Revindicatoire aanspraken op giraal geld
Einde inhoudsopgave
Revindicatoire aanspraken op giraal geld (R&P nr. FR3) 2009/:Verhandeling
Revindicatoire aanspraken op giraal geld (R&P nr. FR3) 2009/
Verhandeling
Documentgegevens:
B. Bierens, datum 23-03-2009
- Datum
23-03-2009
- Auteur
B. Bierens
- JCDI
JCDI:ADS592344:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 3 december 2004, NJ 2005, 200 m.nt. PvS en JOR 2005, 51, m.nt. N.E.D. Faber (`Mendel q.q.-ABN Amro'), conclusie A-G Timmerman, nt. 9, verwijzend naar HR 5 september 1997, NJ 1998, 437 m.nt. PvS en JOR 1997, 112 m.nt. E.W.J.H. de Liagre Bill en N.E.D. Faber (`Ontvanger-Hamm q.q.').
Deze paragraaf is dus een toepassing in concreto van de opvatting die ik in hoofdstuk 3in abstracte formuleerde.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Zoals ook A-G Timmerman opmerkt, roept het herstel van fouten tijdens het faillissement van een rekeninghouder associaties op met de problematiek die in het arrest Ontvanger-Hamm q.q. aan de orde was en in het vorige hoofdstuk is besproken.1 De motivering die de Hoge Raad gebruikt om in Mendel q.q.-ABN Amro tot het gewenste resultaat te komen, volgt echter andere wegen. Toch gaat het in essentie om hetzelfde, namelijk het reguleren van het verhaal op giraal geld. Ook in het geval dat hier aan de orde is, zou de toepassing van de revindicatoire aanspraak uitkomst kunnen bieden. Voortbouwend op de bevindingen uit de vorige hoofdstukken, werk ik dat hier uit.2