Rb. 's-Gravenhage, 28-11-2012, nr. 413294 / HA ZA 12-220
ECLI:NL:RBSGR:2012:BY4482
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
28-11-2012
- Zaaknummer
413294 / HA ZA 12-220
- LJN
BY4482
- Roepnaam
Apple/Samsung Electronics
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Intellectuele-eigendomsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2012:BY4482, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 28‑11‑2012; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
BIE 2013/2
Uitspraak 28‑11‑2012
Inhoudsindicatie
De rechtbank Den Haag concludeert dat Samsung-telefoons en tablets met Android-besturingssysteem met versie 2.2.1 tot 3.0 in strijd zijn met het patent EP868 voor zover zij niet zijn voorzien van een blue flash update.
vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 413294 / HA ZA 12-220
Vonnis van 28 november 2012
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
APPLE INC.,
gevestigd te Cupertino, CA, Verenigde Staten van Amerika,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. D. Knottenbelt te Rotterdam,
tegen
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
SAMSUNG ELECTRONICS CO. LIMITED,
gevestigd te Gyeonggi-do, Korea,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SAMSUNG ELECTRONICS BENELUX B.V.,
gevestigd te Delft,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SAMSUNG ELECTRONICS EUROPE LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Rijswijk,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SAMSUNG ELECTRONICS OVERSEAS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. W.P. den Hertog te ‘s-Gravenhage.
Eiseres zal hierna Apple worden genoemd. Gedaagden zullen afzonderlijk worden aangeduid als respectievelijk Samsung Limited, Samsung Benelux, Samsung Europe en Samsung Overseas en gezamenlijk als Samsung. Inhoudelijk is de zaak behandeld voor Apple door mr. R.M. Kleemans en mr. ir. T.M. Blomme en voor Samsung door mr. B.J. Berghuis van Woortman, mr. ir. M.W. de Koning en mr. ir. R.C. Laddé, allen advocaat te Amsterdam.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de voorzieningenrechter van 2 februari 2012, waarin Apple verlof is verleend Samsung te mogen dagvaarden in een versnelde bodemprocedure;
- de dagvaardingen van 6 februari 2012;
- de akte houdende overlegging producties van Apple, met producties 1-11;
- de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie, met producties 1-15;
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie;
- de akte houdende overlegging aanvullende producties, alsmede houdende wijziging van eis van Apple, met producties 12-15;
- de akte overlegging aanvullende producties van Samsung, met producties 16-25;
- de akte overlegging reactieve producties van Samsung, met producties 26a-d;
- de proceskostenoverzichten van partijen;
- het pleidooi van 28 september 2012 en de daarbij door beide zijden gehanteerde pleitnotities.
1.2. Vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. Apple is een wereldwijd opererende producent en ontwikkelaar van computers, consumentenelektronica, besturingssystemen en applicaties. Haar producten omvatten onder meer de iPhone, een zogenoemde smartphone, en de iPad, een tablet computer.
2.2. Apple is houdster van Europees octrooi EP 2 059 868 (verder: EP 868 of het octrooi) voor een portable electronic device for photo management, verleend op 29 september 2010 op een aanvrage van 31 augustus 2007, onder inroeping van prioriteit van de Amerikaanse octrooiaanvragen US 824769 P van 6 september 2006, US 883785 P van 6 januari 2007, US 879253 P van 7 januari 2007, US 879469 P van 8 januari 2007, US 937993 P van 29 juni 2007, US 947118 P van 29 juni 2007 en US 848210 van 30 augustus 2007. Nederland is een van de gedesigneerde landen.
2.3. De conclusies van EP 868 luiden in de authentieke Engelse tekst als volgt:
1. A computer-implemented method, comprising:
at a device (100) with a touch screen display (112):
detecting (2402) a first movement (2310) of a physical object on or near the touch screen display (112);
while detecting the first movement (2310), translating (2404) a first digital object (2300-1) displayed on the touch screen display (112) in a first direction, wherein the first digital object (2300-1) is associated with a set of digital objects; characterized in that:
in response to display of a previously hidden edge (2312) of the first digital object (2300-1) and continued detection of the first movement (2310), displaying (2406) an area (2314) beyond the edge (2312) of the first digital object (2300- 1);
after the first movement (2310) is no longer detected, translating (2408) the first digital object (2300-1) in a second direction (2316) until the area (2314) beyond the edge (2312) of the first digital object (2300-1) is no longer displayed;
detecting (2410) a second movement (2318) of the physical object on or near the touch screen display (112); and in response to detecting the second movement (2318) while the previously hidden edge (2312) of the first digital object (2300-1) is displayed, translating (2412) the first digital object (2300-1) in the first direction and displaying a second digital object (2300-2) in the set of digital objects.
2. The computer-implemented method of claim 1, wherein, prior to the translating while detecting the first movement, at least one edge of the first digital object extends beyond the touch screen display in the first direction.
3. The computer-implemented method of claim 1 or 2, wherein the first movement is a horizontal swipe gesture.
4. The computer-implemented method of any one of claims 1 to 3, wherein the set of digital objects is a set of digital images, a set of web pages, or a set of electronic documents.
5. The computer-implemented method of any one of claims 1 to 4, wherein the device is a portable electronic device.
6. The computer-implemented method of any one of claims 1 to 5, wherein the physical object is a finger or a stylus.
7. A computer program with software code adapted to perform the method of any one of claims 1 to 6.
8. An electronic device (100), comprising:
a touch screen display (112);
one or more processors (120);
memory (102); and
a program, wherein the program is stored in the memory and configured to be executed by the one or more processors, the program including:
instructions for detecting (2402) a first movement (2310) of a physical object on or near the touch screen display (112);
instructions for, while detecting the first movement (2310), translating (2404) a first digital object (2300-1) displayed on the touch screen display (112) in a first direction, wherein the first digital object (2300-1) is associated with a set of digital objects;
characterized in that:
instructions for, in response to display of a previously hidden edge (2312) of the first digital object (2300-1) and continued detection of the first movement (2310), displaying (2406) an area (2314) beyond the edge (2312) of the first digital object;
instructions for, after the first movement (2310) is no longer detected, translating (2408) the first digital object (2300-1) in a second direction (2316) until the area (2314) beyond the edge of the first digital object (2300-1) is no longer displayed;
instructions for detecting (2410) a second movement (2318) of the physical object on or near the touch screen display (112); and instructions for, in response to detecting the second movement (2318) while the previously hidden edge (2312) of the first digital object (2300-1) is displayed, translating (2412) the first digital object (2300-1) in the first direction and displaying a second digital object (2300-2) in the set of digital objects.
