Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/24.4.8.4
24.4.8.4 Gangbare opvatting met betrekking tot de inbreng in enige andere lidstaten
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS368195:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie onder meer: BFH, 8 november 1995, nr, XI R 63/94, BStBl. 1996 II, 114, BHF 15 mei 1997, nr. V R 67/94, BStBl. 1997 II, 705 en BFH 13 november 2003, nr. V R 79/01, BStBl. 2004 II, 375. Zie ook: W. Reiss, Kein Renditefonds, Zur Begründungsqualität der jüngeren EuGH-Rechtsprechung zur 6. EG-Richtlinie, UR 2003/9, blz. 22 en K. Tipke und J. Lang (red.), Steuerrecht, OVS Verlag Dr. OttoSchmidt, Köln, 2005, blz. 527, R.A. Korf und N.V. Schneider, Tertium datur – (Sach-)Einlage und Leistungsaustausch, in: Festschrift für Wolfram Reiss, Otto Schmidt Verlag Köln, 2008, blz. 213- 227 en conclusie van A-G Colomer van 6 februari 2003, nr. C-442/01 (KapHag), Jur. 2003, blz. I06851, punt 12 en punt 26.
R.A. Korf und N.V. Schneider, Tertium datur – (Sach-)Einlage und Leistungsaustausch, in: Festschrift für Wolfram Reiss, Otto Schmidt Verlag Köln, 2008, blz. 217-219 en de aldaar aangehaalde literatuur, alsmede R.A. Korf, Folgen des KapHag-Urteils des EuGH zur Umsatzsteuer bei Aufnahme von Gesellschaftern gegen Bareinlage, Der Betrieb 2003/32, blz. 1705-1709.
Art. 10 § 1 Btw-wetboek. Zie ook: Btw-commentaar nr. 10/405, beschikbaar op: http:// ccff02.minfin.fgov.be/KMWeb/document.do?method=view&id=eebc1fc8-6106-4edf-8a9a0e9131a562b1#findHighlighted, geraadpleegd op 8 januari 2009, 22:00 uur. Zie ook: A. Haelterman, Fiscale Transparantie, Theorie en praktijk in België, Biblo, Kalmthout, 1992, blz. 112.
Art. 18 Btw-wetboek. Zie ook: Btw-commentaar nr. 18/38, beschikbaar op: http://ccff02.min-fin.fgov.be/KMWeb/document.do?method=view&id=71a267a9-4fdd-4e3c-b7ae-53339d8f4429#findHighlighted, geraadpleegd op 8 januari 2009, 22:15 uur.
Antwoord op de parlementaire vraag nr. 253 van 19 januari 1993, DESUTTER, BTW-Rev. Nr. 104, blz. 599, nr. 10, beschikbaar op: http://ccff02.minfin.fgov.be/KMWeb/document.do?method=view&id=ce5b2f55-6245-443a-b62b-a75759bffe5a#findHighlighted, geraadpleegd op 8 januari 2009, 22:30 uur.
HM Customs and Excise Business Brief 2004/21, beschikbaar op: http://customs.hmrc.gov.uk/ channelsPortalWebApp/downloadFile?contentID=HMCE_PROD_010430, geraadpleegd op 23 januari 2009, 15:33 uur.
In Duitsland wordt de inbreng in natura in een burgerrechtelijke vennootschap (Gesellschaft bürgerlichens Rechts) als een belastbare handeling beschouwd.1 Het aandeel in de vennootschap (“Gesellschaftsrechten”) wordt geacht de bezwarende titel te vormen. In de Duitse literatuur is evenwel betoogd dat de inbreng in natura een onbelastbare handeling zou moeten zijn.2 Ook in België wordt de inbreng in natura in een vennootschap aangemerkt als een aan de btw onderworpen handeling, indien de inbrengende participant een belastingplichtige is en hetgeen wordt ingebracht geen algemeenheid van goederen en / of diensten betreft. De inbreng van een goed wordt beschouwd als een levering onder bezwarende titel in de zin van art. 14 lid 1 Btw-richtlijn (ex art. 5 lid 1 Zesde richtlijn).3 De inbreng van het genot van goederen, arbeid en andere prestaties wordt beschouwd als een dienst onder bezwarende titel in de zin van art. 24 lid 1 Btw-richtlijn (ex art. 6 lid 1 Zesde richtlijn).4 In de Belgische visie leidt de inbreng in een personenvennootschap in beginsel tot belastingplicht van de vennoot. Een niet-belastingplichtige vennoot, die arbeid inbrengt in een personenvennootschap, wordt daardoor dus in beginsel een belastingplichtige. De Belgische belastingadministratie keurt evenwel goed, dat een dergelijke vennoot niet als belastingplichtige wordt aangemerkt, hetgeen enerzijds met zich meebrengt, dat de vennoot geen btw verschuldigd is over zijn inbreng en anderzijds dat de vennoot geen recht op aftrek van voorbelasting heeft. Deze goedkeuring geldt overigens niet voor gevallen, waarin een reeds belastingplichtige vennoot zijn bedrijvigheid inbrengt in de personenvennootschap.5
In Oostenrijk wordt de zuivere inbreng van goederen beschouwd als een met een levering onder bezwarende titel gelijkgestelde handeling. De zuivere inbreng van een “dienst” daarentegen wordt als een onbelastbare handeling gezien.6 In het Verenigd Koninkrijk wordt de zuivere inbreng van een goed met een levering onder bezwarende titel gelijkgesteld en de zuivere inbreng van een “dienst” aan een dienst onder bezwarende titel, indien overigens voldaan is aan de voorwaarden van art. 16 Btw-richtlijn, ex art. 5 lid 6 Zesde richtlijn, vgl. para 5(1) & 9, Schedule 4, VAT Act 1994, respectievelijk art. 26 lid 1 onderdeel a Btw-richtlijn, ex art. 6 lid 2 onderdeel a Zesde richtlijn, vlg. para 5(1) Schedule 4 VAT Act 1994 en Statutory Instrument 1993/ 1507 – Value Added Tax (Supply of Services) Order 1993.7 Uit het bovenstaande blijkt reeds dat de wijze waarop de heffing van btw verloopt met betrekking tot de inbreng in natura door een belastingplichtige vennoot in een personenvennootschap in de lidstaten van de Europese Unie verschillend is.