Einde inhoudsopgave
Revindicatoire aanspraken op giraal geld (R&P nr. FR3) 2009/6.6.4
6.6.4 Obligatoire verplichting creditbank; verhaal
B. Bierens, datum 23-03-2009
- Datum
23-03-2009
- Auteur
B. Bierens
- JCDI
JCDI:ADS586390:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Vgl. Rb. Roermond 13 december 1990, NJ 1991, 815 (`BPN-Ophey').
Over artikel 53 Fw uitvoerig Faber (2005) p. 451-575. In hoofdstuk 7 zal ik de mogelijkheden van verhaal op een giraal tegoed door de bank bespreken. Ik kom daar met een alternatief voor verrekening, maar zal daar hier nog niet op vooruit lopen.
Vgl. Rank (1996) p. 292-293. Het incassocontract zal er in voorzien dat de creditbank bevoegd is om, kort gezegd, vorderingen die zij heeft op de incassant te verrekenen met vorderingen van de incassant op de bank. Zie bijvoorbeeld artikel 11 van de Algemene Voorwaarden Incasso 2007 van de Rabobank.
Indien de debetbank of onterecht geïncasseerde overgaat tot stornering en de incassant niet beschikt over een creditsaldo, liggen de kaarten anders. Indien er geen geld voorhanden is, kan daarop ook geen aanspraak rusten. De creditbank zal dan uit eigen middelen geld moeten verschaffen om de terugboeking aan de debetbank en de debiteur mogelijk te maken.1 De creditbank zal vervolgens zich verhalen op de incassant, echter met het risico dat de incassant inmiddels geen verhaal meer biedt. Deze verplichting van de creditbank jegens de debiteur en de debetbank is uitsluitend obligatoir van aard en heeft, als gezegd, het karakter van een garantie. De creditbank zal overgaan tot betaling in de gevallen waarin het creditsaldo van de incassant niet toereikend is of ontbreekt. Indien de incassant inmiddels in staat van faillissement verkeert, dient zich (binnen de kaders van de heersende leer) de vraag aan of artikel 53 Fw de bank belemmert om tot verrekening over te gaan van zijn vordering op de incassant.2 Ik meen dat verrekening in deze gevallen wel mogelijk is. In de eerste plaats vloeit de verplichting van de creditbank voort uit het incassocontract dat de bank voor het faillissement van de incassant heeft gesloten en is deze nauw verbonden met de (onterechte) incasso's die de incassant voor zijn faillissement ter verwerking heeft aangeboden. Ook ontbreekt de ratio die ten grondslag ligt aan de verrekeningsverboden die in de jurisprudentie zijn aangenomen in het zicht van en tijdens het faillissement van de rekeninghouder. Door verrekening verschaft de bank zich geen uitzonderingspositie ten opzichte van andere schuldeisers. De boedel wordt niet benadeeld; slechts een verrijking — een onterechte incasso — wordt hiermee ongedaan gemaakt.3