een rechtsgeldige cassatieschriftuur) dat de verdachte het betreffende rechtsmiddel heeft willen instellen.9.In die gevallen was echter wel voldaan aan het vereiste dat de advocaat had verklaard bepaaldelijk door de verdachte te zijn gevolmachtigd tot het instellen van het cassatieberoep.
2.4
In onderhavige zaak is sprake van twee tekortkomingen. Het e-mailbericht van de advocaat, gericht aan de rechtbank waarin zij kort gezegd namens haar cliënten cassatie instelt (onder verwijzing naar de in de bijlagen opgenomen beslissingen) en de geadresseerde machtigt om dit namens haar te doen, bevat geen verklaring dat zij door de klagers bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van cassatieberoep én is evenmin door haar ondertekend.
2.5
Ik meen dat de hersteloperaties uit de hiervoor aangehaalde jurisprudentie in dit geval geen soelaas kunnen bieden nu in die zaken in ieder geval was voldaan aan één van de twee voorwaarden, te weten het vermelden van de bepaaldelijke volmacht tot het instellen van cassatieberoep of een handtekening. Het herstellen van deze twee gebreken middels een geldig ingediende cassatieschriftuur is wat mij betreft een brug te ver en zou van het vereiste van de volmacht voor het instellen van cassatieberoep een wassen neus maken.
2.6
Dat betekent dat de klager niet kan worden ontvangen in het cassatieberoep. Mocht de Hoge Raad van oordeel zijn dat ik hierin te streng ben, dan ben ik uiteraard bereid aanvullend te concluderen.
2.7
Terzijde merk ik op dat in het nieuwe Wetboek van Strafvordering de constructie van de dubbele volmacht wordt losgelaten omdat de advocaat dan zelf langs elektronische weg een gewoon rechtsmiddel kan instellen.10.
3. Conclusie
3.1
Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de klager niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 19‑12‑2023
De schriftuur is op 2 oktober 2023 ingediend door A.G. van der Plas. Bij brief van 6 oktober 2023 heeft A.G. van der Plas de griffie van de Hoge Raad laten weten dat zij de schriftuur door omstandigheden als enige heeft ingediend en ondertekend, maar dat dit niet betekent dat M.W. Stoet in deze zaak niet meer als raadsman optreedt.
Ik ga ervan uit dat dit tijdig is gebeurd op grond van het volgende. De griffie van de Hoge Raad heeft de betekeningsstukken die betrekking hebben op de mededeling uitspraak opgevraagd bij de rechtbank. Uit de toegezonden akte blijkt dat de beschikking op 26 juni 2023 is betekend aan een huisgenoot.
A.J.A. van Dorst & M.J. Borgers, Cassatie in strafzaken, Deventer: Wolters Kluwer 2022, p. 48-49.
In HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, NJ 2010/102, m.nt. Borgers, rov. 3.6 zijn onder (i) tot en met (iii) de eisen geformuleerd waar een dubbele volmacht bij het instellen van hoger beroep aan moet voldoen. Uit rov. 3.7 laatste alinea volgt dat in cassatie enkel de in rov. 3.6. onder (i) vermelde eis van toepassing is: de volmacht moet inhouden de verklaring van de advocaat dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van cassatieberoep. In dezelfde zin als het gaat om een beschikking HR 2 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2971, NJ 2010/103, m.nt. Borgers onder NJ 2010/102. Dat dit kan via een e-mailbericht ging de HR in eerste instantie te ver (HR 27 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1241 (81 RO) en HR 10 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3253, NJ 2015/473, rov. 2 onder verwijzing naar de conclusie). Later heeft de Hoge Raad beslist dat een brief die als bijlage bij een e-mail wordt gevoegd wel een geldige volmacht is wanneer die e-mail is verzonden naar een daartoe aangewezen e-mailadres en de brief voldoet aan de eisen zoals de Hoge Raad die in voornoemd arrest van 22 december 2009 heeft geformuleerd (HR 22 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2654, NJ 2017/119 m.nt. B.F. Keulen, rov. 2.3 en herhaald in HR 16 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:368, NJ 2021/200 m.nt. W.H. Vellinga, rov. 2.3).
HR 21 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:909, rov. 2.4
HR 26 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1212, rov. 2.4 (waarin tevens wordt verwezen naar HR 19 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3924); Zie ook A.J.A. van Dorst & M.J. Borgers, Cassatie in strafzaken, Deventer: Wolters Kluwer 2022, p. 49.
HR 19 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3924, NJ 2013/416; HR 26 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1212; Zie ook A.J.A. van Dorst & M.J. Borgers, Cassatie in strafzaken, Deventer: Wolters Kluwer 2022, p. 48-49.
Zie conclusie AG Harteveld 11 januari 2022, ECLI:NL:PHR:2022:3 over onvolkomenheden in de ondertekening van de volmacht en over een niet ondertekende volmacht randnrs. 2.1 t/m 2.14 voorafgaand aan HR 22 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:286. De HR heeft zonder enige overwegingen over een eventuele niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep de zaak inhoudelijk beoordeeld; Vgl. in de fase van hoger beroep over een niet ondertekende volmacht HR 24 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:86 en HR 11 juli 2023, ECLI:NL:HR:2023:1037.
Memorie van toelichting voorstel van wet tot vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, p. 952-953.