Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/548
Overeenkomstenrecht. Procesrecht. Dwaling; bedrog; causaal verband. Beperkende werking redelijkheid en billijkheid; motivering.
HR 17-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:717
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
17 april 2020
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
18/05535
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:717, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 17‑04‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1328, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑12‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑03‑2019
- Wetingang
Essentie
Overeenkomstenrecht. Procesrecht. Dwaling; bedrog; causaal verband. Beperkende werking redelijkheid en billijkheid; motivering.
Samenvatting
Voor een geslaagd beroep op bedrog of dwaling is niet beslissend of de onjuiste mededelingen dan wel de verzwegen feiten de kern van de overeenkomst betreffen. Beslissend is of de onjuiste voorstelling van zaken waarvan bij bedrog en dwaling sprake is, ertoe heeft geleid dat de partij die zich op het wilsgebrek beroept, een overeenkomst is aangegaan die zij bij een juiste voorstelling van zaken niet, of niet op dezelfde voorwaarden zou zijn aangegaan (vgl. HR 4 september 2009, NJ 2009/398). Ook onjuiste ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.