Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/4.4.4
4.4.4 Motiveringsplicht
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Voor de raadkamer geldt ingevolge artikel 24, eerste lid Sv de algemene verplichting dat de beschikking van de raadkamer met redenen is omkleed. Voor wat betreft het bevel tot voorlopige hechtenis is deze verplichting nader geconcretiseerd in artikel 78, tweede lid Sv, hetwelk ook geldt voor een bevel tot voorlopige hechtenis dat wordt afgegeven door de rechter-commissaris.
Op 27 september 2016 is in de Tweede Kamer een motie aangenomen waarin de regering wordt verzocht te waarborgen dat de rechter goed inzicht geeft in de gronden en de ernstige bezwaren waarop de voorlopige hechtenis is gestoeld en daarbij tevens motiveert waarom een minder verstrekkend alternatief voor de voorlopige hechtenis niet passend is. Dit laatste lijkt te impliceren dat wordt beoogd dat ook de beslissing over de schorsing onder voorwaarden onder de motiveringsplicht zou moeten vallen. Zie: Kamerstukken II 2015-2016, 29279, nr. 346.
Van den Brink 2012, p. 11.
De wet schrijft voor dat een bevel tot voorlopige hechtenis door de rechter wordt gemotiveerd.1 Volgens artikel 78, tweede lid Sv omschrijft het bevel zo nauwkeurig mogelijk het strafbare feit ten aanzien waarvan de verdenking is gerezen en de feiten of omstandigheden waarop de ernstige bezwaren tegen de verdachte zijn gegrond, alsmede de gedragingen, feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de in artikel 67a gestelde voorwaarden zijn vervuld. Deze motiveringsplicht beperkt zich strikt genomen tot het bevel tot voorlopige hechtenis en strekt derhalve niet uit tot de beslissing van de rechter over de tenuitvoerlegging of de schorsing van de voorlopige hechtenis.2 Het is evenwel verdedigbaar dat in jeugdstrafzaken uit de ratio van artikel 493, eerste lid Sv kan worden afgeleid dat de rechter gehouden is om ook de beslissing over de schorsing te motiveren, zeker als wordt beslist om de voorlopige hechtenis niet te schorsen.3