9. The electronic device of claim 8, wherein, prior to the translating while detecting the first movement, at least one edge of the first digital object extends beyond the touch screen display in the first direction.
10. The electronic device of claim 8 or 9, wherein the first movement is a horizontal swipe gesture.
11. The electronic device of any one of claims 8 to 10, wherein the set of digital objects is a set of digital images, a set of web pages, or a set of electronic documents.
12. The electronic device of any one of claims 8 to 11, wherein the device is a portable electronic device.
13. The electronic device of any one of claims 8 to 12, wherein the physical object is a finger or a stylus.
2.4. In de onbestreden Nederlandse vertaling luiden de conclusies van EP 868:
1. Door een computer uitgevoerde werkwijze, omvattende:
het bij een inrichting (100) met een display (112) met aanraakscherm:
detecteren (2402) van een eerste beweging (2310) van een fysiek object op of nabij het display (112) met aanraakscherm;
het tijdens het detecteren van de eerste beweging (2310) verplaatsen (2404) van een op het display (112) met aanraakscherm weergegeven eerste digitaal object (2300-1) in een eerste richting, waarbij het eerste digitale object (2300-1) samenhangt met een stel digitale objecten;
met het kenmerk, dat
in reactie op het weergeven van een vooraf verborgen hoek (2312) van het eerste digitale object (2300-1) en voortgezette detectie van de eerste beweging (2310), een gebied (2314) wordt weergegeven voorbij de rand (2312) van het eerste digitale object (2300-1);
nadat de eerste beweging (2310) niet langer gedetecteerd wordt, het verplaatsen (2408) van het eerste digitale object (2300-1) in een tweede richting (2316) totdat het gebied (2314) voorbij de rand (2312) van het eerste digitale object (2300-1) niet langer wordt weergegeven;
detecteren (2410) van een tweede beweging (2318) van het fysieke object op of nabij het display (112) met aanraakscherm; en
in reactie op het detecteren van de tweede beweging (2318) terwijl de daarvóór verborgen rand (2312) van het eerste digitale object (2300-1) wordt weergegeven, het verplaatsen (2412) van het eerste digitale object (2300-1) in de eerste richting en het weergeven van een tweede digitaal object (2300-2) in het stel digitale objecten.
2. Door een computer uitgevoerde werkwijze volgens conclusie 1, waarbij, voorafgaand aan het verplaatsen tijdens het detecteren van de eerste beweging, ten minste een rand van het digitale object zich in de eerste richting uitstrekt voorbij het display met aanraakscherm.
3. Door een computer uitgevoerde werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij de eerste beweging een horizontaal veeggebaar is.
4. Door een computer uitgevoerde werkwijze volgens willekeurig welke van de conclusies 1-3, waarbij het stel digitale objecten een stel digitale beelden, een stel webpagina's of een stel elektronische documenten is.
5. Door een computer uitgevoerde werkwijze volgens willekeurig welke van de conclusies 1-4, waarbij de inrichting een draagbare elektronische inrichting is.
6. Door een computer uitgevoerde werkwijze volgens willekeurig welke van de conclusies 1-5, waarbij het fysieke object een vinger of een stift is.
7. Computerprogramma met softwarecode, ingericht voor het uitvoeren van de werkwijze volgens willekeurig welke van de conclusies 1-6.
8. Elektronische inrichting (100) omvattende:
een display (112) met aanraakscherm;
een of meer processoren (120);
een geheugen (102); en
een programma, waarbij het programma is opgeslagen in het geheugen en geconfigureerd is om to worden uitgevoerd door de een of meer processoren, waarbij het programma omvat:
instructies voor het detecteren (2402) van een eerste beweging (2310) van een fysiek object op of nabij het display (112) met aanraakscherm;
instructies voor het verplaatsen (2404), tijdens het detecteren van de eerste beweging (2310), van een eerste op het display (112) met aanraakscherm weergegeven digitaal object (2300-1) in een eerste richting, waarbij het eerste digitale object (2300-1) samenhangt met een stel digitale objecten; gekenmerkt door instructies voor het weergeven (2406), in reactie op het weergeven van een vooraf verborgen rand (2312) van het eerste digitale object (2300-1) en voortgezette detectie van de eerste
beweging (2310), van een gebied voorbij de rand (2312) van het eerste digitale object;
instructies voor het verplaatsen (2408), nadat de eerste beweging (2310) niet langer gedetecteerd wordt, van het eerste digitale object (2300-1) in een tweede richting (2316) totdat het gebied (2314) voorbij de rand (2312) van het eerste digitale object (2300-1) niet langer wordt weergegeven;
instructies voor het detecteren (2410) van een tweede beweging (2318) van het fysieke object op of nabij het display (112) met aanraakscherm; en
instructies voor het verplaatsen (2412), in reactie op het detecteren van de tweede beweging (2318) terwijl de daarvóór verborgen rand (2312) van het eerste digitale object (2300-1) wordt weergegeven, van het eerste digitale object (2300-1) in de eerste richting en het weergeven van een tweede digitaal object (2300-2) in het stel digitale objecten.
9. Elektronische inrichting volgens conclusie 8, waarbij, voorafgaand aan het verplaatsen tijdens het detecteren van de eerste beweging, ten minste een rand van het eerste digitaal object zich in de eerste richting uitstrekt voorbij het display (112) met aanraakscherm.
10. Elektronische inrichting volgens conclusie 8 of 9, waarbij de eerste beweging een horizontaal veeggebaar is.
11. Elektronische inrichting volgens willekeurig welke van de conclusies 8-10, waarbij het stel digitale objecten een stel digitale beelden, een stel webpagina's of een stel elektronische documenten is.
12. Elektronische inrichting volgens willekeurig welke van de conclusies 8-11, waarbij de inrichting een draagbare elektronische inrichting is.
