Einde inhoudsopgave
Procedurele waarborgen in materiële EVRM-rechten 2017/10.3.1
10.3.1 Ontvankelijkheid van de klacht en de beoordeling ten gronde
T. de Jong, datum 01-03-2017
- Datum
01-03-2017
- Auteur
T. de Jong
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Staatsrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie voor een nauwkeurige en uitgebreide uiteenzetting van de toepassing van deze ontvankelijkheidsvoorwaarden in de jurisprudentie van het Hof: Haeck [amp]#38; Herrera 2011, p. 202-301; Leach 2011, p. 107-159. Overzichtelijk en uitvoerig is ook de al genoemde Practical Guide on Admissibility Criteria 2014.
Zie Stb. 2015, 228, Goedkeuring Protocol 15 EVRM. Zie voor deze eisen: http://www.coe.int/en/web/conventions/full-list/-/conventions/treaty/213.
Denk hierbij onder meer aan een te laat ingediende klacht (niet binnen 4 maanden na de uitspraak van de hoogste nationaal rechterlijke instantie), geen ‘slachtoffer’ in de zin van artikel 35 EVRM, niet uitputting van de nationale rechtsmiddelen.
Zie kritisch over de toepassing van het criterium wezenlijk nadeel door het Hof: Shelton 2016.
Zie de Practical Guide on Admissibility Criteria 2011 (https://www.echr.coe.int/NR/rdonlyres/B5358231-79EF-4767-975F-24E0DCF2FBA/0/ENG_Guide_pratique.pdf) van het EHRM, p. 68-78. Te raadplegen via: www.echr.coe.int. Zie ook het EVRM-Commentaar, deel II (online te raadplegen).
Zie over de dynamische en autonome interpretatiemethoden: Vlemminx 2013, p. 10-15; Haeck & Herrera 2011, p. 112-120, en over de interpretatiemethoden van het Hof uitgebreid: Gerards 2011a, p. 62-95.
Zie over deze ‘drietrapsraket’ ook hoofdstuk 6 (over artikel 8 EVRM).
Zie hoofdstuk 4 en 5.
Leach 2011, p. 465 e.v.
De behandeling van de klacht kan worden opgeknipt in twee fases. Ten eerste de ontvankelijkheid van de klacht waarbij artikel 34 en 35 EVRM het toetsingskader vormen. Ten tweede de beoordeling van de klacht ten gronde, waarbij de in het geding zijnde EVRM-bepaling(en) en het feitencomplex het toetsingskader vormen. Vaak gaan deze fases samen. Wanner de klacht ontvankelijk is (fase 1), gaat het Hof vervolgens in op de merites van de zaak (fase 2) en resulteert dit in een ‘judgment’.
(i) Artikel 34 en 35 EVRM: ontvankelijkheid
Artikel 34 en artikel 35 EVRM vormen het vertrekpunt bij de vraag naar de ontvankelijkheid van de ingediende klacht. Deze artikelen kunnen worden gezien als ‘toegangskaart’ tot het Hof: de klager moet slachtoffer zijn (artikel 34 EVRM) en indien aan een van de cumulatieve voorwaarden uit artikel 35 EVRM niet is voldaan zal het Hof de klacht niet ontvankelijk verklaren.1
‘Artikel 34 EVRM
Het Hof kan verzoekschriften ontvangen van ieder natuurlijk persoon, iedere niet-gouvernementele organisatie of iedere groep personen die beweert slachtoffer te zijn van een schending door een van de Hoge Verdragsluitende Partijen van de rechten die in het Verdrag of de Protocollen daarbij zijn vervat. De Hoge Verdragsluitende Partijen verplichten zich ertoe de doeltreffende uitoefening van dit recht op generlei wijze te belemmeren.
Artikel 35 EVRM
1. Het Hof kan een zaak pas in behandeling nemen nadat alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput, overeenkomstig de algemeen erkende regels van internationaal recht, en binnen een termijn van zes maanden na de datum van de definitieve nationale beslissing.
2. Het Hof behandelt geen enkel individueel verzoekschrift, ingediend op grond van artikel 34, dat
(a) anoniem is; of
(b) in wezen gelijk is aan een zaak die reeds eerder door het Hof is onderzocht of reeds aan een andere internationale instantie voor onderzoek of regeling is voorgelegd en geen nieuwe feiten bevat.
3. Het Hof verklaart elk individueel verzoekschrift, ingediend op grond van artikel 34, niet ontvankelijk, wanneer het van oordeel is dat:
(a) het verzoekschrift niet verenigbaar is met de bepalingen van het Verdrag of de Protocollen daarbij, kennelijk ongegrond is of een misbruik betekent van het recht tot het indienen van een verzoekschrift; of
(b) de verzoeker geen wezenlijk nadeel heeft geleden, tenzij de eerbiediging van de in het Verdrag en de Protocollen daarbij omschreven rechten van de mens noopt tot onderzoek van het verzoekschrift naar de gegrondheid ervan en mits op deze grond geen zaken worden afgewezen die niet naar behoren zijn behandeld door een nationaal gerecht.
4. Het Hof verwerpt elk verzoekschrift dat het ingevolge dit artikel als niet ontvankelijk beschouwt. Dit kan het in elk stadium van de procedure doen.’
Met de inwerkingtreding van Protocol 15 is de termijn voor het indienen van een klacht teruggebracht van zes naar vier maanden. Daarnaast is in dit Protocol voorgesteld om sub b van lid 3 van artikel 35 EVRM gedeeltelijk te schrappen. De zinsnede waaruit volgt dat indien een klacht door een nationale rechterlijke instantie onjuist is behandeld, het criterium ‘geen wezenlijk nadeel’ er niet toe mag leiden dat de klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard, komt te vervallen.2
De niet-ontvankelijk verklaring, die resulteert in een niet ontvankelijkheidsbeslissing (‘decision’), is vaak enkel ingegeven vanuit een schending van procesrechtelijke ontvankelijkheidsvoorwaarden,3 tenzij het Hof de klacht ‘manifestly ill founded’ (‘kennelijk ongegrond’) verklaart, of oordeelt dat niet voldaan is aan het vereiste van ‘significant disadvantage’ (‘wezenlijk nadeel’) zoals geïntroduceerd in het Veertiende Protocol.4 Deze twee gronden vragen om een inhoudelijk oordeel van het Hof.5
(ii) Materiële verdragsartikelen: beoordeling van de klacht ten gronde
Bij de inhoudelijke beoordeling van de klacht vormen de materiële Verdragsartikelen het vertrekpunt. Dit maakt dus dat het EVRM een leidende rol toekomt bij de beoordeling van een vermeende mensenrechtenschending. De eerste stap die het Hof zet nadat de klacht ontvankelijk is, is of de klacht binnen het betreffende Verdragsartikel valt. Het gaat hier dus om interpretatie6 en de bepaling van de scope van het recht. Indien de klacht binnen het bereik van bijvoorbeeld artikel 8 EVRM valt, toetst het Hof vervolgens of de onderhavige beperking van dit recht gerechtvaardigd is en of eventuele positieve verplichtingen (materieel of procedureel) zijn nageleefd. Hierbij toetst het Hof aan de drietrapsraket in het tweede lid van dit artikel.7 Anders is dit in de gevallen waarin het gaat om absolute rechten als artikel 2 en 3 EVRM: deze mogen in beginsel niet beperkt worden.8 Standaardpraktijk is dat het Hof na de inhoudelijke behandeling van de klacht bij een schending vervolgens de ingediende schadeclaim beoordeelt (artikel 41 EVRM).9