Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/232
Mensenhandel. Uitbuiting in de context van art. 273f lid 1 sub 9 Sr. Wijze waarop slachtoffer wordt gedwongen de verdachte te bevoordelen.
HR 04-02-2020, ECLI:NL:HR:2020:191
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
4 februari 2020
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
18/03731
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS188453:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:191, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑02‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1284, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑12‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑11‑2018
- Wetingang
Art. 273f lid 1 sub 9 Sr
Essentie
Mensenhandel. Van uitbuiting in de context van art. 273f lid 1 sub 9 Sr is ook sprake als de wijze waarop het slachtoffer wordt gedwongen of bewogen om de verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van (vrijwillig) verrichte seksuele handelingen meebrengt dat die bevoordeling plaatsvindt onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld.
Samenvatting
Uitbuiting moet worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van art. 273f lid 1 sub 9 Sr. De vraag of — en zo ja, wanneer — sprake is van ‘uitbuiting’ in de zin van de onderhavige bepaling, is niet in algemene termen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.