13. Elektronische inrichting volgens willekeurig welke van de conclusies 8-12, waarbij het
fysieke object een vinger of een stift is.
2.5. Bij EP 868 behoren onder meer de navolgende afbeeldingen:
2.6. Gedaagden maken onderdeel uit van een groep van ondernemingen die zich bezig houdt met de productie en verhandeling van diverse producten, waaronder smartphones en tablets (hierna: de Galaxy-producten). De Galaxy-producten zijn voorzien van een zogeheten Gallery applicatie voor de verwerking van digitale foto’s. De precieze werking van deze applicatie is afhankelijk van de versie van het besturingssysteem Android en van de omstandigheid of een zogeheten blue flash update is toegepast (zie over de werking hierna r.o. 4.10 e.v.).
2.7. Bij vonnis van 24 augustus 2011 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank uitspraak gedaan in een door Apple tegen Samsung aanhangig gemaakt kort geding. In die zaak heeft Apple zich op het standpunt gesteld dat Samsung door de verhandeling van de Galaxy-producten inbreuk maakt op onder meer het Nederlandse deel van EP 868. De voorzieningenrechter heeft de op EP 868 gebaseerde vorderingen deels toegewezen. Naar zijn voorlopig oordeel vallen de Galaxy S, S II en Ace (Galaxy-producten voorzien van Android versie 2.2.1) onder de beschermingsomvang van het octrooi, maar geldt dat niet voor de Galaxy Tab 10.1 en 10v (Galaxy-producten die zijn voorzien van Android versie 3.0 en hoger).
2.8. Bij vonnis van 4 mei 2012 heeft het Landgericht Mannheim uitspraak gedaan in een door Apple tegen Samsung Electronics GmbH en Samsung Limited aangespannen zaak (Geschäftsnummer 7 O 334/11). In die zaak heeft Apple zich op het standpunt gesteld dat deze Samsung-vennootschappen inbreuk maken op het Duitse deel van EP 868 door verhandeling van Galaxy-producten. Naar het oordeel van de Duitse rechter vallen de producten onder de beschermingsomvang van EP 868. De rechter heeft de zaak echter aangehouden in afwachting van de uitkomst van de nietigheidsprocedure met betrekking tot het Duitse deel van EP 868, die aanhangig is bij het Bundespatentgericht, omdat die nietigheidsvordering naar het oordeel van het Landgericht een hoge kans van slagen heeft.
2.9. Bij vonnis van 4 juli 2012 heeft de Britse rechter uitspraak gedaan in een door Apple tegen HTC Corporation (hierna: HTC) aangespannen zaak (High Court of Justice, Chancery Division, Patents Court, Floyd J., 4 juli 2012, [2012] EWHC 1789 (pat)). In die zaak heeft Apple zich op het standpunt gesteld dat HTC inbreuk maakt op het Britse deel van EP 868 door verhandeling van producten die zijn voorzien van Android versie 2.3. De Britse rechter heeft de vorderingen van Apple afgewezen omdat naar zijn oordeel de betreffende producten van HTC niet onder de beschermingsomvang van EP 868 vallen.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Apple vordert, na wijziging van haar eis, – samengevat – een verbod op inbreuk op EP 868 in Nederland, alsmede een verklaring voor recht dat Samsung inbreuk heeft gemaakt door het verhandelen van de Galaxy-producten met Android versie 2.2.1 en hoger en Android versie 3.0 en hoger, met als nevenvorderingen: een opgave over winst, een recall, een publicatie over de inbreuk en een veroordeling tot afdracht van winst conform de opgave of veroordeling tot afdracht van winst en vergoeding van schade, nader op te maken bij staat, met veroordeling van Samsung in de proceskosten in de zin van artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv).
3.2. Aan haar vorderingen legt Apple ten grondslag dat Samsung door de verhandeling van de Galaxy-producten inbreuk maakt op alle conclusies van EP 868.
3.3. Samsung voert verweer. Samsung heeft aangevoerd dat haar Galaxy-producten niet onder de beschermingsomvang van EP 868 vallen en dat EP 868 nietig is omdat het octrooi niet nieuw is, niet inventief is en niet nawerkbaar is.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5. Samsung vordert vernietiging van het Nederlandse deel van EP 868, met veroordeling van Apple in de proceskosten in de zin van artikel 1019h Rv. De vordering is ingesteld onder de voorwaarde dat de rechtbank in conventie tot het oordeel komt dat Samsung “inbreuk maakt” op EP 868. De rechtbank begrijpt daaruit dat de reconventie is ingesteld onder de voorwaarde dat de rechtbank in conventie tot het oordeel komt dat een of meer van de Galaxy-producten onder de beschermingsomvang van EP 868 vallen.
3.6. Aan haar vordering legt Samsung ten grondslag dat EP 868 nietig is omdat de betreffende conclusies niet nieuw zijn, niet inventief zijn en niet nawerkbaar zijn.
3.7. Apple voert verweer.
3.8. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De techniek
het octrooi
4.1. EP 868 heeft betrekking op een gebruikersinterface voor het navigeren binnen en tussen digitale objecten, zoals foto’s of elektronische documenten, op een apparaat met een touchscreen.
4.2. Het octrooi legt uit dat het steeds kleiner worden van de beeldschermen van draagbare elektronische apparaten beperkingen met zich brengt ten aanzien van de
gebruikersinterface en de wijze waarop gebruikers het apparaat besturen (paragraaf [0002]). Voor draagbare apparaten die door middel van vingeraanraking (of een ander middel, bijvoorbeeld een stylus) op een touchscreen worden bestuurd (zoals het scherm van een smartphone of tablet) is de gebruikersinterface al sterk verbeterd (paragraaf [0008]), maar het gebruik van een dergelijk touchscreen zorgt weer voor nieuwe uitdagingen.
