Einde inhoudsopgave
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/87a
87a ‘Handhaving’ in de zin van art. 1019 Rv
C.J.S. Vrendenbarg, datum 15-12-2017
- Datum
15-12-2017
- Auteur
C.J.S. Vrendenbarg
- JCDI
JCDI:ADS576633:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie art. 2 lid 1 IE-Handhavingsrichtlijn.
Zo verplicht art. 9 de lidstaten tot het opnemen in de wetgeving van een voorlopig bevel, door de rechter uit te spreken jegens gedaagde, tot voorkoming van een dreigende inbreuk of tot stopzetting van inbreuk (eerste lid, onder a).
HvJ EU 16 juli 2015, C-681/13, ECLI:EU:C:2015:471, IER 2015/49, m.nt. F.W.E. Eijsvogels (Diageo/Simiramida).
HvJ EU 18 oktober 2011, C-406/09, ECLI:EU:C:2011:668, NJ 2012/19, m.nt. M.V. Polak; IER 2012/20, m.nt. F.W.E Eijsvogels; JBPR 2012/1, m.nt. A.M. van Aerde (Realchemie/Bayer); HvJ EU 10 april 2014, C-435/12, ECLI:EU:C:2014:254 (ACI/Thuiskopie).
HvJ EU 15 november 2012, C-180/11, ECLI:EU:C:2012:717, IER 2013/34 m.nt. F.W. E. Eijsvogels (Bericap/Plastinnova). Zie ook Vrendenbarg, ‘Kort commentaar bij HvJ EU 15 november 2012, zaak C-180/11, B9 11843 (Bericap/Plastinnova) en Rb. ’s-Graven hage 28 november 2012, LJN: BY4482, B9 11888 (Apple/Samsung), Boek9.nl’, B9 11890.
Kamerstukken I 2006/07, 30392, B. Onderstrepingen toegevoegd.
Waarmee zonder tegenspraak een onmiddellijk verbod op (verdere) inbreuk kan worden verkregen, zie art. 1019e Rv. Literatuur.
In HR 13 september 2013, NJ 2014/455, m.nt. H.B. Krans, JOR 2013/31, m.nt. E. Loesberg, IER 2014/9, m.nt. F.W.E. Eijsvogels is voorgesteld dat het bereik van het bewijsbeslag ruimer is dan IE-zaken.
Zie bijv. Tjong Tjin Tai, in: GS Burgerlijke Rechtsvordering, art. 1019 Rv, aant. 4; Vrendenbarg 2014, p. 226-230.
Het materieel toepassingsbereik ziet op de vraag op welke rechten de handhaving betrekking dient te hebben teneinde binnen de reikwijdte van titel 15 van Boek 3 Rv vallen. Kort gezegd vallen geschillen ter handhaving van de in art. 1019 Rv genoemde IE-rechten wel onder het bereik, maar geschillen die voortvloeien uit onrechtmatige daad of tekortkoming in de nakoming van een verbintenis in beginsel niet. De vraag, wat handhaving in deze context inhoudt, is een vraag naar het formeel toepassingsbereik en blijkt in de praktijk een al even lastig vraagstuk te zijn.
Zoals in het vorige hoofdstuk aan de orde is gekomen, zijn de maatregelen, procedures en rechtsmiddelen van de Handhavingsrichtlijn van toepassing op elke inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten.1 Hieronder dient mede te worden begrepen elke dreigende inbreuk op IE-rechten.2 Uit de rechtspraak van het HvJ EU volgt dat een exequaturprocedure volgend op een IE-inbreukzaak onder het toepassingsbereik valt, evenals een procedure waarin schadevergoeding wordt gevorderd wegens een beslag dat in een andere lidstaat is gelegd ter voorkoming van een inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht, en in het kader van deze schadevordering de vraag rijst naar erkenning van een in die andere lidstaat gegeven beslissing waarbij is vastgesteld dat dit beslag onrechtmatig is.3 Geschillen over de (hoogte van de) al of niet te vergoeden thuiskopieheffing vallen er niet onder.4 De richtlijn is evenmin van toepassing op een administratieve procedure strekkende tot nietigverklaring van een modelrecht. Dergelijke procedures beogen immers niet ‘de bescherming van houders van intellectuele-eigendomsrechten te verzekeren in de zin van de betrokken bepalingen’ en betreffen niet een inbreuk op een IE-recht.5
Uit de wetsgeschiedenis bij titel 15 van Boek 3 Rv blijkt dat de wetgever niet een verdergaand toepassingsbereik heeft willen realiseren. De memorie van toelichting bij art. 1019 e.v. Rv is op dit punt duidelijk:
‘In titel 15 van het derde boek worden alle bepalingen over handhaving van intellectuele eigendomsrechten die in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geïmplementeerd worden, bijeen gezet. Het betreft maatregelen van civiel procesrecht die genomen kunnen worden naar aanleiding van inbreuk of dreigende inbreuk op rechten die voortvloeien uit de wetten die in artikel 1019 zijn opgesomd (…)’.6
Ten aanzien van de meeste bepalingen van titel 15 van Boek 3 Rv levert de vraag naar de toepasselijkheid meestal geen problemen op. Het ex parte bevel7 en het bewijs beslag zijn voorbeelden van maatregelen die in beginsel enkel kunnen worden getroffen door de rechthebbende in geval van (dreigende) inbreuk.8 Over de toepasselijkheid van de proceskostenregeling van art. 1019h Rv blijkt minder duidelijkheid te bestaan.9 Dat geldt niet zozeer in de gevallen waarin een inbreukverbod wordt gevorderd (art. 1019h Rv wordt in dergelijke gevallen meestal zonder meer van toepassing geacht), maar met name in de randgevallen. Gedoeld wordt op procedures waarin IE-rechten weliswaar onderwerp van het geschil zijn, maar waarin niet direct duidelijk is of sprake is van een (dreigende) inbreuk op die rechten, of de inbreuk slechts van ondergeschikte betekenis is. De hoeveelheid rechtspraak over dit onderwerp toont aan dat in lang niet alle gevallen duidelijk is of sprake is van ‘handhaving’ in de zin van art. 1019 Rv.