Alle omstandigheden van het geval
Einde inhoudsopgave
Alle omstandigheden van het geval (O&R nr. 77) 2013/8.3.1:8.3.1 De omstandigheden van het geval creëren kaders
Alle omstandigheden van het geval (O&R nr. 77) 2013/8.3.1
8.3.1 De omstandigheden van het geval creëren kaders
Documentgegevens:
mr. P.T.J. Wolters, datum 01-03-2013
- Datum
01-03-2013
- Auteur
mr. P.T.J. Wolters
- JCDI
JCDI:ADS299752:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Hoofdstuk 2.
§ 2.1.
HR 12 januari 1996, NJ 1996, 683 (Kroymans/Sun Alliance), HR 14 mei 2004, NJ 2006, 188 (Witte/Alte Leipziger) en § 2.3.1.
Zie § 2.2 over de factor ‘moraal’. Zie daarnaast § 3.2.1 over de invloed van onbehoorlijk gedrag.
§ 2.5.3.
§ 3.2.2.
Hoofdstuk 4. Zie in het bijzonder de §§ 4.2, 4.3, 4.4, 4.7, 4.8 en 4.9.
§ 4.1.
De §§ 4.2, 4.3, 4.4, 7.2.1, 7.2.2 en 7.2.3.
§ 7.2.
De §§ 5.2.2 en 5.2.3.
§ 5.3.2.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Verschillende relevante omstandigheden creëren kaders. De omstandigheden markeren de grenzen waarbinnen een gedraging of rechtsbetrekking ‘redelijk’ is. De redelijkheid en billijkheid pleit voor een rechtsbetrekking die binnen de gestelde kaders blijft. Zij werkt in het nadeel van de partij die de grenzen overschrijdt.
Verschillende omstandigheden kunnen deze kaders creëren. Zij kunnen in de eerste plaats worden gevormd door de factoren uit de hoofdcategorie ‘normen’.1 Normen zonder directe invloed op het concrete geval kunnen de werking van de redelijkheid en billijkheid beïnvloeden. 2 Normen stellen een grens. Het is onredelijk om deze grens te overschrijden. De omstandigheid dat de in Nederland levende rechtsovertuigingen een beroep op een beding verbieden, pleit bijvoorbeeld voor het beperken van de gevolgen van (een beroep op) dit beding.3 Alle normen kunnen deze kaders creëren. Er bestaat in dit opzicht geen verschil tussen de verschillende factoren uit de hoofdcategorie normen. De factor ‘moraal’ stelt grenzen. Immoreel gedrag is onredelijk gedrag.4 Ook de factor ‘internationaal, Europees en buitenlands recht’ stelt grenzen. 5 Toch is de overtreding van buitenlands recht niet altijd in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Dit betekent niet dat de normen op een andere manier werken. De relevantie van een factor moet niet worden verward met de werking van deze factor. Een algemeen gedeelde morele regel beïnvloedt de eisen van de redelijkheid en billijkheid altijd. Een buitenlandse rechtsnorm beïnvloedt deze eisen pas als de concrete situatie hier aanleiding voor geeft. Is de relevantie van een norm eenmaal gegeven, dan werken de normen op dezelfde manier: zij creëren de kaders waarbinnen een gedraging of rechtsbetrekking redelijk is.
Daarnaast beïnvloeden ook de gedragingen van de partijen de kaders waarbinnen zij mogen opereren. De redelijkheid en billijkheid eist consequent gedrag.6 Een partij die het vertrouwen opwekt dat zij geen gebruik zal maken van een bepaalde bevoegdheid, handelt bijvoorbeeld inconsequent en onredelijk als zij deze bevoegdheid later toch uitoefent. De eerdere vertrouwenopwekkende gedraging verkleint het kader waarbinnen het latere gedrag redelijk is.
Ook verschillende factoren uit de hoofdcategorie ‘kenmerken van de partijen bij de rechtsbetrekkingen’ creëren kaders.7 De sociale en economische sterkte van de betrokken partijen beïnvloedt het kader waarbinnen een rechtsbetrekking of gedraging redelijk is.8 Een partij dient zich te gedragen op een manier die in overeenstemming is met haar sterkte. Een sterke partij dient haar verantwoordelijkheid te nemen. Zij is bijvoorbeeld verplicht om mededelingen te doen.9 Het kader waarbinnen een sterke partij zich mag bewegen is kleiner dan het kader waarbinnen een zwakke partij zich mag bewegen. De omvang van het kader is daarnaast afhankelijk van de kenmerken van de wederpartij en de relatieve sterkte van de partijen.10 Hoe sterker de wederpartij, des te ruimer is het kader waarbinnen een partij zich kan bewegen.
Ten slotte beïnvloeden verschillende factoren uit de hoofdcategorie ‘de verhouding tussen de partijen bij een rechtsbetrekking’ de kaders waarbinnen de partijen mogen opereren. De partijen mogen zich niet gedragen op een manier die niet in overeenstemming is met de feitelijke verhouding. Een verhouding die wordt gekenmerkt door vertrouwen of samenwerking leidt bijvoorbeeld tot een verzwaring van de mededelingsplichten. 11 Ook de ‘aard’ van de rechtsbetrekking creëert kaders. De factor ‘kenmerken van de rechtsbetrekking’ pleit tegen rechtsgevolgen die niet in overeenstemming zijn met de ‘aard’ van de rechtsbetrekking. Hij pleit bijvoorbeeld voor de beperking van de gevolgen van een exoneratieclausule als deze clausule in overeenkomsten met dezelfde aard ongebruikelijk is.12