4.3. EP 868 beoogt een door een computer uitgevoerde werkwijze te verschaffen waarmee de gebruiker op een transparante en intuïtieve manier kan navigeren binnen en tussen verschillende foto’s in een album. Wanneer bijvoorbeeld een afbeelding binnen een album bekeken wordt, kan de omvang van de afbeelding vanwege de beperkte afmetingen van het touchscreen groter zijn dan op het scherm kan worden getoond, bijvoorbeeld omdat op de afbeelding is ingezoomd. Daarom is het nuttig om de gebruiker een intuïtieve manier te verschaffen om binnen de afbeelding te navigeren en aan te geven wanneer de rand van de afbeelding bereikt is. Evengoed is denkbaar dat een gebruiker, na het bekijken van een afbeelding in de verzameling, naar de volgende afbeelding zou willen kijken. Het is daarom nuttig als de gebruiker na het bekijken van de ene afbeelding over zou kunnen gaan naar het bekijken van de volgende afbeelding.
4.4. Paragrafen [0140] t/m [0144] van het octrooi beschrijven aan de hand van figuren 23A t/m 23H een uitvoeringsvorm van de geclaimde functionaliteit. Daarbij wordt uitgegaan van een situatie waarin twee mannetjes (2302-1 en 2302-2) worden getoond op een foto (2300-1) die wordt weergegeven op een touchscreen (figuur 23A):
4.5. De in EP 868 geclaimde werkwijze heeft als uitgangspunt de situatie waarin de foto die wordt bekeken zich buiten de randen van het scherm uitstrekt. Dat wil zeggen dat een of meer van de randen van de foto niet zichtbaar zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de gebruiker heeft ingezoomd op een deel van de foto, zoals hieronder in figuur 23B te zien is, waar de gebruiker heeft ingezoomd op het rechter mannetje op de foto van figuur 23A:
4.6. Door de zoomactie is (onder meer) de rechter zijrand van de ingezoomde foto niet meer op het scherm van het toestel te zien. Wanneer een eerste beweging, zoals een horizontale veegbeweging 2310, van rechts naar links over de ingezoomde foto wordt gemaakt (figuur 23C), wordt de foto een stukje naar links verschoven zodat achtereenvolgens de door de zoomactie aanvankelijk verborgen rechter zijrand 2312, alsmede het gebied 2314 voorbij die rand 2312 zichtbaar worden (figuur 23D):
4.7. Op het moment dat de eerste (veeg)beweging wordt onderbroken (bijvoorbeeld omdat de vinger van de touchscreen wordt afgehaald), verschuift de ingezoomde foto vanzelf weer in tegengestelde richting 2316 terug, zodat het eerder zichtbaar gemaakte gebied 2314 niet langer is te zien (figuur 23E):
Hierna zal deze reactie van de computer op de eerste beweging in navolging van partijen kortweg worden aangeduid als een bounce back.
4.8. Met een tweede beweging, zoals een horizontale veegbeweging 2318, van rechts naar links over de foto wordt de ingezoomde foto nogmaals in de richting van de tweede beweging 2318 verschoven (figuur 23F):
4.9. Door het uitvoeren van de tweede beweging 2318 wordt opnieuw het gebied 2314 voorbij de rand 2312 getoond, alsmede nu ook een nieuwe foto 2300-2 (figuur 23G), waarna de eerste (ingezoomde) foto in de richting van de tweede (veeg)beweging van het scherm verdwijnt en de tweede foto op het scherm verschijnt (figuur 23H):
Hierna zal deze reactie van de computer op de tweede beweging in navolging van partijen kortweg worden aangeduid als het doorbladeren.
de Galaxy-producten
4.10. Bij de beoordeling van de gestelde inbreuk moet een onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende versies van de Gallery applicatie die op de Galaxy-producten van Samsung is geïnstalleerd. De werking is ten eerste afhankelijk van de versie van het besturingssysteem Android dat op het product is geïnstalleerd. Ten tweede heeft Samsung, naar aanleiding van het kort geding vonnis van 24 augustus 2011, de werking van de Gallery applicatie op een aantal producten aangepast door middel van een zogeheten blueflash update.
4.11. Niet in geschil is dat op Galaxy-producten met Android versie 2.2.1 en hoger (dat wil zeggen: de versies 2 van Android hoger dan 2.2.1) een eerste beweging op een ingezoomde foto een gevolg heeft dat identiek is aan de hierboven beschreven bounce back conform conclusie 1 van EP 868. Een volgende beweging leidt in deze versie alleen tot het doorbladeren naar een tweede foto als de lengte van de beweging een vooraf ingestelde grenswaarde overschrijdt. Kortere bewegingen leiden opnieuw tot een bounce back.
4.12. Op Galaxy-producten met Android versie 3.0 en hoger maakt het voor de reactie van de computer niet uit of een beweging een eerste beweging of een opvolgende beweging is. In deze versies leidt een beweging waarvan de lengte een vooraf ingestelde grenswaarde overschrijdt, altijd tot het doorbladeren naar een tweede foto. Kortere bewegingen resulteren in een bounce back.
4.13. De blueflash update houdt in dat de bounce back is vervangen door een oplichtende blauwe rand. De gebruiker wordt in de geüpdate versie dus door middel van die blue flash, in plaats van een terugverend gebied voorbij de rand, geïnformeerd dat hij de rand van een foto heeft bereikt.
5. De beoordeling
in conventie
Android versie 3.0 en hoger
5.1. Naar het oordeel van de rechtbank vallen de Galaxy-producten die zijn voorzien van Android versie 3.0 en hoger niet onder de beschermingsomvang van conclusie 1 van EP 868 omdat in die producten het doorbladeren naar de weergave van een tweede digitaal object niet geschiedt “in reactie op het detecteren van de tweede beweging terwijl de daarvóór verborgen rand van het eerste digitale object wordt weergegeven”. Tussen partijen staat vast dat in deze producten het doorbladeren geschiedt in reactie op het detecteren van een beweging die langer is dan een bepaalde grenswaarde. Dat betekent dat het doorbladeren afhankelijk is gemaakt van het intreden van een andere voorwaarde dan het octrooi voorschrijft. Zoals hierna zal worden toegelicht, kan het detecteren van een beweging die langer is dan een bepaalde grenswaarde namelijk niet worden gekwalificeerd als “het detecteren van de tweede beweging” in de zin van het octrooi, laat staan als “het detecteren van de tweede beweging terwijl de daarvóór verborgen rand van het eerste digitale object wordt weergegeven”.
5.2. Apple heeft betoogd dat het begrip “tweede beweging” iedere beweging omvat die zich onderscheidt van de eerder in de conclusies genoemde “eerste beweging”, en dus mede betrekking heeft op een beweging die zich slechts onderscheidt door de lengte ervan. Dat betoog moet worden verworpen. Naar het oordeel van de rechtbank duidt dit begrippenpaar op bewegingen die elkaar in de tijd opvolgen. De gemiddelde vakman zal die begrippen zo uitleggen omdat de stappen waarin die eerste en tweede beweging worden gedetecteerd, onderdeel uitmaken van een werkwijze die in een bepaalde volgorde moet worden uitgevoerd. Die vereiste volgorde van de stappen blijkt duidelijk uit de bewoordingen van de conclusies en is door Apple bij pleidooi ook niet meer bestreden. De conclusies schrijven immers uitdrukkelijk voor dat een bepaalde stap “tijdens” de uitvoering van een eerdere stap moet plaatsvinden of “nadat” een in een eerdere stap beschreven detectie is geëindigd. Meer specifiek met betrekking tot het detecteren van de tweede beweging schrijft de conclusie voor dat die detectie plaatsvindt “terwijl de daarvóór verborgen rand van het eerste digitale object wordt weergegeven”. Die laatstgenoemde conditie maakt duidelijk dat het detecteren van de tweede beweging is voorafgegaan door een situatie waarin de rand van het eerste digitale object nog verborgen was. Zoals ook Apple heeft onderkend (pleitnota onder 26), is die situatie het uitgangspunt bij het detecteren van de eerste beweging. De vakman zal ook daaruit begrijpen dat het detecteren van de tweede beweging volgt op het detecteren van de eerste beweging. Daar komt bij dat de volgtijdelijkheid van de stappen wordt ondersteund door de in het octrooischrift beschreven en afgebeelde uitvoeringsvormen. Niet in geschil is dat het octrooischrift uitsluitend een uitvoeringsvorm beschrijft waarin de stappen in de bedoelde volgorde worden doorlopen (paragrafen [00140] e.v., zie ook hiervoor r.o. 4.4 e.v.). Hetzelfde geldt voor de in figuur 24 getoonde flow chart.
5.3. Apple heeft echter aangevoerd dat de hiervoor bedoelde volgorde van de uitvoering van de werkwijze niet uitsluit dat het begrip "tweede beweging" zich ook uitstrekt tot bewegingen die zich qua lengte onderscheiden van de eerste beweging. In die uitleg moet de werkwijze wel worden uitgevoerd in de volgorde die de conclusies voorschrijven, maar kan – volgens Apple – bij de laatste stap het doorbladeren ook geschieden in reactie op het detecteren van een lange beweging in plaats van een opvolgende beweging. Apple houdt daarom vol dat de beschermingsomvang van het octrooi niet is beperkt tot werkwijzen en inrichtingen waarin een voorafgaande eerste beweging en de daarbij behorende bounce back een “preconditie” is voor het doorbladeren naar een tweede digitale object.
5.4. Strikt genomen heeft Apple gelijk waar zij stelt dat de voorgeschreven volgorde haar ruime uitleg van het begrip “tweede beweging” niet uitsluit. Echter, zoals hierboven is uiteengezet, zet deze volgorde de vakman wel op het spoor dat het begrip “tweede beweging” moet worden opgevat als opvolgende beweging. De rest van het octrooischrift leert de vakman dat dit het juiste spoor is. Zo staat in paragraaf [0153]:
Thus, depending on the context, similar movements (e.g. 2310 and 2318 are both right to left gestures) allow a user to either (1) translate a displayed first digital object or (2) transition from displaying the first digital object to displaying a second digital object in a set of digital objects.
Deze passage leert dat gelijksoortige bewegingen afhankelijk van de context verschillende consequenties hebben. Datzelfde blijkt uit paragraaf [0144] waarin staat dat een tweede beweging in dezelfde richting als de eerste beweging niet leidt tot herhaling van de reactie op de eerste beweging (de bounce back), maar tot doorbladeren. Dat is in overeenstemming met de voorgaande uitleg, waarin de consequentie van een beweging afhankelijk is van de context (al dan niet volgend op een eerdere beweging), ongeacht het soort beweging. In de uitleg van Apple vallen echter ook werkwijzen en inrichtingen onder de beschermingsomvang waarin precies het omgekeerde is geïmplementeerd, te weten uitvoeringen waarin de consequenties van een beweging afhankelijk zijn van het soort beweging (kort/lang), ongeacht de context. Die uitleg kan daarom niet als juist worden aanvaard.
5.5. Voorgaande uitleg is ook de meest zinvolle uitleg in het licht van het doel van de uitvinding. Partijen zijn het erover eens dat het octrooischrift leert dat met de geclaimde uitvinding een meer transparante en intuïtieve gebruikersinterface voor de verwerking van foto’s wordt beoogd (paragraaf [0007]) en meer specifiek dat het octrooi op zijn minst mede beoogt te voorkomen dat de gebruiker per ongeluk doorbladert naar een tweede digitaal object vanuit een ingezoomd eerste digitaal object. Het is duidelijk dat de geclaimde uitvinding dat doel bereikt als het begrip “tweede beweging” wordt uitgelegd als opvolgende beweging. Het effect van de geclaimde werkwijze is dan dat een beweging in eerste instantie niet leidt tot het doorbladeren naar een tweede digitaal object, maar tot het tonen van de rand van het eerste digitale object. Dat is een voor de gebruiker intuïtief begrijpelijke werkwijze van de computer, gegeven het feit dat bij aanvang van de werkwijze de rand van het digitale object waarheen wordt bewogen nog niet zichtbaar is (pas bij het verplaatsen van het eerste digitale object in de eerste richting verschijnt de daarvóór verborgen rand). Zoals ook Apple heeft uiteengezet, is het bij die ingezoomde weergave logisch en transparant om de gebruiker eerst de rand te tonen en pas door te bladeren naar een tweede digitaal object als de gebruiker vervolgens de beweging herhaalt terwijl de rand in beeld is. In de ingezoomde weergave kan de gebruiker namelijk gedesoriënteerd raken omdat hij niet meer weet naar welk gedeelte van een digitaal object hij kijkt en waar het digitaal object ophoudt. In die situatie dient de gebruiker eerst de begrenzing van het digitale object te worden getoond, door het weergeven van een gebied voorbij de rand (dagvaarding, paragraaf 54). Als die rand vervolgens in beeld is, is het waarschijnlijker geworden dat de gebruiker met een beweging in de richting van de rand wil doorbladeren naar een volgende foto (pleitnota van Apple, paragraaf 34).
5.6. Bij de uitleg van Apple is niet in te zien welk voordeel de geclaimde werkwijze heeft als het begrip " tweede beweging" ook bewegingen omvat die niet opvolgend zijn. In die uitleg zouden namelijk ook werkwijzen onder de beschermingsomvang vallen waarin direct met een eerste beweging kan worden doorgebladerd en waarin per ongeluk doorbladeren niet wordt voorkomen. Samsung heeft er ook terecht op gewezen dat in de uitleg van Apple de reactie van de computer op de eerste en tweede beweging functies worden die volledig los van elkaar staan. Dat is geen zinvolle uitleg van de conclusies omdat de functies onderdeel uitmaken van één werkwijze die in een specifieke volgorde moet worden doorlopen.
5.7. Gelet op het voorgaande moet de verwijzing van Apple naar een uitspraak van de Technische Kamer van Beroep van het Europees Octrooibureau (T 1045/92) waaruit zou volgen dat de termen “eerste” en “tweede” in een conclusie in het algemeen niet duiden op volgtijdelijkheid, worden gepasseerd. Samsung heeft er terecht op gewezen dat de door Apple geciteerde uitspraak betrekking heeft op een conclusie waarin die termen werden gebruikt ter onderscheiding van de componenten van een geclaimd product. In dit geval hebben de termen daarentegen betrekking op elementen van een werkwijze bestaande uit stappen die, naar de vakman begrijpt, mede gelet op de hierboven beschreven paragrafen uit de beschrijving, in een bepaalde volgorde worden doorlopen. Hij zal daarom aannemen dat volgtijdelijkheid is bedoeld.
5.8. Dat de betreffende Galaxy-producten achtereenvolgens de bounce back-functie en de doorblader-functie zullen uitvoeren als de gebruiker eerst een korte en daarna een lange beweging op het scherm maakt, zoals Apple heeft aangevoerd, maakt dat niet anders. Ook in dat geval wordt slechts doorgebladerd in reactie op een lange beweging, niet in reactie op een tweede beweging. Uit het voorgaande volgt dat de Galaxy-producten met Android versie 3.0 en hoger de doorblader-functie immers niet uitvoeren in reactie op het detecteren van de tweede beweging.
5.9. Op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat de Galaxy-producten met Android versie 3.0 en hoger niet onder de beschermingsomvang van conclusie 1 van EP 868 vallen. Dat brengt mee dat ook een beroep op de daarvan afhankelijke conclusies niet kan slagen. Het brengt tevens mee dat het beroep op de andere onafhankelijke conclusies en de daarvan afhankelijke conclusies strandt want ook die conclusies vereisen kort gezegd dat wordt doorgebladerd naar een tweede digitaal object in reactie op het detecteren van de tweede beweging terwijl de daarvóór verborgen rand van het eerste digitale object wordt weergegeven.
Android versie 2.2.1 en hoger
5.10. De Galaxy-producten met Android versie 2.2.1 en hoger vallen naar het oordeel van de rechtbank wel onder de beschermingsomvang van EP 868. Ook met betrekking tot deze producten gaat de discussie uitsluitend over het kenmerk dat de computer doorbladert “in reactie op het detecteren van de tweede beweging terwijl de daarvóór verborgen rand van het eerste digitale object wordt weergegeven”. Aan dat kenmerk is voldaan omdat tussen partijen vast staat dat in deze producten, anders dan in de hiervoor besproken producten met Android versie 3.0 en hoger, het doorbladeren wel afhankelijk is gemaakt van het detecteren van een tweede beweging in de zin van het octrooi. Bij deze producten leidt een eerste beweging nooit tot doorbladeren, ongeacht de lengte van de beweging. Een eerste beweging leidt tot een bounce back in de zin van EP 868, waarbij de foto zo ver terugveert dat de daarvoor verborgen rand nog net in beeld is. Met een daaropvolgende beweging kan wel worden doorgebladerd. Het doorbladeren geschiedt dan dus “in reactie op het detecteren van de tweede beweging terwijl de daarvóór verborgen rand van het eerste digitale object wordt weergegeven”.
5.11. Dat in de producten met Android versie 2.2.1 het doorbladeren ook afhankelijk is van de lengte van de beweging, kan niet leiden tot een ander oordeel. Anders dan Samsung heeft betoogd, vereist EP 868 niet dat de computer altijd doorbladert als er een tweede beweging wordt gedetecteerd. De tekst van de conclusie laat de mogelijkheid open dat het doorbladeren mede afhankelijk wordt gemaakt van een ander criterium. Dat dergelijke uitvoeringsvormen ook onder de conclusies vallen, wordt bevestigd door de beschrijving. In paragraaf [0154] wordt namelijk een uitvoeringsvorm beschreven waarin het doorbladeren mede afhankelijk is van een ander criterium, te weten van een bepaalde duur van de interval tussen de eerste en tweede beweging. Bovendien wordt ook met de door de betreffende Galaxy-producten uitgevoerde werkwijze het in paragraaf 5.5 beschreven voordeel van de geclaimde uitvinding gerealiseerd. Doordat in die producten pas een tweede beweging kan leiden tot het doorbladeren, wordt immers voorkomen dat de gebruiker met een beweging op een ingezoomde foto per ongeluk doorbladert naar een tweede foto.
blue flash
5.12. Niet in geschil is dat de Galaxy-producten met blue flash functionaliteit niet onder de beschermingsomvang vallen van EP 868 omdat die producten de gebruiker niet door middel van een terugverende weergave van een gebied voorbij de rand van een digitaal object laten zien dat de gebruiker de rand van een digitaal object heeft bereikt, zoals vereist door de onafhankelijke conclusies van EP 868.
geldigheid
5.13. Uitgaande van de hiervoor gegeven uitleg van het kenmerk dat de computer doorbladert “in reactie op het detecteren van de tweede beweging terwijl de daarvóór verborgen rand van het eerste digitale object wordt weergegeven”, moet het betoog van Samsung dat EP 868 niet nieuw en niet inventief is, worden verworpen. Samsung heeft namelijk niet gesteld dat de door haar aangehaalde documenten uit de stand van de techniek openbaren dat het doorbladeren afhankelijk is van het detecteren van een opvolgende beweging, of dat de toevoeging van dat kenmerk voor de hand ligt. Ook haar beroep op niet-nawerkbaarheid van de uitvinding kan niet slagen in het licht van de uitleg van dat kenmerk. De niet-nawerkbaarheid heeft Samsung namelijk enkel uiteengezet voor werkwijzen waarin het doorbladeren uitsluitend afhankelijk is van de lengte van de beweging. Zoals hiervoor is vastgesteld, vallen die werkwijzen niet onder de beschermingsomvang. Zij hoeven daarom niet nawerkbaar te zijn.
buitenlandse beslissingen
5.14. De in paragraaf 2.9 aangehaalde Britse uitspraak heeft betrekking op een applicatie in producten van HTC die blijkens die uitspraak wezenlijk anders werkt dan de Gallery applicatie in de Galaxy-producten van Samsung. Daarom heeft het oordeel van de Britse rechter betrekking op andere kenmerken van de conclusies van EP 868 dan de kenmerken die het onderwerp van geschil in de onderhavige zaak vormen. Om die reden is die zaak niet goed vergelijkbaar met de onderhavige zaak.
5.15. De in paragraaf 2.8 aangehaalde parallelle Duitse zaak heeft, naar de rechtbank begrijpt, wel betrekking op dezelfde producten. De rechtbank constateert dat de in het Duitse vonnis gegeven uitleg van de conclusies deels afwijkt van het oordeel van deze rechtbank en dat daarom de Duitse rechter zowel ten aanzien van de beschermingsomvang als ten aanzien van de geldigheid tot een ander oordeel komt dan deze rechtbank. Samengevat heeft de Duitse rechter de door Apple voorgestelde uitleg van het begrip “tweede beweging” gevolgd. De redenen die het Landgericht daarvoor geeft, komen overeen met de hiervoor besproken en verworpen argumenten van Apple. Daarom kan hier voor een verklaring voor de afwijkende uitleg worden volstaan met een verwijzing naar de voorgaande motivering.
conclusie
5.16. Op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat het gevorderde verbod uitsluitend toewijsbaar is met betrekking tot de Galaxy-producten met Android versie 2.2.1 en hoger zonder de blue flash functionaliteit. Dat verbod zal alleen worden toegewezen ten aanzien van Samsung Benelux omdat Samsung onweersproken heeft aangevoerd dat de andere gedaagden geen voorbehouden handelingen verrichten.
5.17. De ter zitting naar voren gebrachte stelling van Samsung dat Samsung Benelux die inbreukmakende producten niet meer verhandelt, kan niet leiden tot afwijzing van het verbod. Aangezien Samsung Benelux geen met een boete versterkte onthoudingsverklaring heeft getekend, houdt Apple belang bij het gevorderde verbod, zeker nu Samsung Benelux de verhandeling van de producten pas heeft gestaakt naar aanleiding van het door de voorzieningenrechter opgelegde verbod. De stelling brengt wel mee dat de rechtbank geen aanleiding ziet voor toestaan van de door Samsung gewenste “uitloopperiode” om haar producten te kunnen aanpassen.
5.18. De stelling van Samsung dat Samsung Benelux de betreffende producten niet meer verhandelt sinds het door de voorzieningenrechter opgelegde verbod is ook van belang voor de gevorderde recall en publicatie van een “boodschap aan de markt”. Apple heeft de gestelde staking niet betwist. Apple heeft ook niet in reactie op het gestelde staken aangevoerd dat de inbreukmakende producten nog wel worden verhandeld door de afnemers van Samsung, laat staan dat zij die stelling voldoende heeft onderbouwd in het licht van het onweersproken feit dat de producten sinds eind augustus 2011 niet meer aan afnemers zijn geleverd. In het licht daarvan kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden aangenomen dat Apple nog voldoende belang heeft bij de recall en publicatie. Die zullen daarom worden afgewezen.
5.19. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is niet inzichtelijk welk belang Apple heeft bij de gevorderde verklaring voor recht, naast het toe te wijzen verbod. Die vordering zal daarom worden afgewezen.
5.20. Gegeven de vastgestelde inbreuk heeft Apple recht op vergoeding van de daardoor door haar geleden schade en/of afdracht van de daardoor door Samsung Benelux genoten winst, nader op te maken bij staat. De schade en de winst zullen in de schadestaatprocedure conform de vordering moeten worden berekend vanaf de dag van dagvaarding in de kort geding procedure (27 juni 2011) omdat Samsung Benelux vanaf dat moment wist of behoorde te weten dat zij door de verhandeling van de Galaxy-producten met Android versie 2.2.1 en hoger zonder de blue flash functionaliteit inbreuk maakte op EP 868. De stelling dat Samsung Benelux de inbreuk relatief kort daarna heeft gestaakt en dat de betreffende technologie slechts een zeer klein onderdeel van de Galaxy-producten is, leidt niet tot een andere conclusie. Die stellingen sluiten immers niet uit dat Apple mogelijk enige schade heeft geleden en dat mogelijk enig deel van de door Samsung Benelux met de Galaxy-producten gemaakte winst een gevolg is van de inbreuk. De aannemelijkheid van die mogelijkheid van schade of winst is voldoende voor de verwijzing naar de schadestaat.
5.21. De veroordeling van Samsung Benelux om de netto-winst af te dragen conform de door haar te produceren opgave zal worden afgewezen. Mede gelet op het feit dat partijen van mening verschillen over het antwoord op de vraag welk deel van de winst die Samsung Benelux heeft gemaakt op de verhandeling van de betreffende producten, het gevolg is van de inbreuk, is de gevorderde veroordeling te onbepaald. De omvang van de af te dragen winst zal daarom moeten worden vastgesteld in de schadestaatprocedure.
5.22. Gegeven de toe te wijzen winstafdracht heeft Apple er ook recht op dat Samsung Benelux rekening en verantwoording aflegt over de met de verhandeling van de inbreukmakende Galaxy-producten behaalde winst. De daarop betrekking hebben vordering tot het doen van opgave zal daarom worden toegewezen, met dien verstande (i) dat Samsung Benelux opgave zal moeten doen over de netto winst in plaats van de gevorderde bruto winst, (ii) dat met het oog op de uitvoerbaarheid van het bevel de termijn zal worden verruimd tot acht weken, en (iii) dat de verplichting tot het doen van opgave van “alle overige voor de berekening van de winst en/of schadevergoeding van belang zijnde informatie” zal worden afgewezen als te onbepaald.
5.23. Het feit dat Apple niet op basis van productnummers heeft aangegeven welke Galaxy-producten inbreukmakend zijn kan niet leiden tot afwijzing van de vorderingen. Niet in geschil is dat Samsung Benelux Galaxy-producten met Android versie 2.2.1 zonder de blue flash functionaliteit heeft verhandeld. Voor haar moet voldoende duidelijk zijn welke Galaxy-producten dat zijn, mede gelet op het feit dat Samsung die producten ook zelf identificeert op basis van de versie van Android.
5.24. Gelet op het voorgaande moet worden geconcludeerd dat partijen in conventie over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld. Daarom zullen de proceskosten in conventie worden gecompenseerd in die zin dat elke partij zijn eigen kosten draagt.
in reconventie
5.25. Uit het voorgaande blijkt dat de voorwaarde waaronder de vorderingen in reconventie zijn ingesteld, is ingetreden, maar dat die niet kunnen worden toegewezen omdat het octrooi geldig is. Voor de motivering van het oordeel over de geldigheid wordt verwezen naar hetgeen in conventie is overwogen in paragraaf 5.13 van dit vonnis.
5.26. Samsung zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Apple vordert een volledige proceskostenveroordeling op basis van artikel 1019h Rv. Het arrest dat het Hof van Justitie heeft gewezen in de zaak Bericap – Plastinnova (HvJ EU 15 november 2012, C-180/11, IEPT 20121115) roept de vraag op of dat artikel grond biedt voor een volledige proceskostenveroordeling in een zaak waarin uitsluitend de nietigheid van een intellectueel-eigendomsrecht aan de orde is, zoals de onderhavige zaak in reconventie. In dat arrest heeft het hof namelijk onder meer het volgende overwogen over het toepassingsbereik van de handhavingrichtlijn, waarvan onder meer artikel 1019h Rv de implementatie vormt:
77 Zoals overigens ook blijkt uit artikel 2, lid 1, van richtlijn 2004/48, waarborgen de betrokken bepalingen derhalve enkel de handhaving van de verschillende rechten van de personen die intellectuele-eigendomsrechten verkregen hebben, te weten de houders van dergelijke rechten, en kunnen zij niet in die zin worden uitgelegd dat zij beogen de verschillende maatregelen en procedures te regelen die ter beschikking worden gesteld van de personen die, zoals verzoekster in het hoofdgeding, door anderen verkregen intellectuele eigendomsrechten betwisten zonder zelf houders van dergelijke rechten te zijn.
78 Een nietigheidsprocedure als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, wordt juist ter beschikking gesteld van een persoon die, zonder houder van een intellectueeleigendomsrecht te zijn, opkomt tegen de bescherming van een gebruiksmodel die aan de houder van de overeenkomstige rechten is verleend.
79 Een dergelijke procedure beoogt dus niet de bescherming van houders van intellectuele eigendomsrechten te verzekeren in de zin van de betrokken bepalingen.
80 Die procedure betreft immers geen inbreuk op een intellectueel-eigendomsrecht, of het nu gaat om de persoon die deze procedure inleidt, aangezien deze geen houder van een dergelijk recht is en derhalve per definitie geen inbreuk op dit recht kan ondergaan, of om de houder van een recht waarop die procedure betrekking heeft, aangezien een tegen hem gerichte rechtsvordering waarbij het bestaan van zijn intellectueel-eigendomsrecht in rechte wordt betwist, per definitie niet als een inbreuk kan worden aangemerkt.
81 Uit een en ander volgt dat de betrokken bepalingen niet de regeling beogen van de verschillende aspecten van een nietigheidsprocedure als die welke in het hoofdgeding aan de orde is.
Aangezien dit arrest is gewezen nadat vonnis was bepaald, hebben partijen zich nog niet kunnen uitlaten over de consequenties van dit arrest voor deze zaak. Partijen zullen daarom in de gelegenheid worden gesteld dat alsnog te doen bij akte. Met het oog daarop zal de beslissing over de proceskosten in reconventie worden aangehouden.
6. De beslissing
De rechtbank
in conventie
6.1. verbiedt Samsung Benelux met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis inbreuk te maken op het Nederlandse deel van EP 868;
6.2. beveelt Samsung Benelux om aan de raadslieden van Apple binnen acht weken na betekening van dit vonnis opgave te doen van netto winsten die met de Galaxy-producten met versie 2.2.1 en hoger zonder de blue flash functionaliteit zijn gerealiseerd vanaf 27 juni 2011, gecertificeerd door een onafhankelijke accountant;
6.3. beveelt Samsung Benelux aan Apple een onmiddellijk opeisbare dwangsom te betalen van € 100.000,00 voor elke dag of gedeelte daarvan waarop Samsung Benelux het hiervoor gegeven verbod en bevel geheel of gedeeltelijk overtreedt of, zulks ter keuze van Apple, per inbreukmakend product;
6.4. veroordeelt Samsung Benelux tot het voldoen van de door haar ten gevolge van de inbreuk genoten netto winst of, ter keuze van Apple, tot vergoeding van de ten gevolge van die inbreuk door Apple geleden schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot en met het moment van volledige voldoening, een en ander nader op te maken bij staat;
6.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.6. wijst het meer of anders gevorderde af;
6.7. compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij zijn eigen kosten draagt;
in reconventie
6.8. wijst de vorderingen af;
6.9. verwijst de zaak naar de rol van 19 december 2012 voor het nemen van de in rechtsoverweging 5.26 bedoelde akte door beide zijden, waarna beide zijden op de rol van 9 januari 2013 kunnen antwoorden op elkaars akte;
6.10. houdt de beslissing over de proceskosten aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H. Blok, mr. R. Kalden en mr. D. van Oostveen en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2012.?