Einde inhoudsopgave
Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren
Artikel 19
Geldend
Geldend vanaf 31-12-2016
- Bronpublicatie:
15-11-2016, Stb. 2016, 434 (uitgifte: 25-11-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
31-12-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-11-2016, Stb. 2016, 434 (uitgifte: 25-11-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
Aan de rechterlijk ambtenaar, die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, kan, op voorstel van de functionele autoriteit, een ander ambt of een andere functie worden opgedragen bij een gerecht of binnen het gezagsbereik van Onze Minister, indien sprake is van passende arbeid. De rechterlijk ambtenaar is verplicht het ambt of de functie die hem wordt opgedragen te aanvaarden.
2.
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid wordt de rechterlijk ambtenaar die door het UWV in het kader van de uitvoering van de WIA minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard, op voorstel van de functionele autoriteit herplaatst in een ander ambt of andere functie bij een parket of gerecht of anderszins binnen het gezagsbereik van Onze Minister, indien sprake is van passende arbeid, tenzij een zwaarwegend dienstbelang zich daartegen verzet.
3.
De rechterlijk ambtenaar, die op grond van het eerste lid onderscheidenlijk artikel 46k van de wet is herplaatst voordat de termijn van twee jaar, bedoeld in artikel 35b, tweede lid, onderdeel a, van dit besluit onderscheidenlijk artikel 46i, eerste lid, onderdeel a, van de wet is verstreken, heeft tot het einde van die termijn aanspraak op een aanvullende uitkering, indien zijn bezoldiging als gevolg van die herplaatsing vermindering ondergaat, ter grootte van het verschil tussen:
- a.
het bedrag waarop de rechterlijk ambtenaar op grond van artikel 17 recht zou hebben gehad indien hem geen ander ambt of andere functie zou zijn opgedragen, maar in plaats daarvan zijn eigen ambt met dezelfde arbeidsduur; en
- b.
zijn bezoldiging na herplaatsing.
4.
Aan de rechterlijk ambtenaar, die is herplaatst op grond van het eerste lid onderscheidenlijk artikel 46k van de wet, wordt op zijn aanvraag na afloop van de termijn van twee jaar, bedoeld in het eerste lid, een aanvullende uitkering toegekend, indien de ziekte uit hoofde waarvan hij ongeschikt is om zijn arbeid te verrichten, wordt veroorzaakt door een dienstongeval of een door het verrichten van zijn arbeid opgelopen beroepsziekte, ter grootte van het verschil tussen:
- a.
een percentage van zijn bezoldiging, zoals die zou zijn op de dag voorafgaand aan zijn herplaatsing indien hij op die dag niet ongeschikt zou zijn geweest om zijn arbeid te verrichten; en
- b.
zijn bezoldiging na herplaatsing, in voorkomend geval vermeerderd met een uit het oorspronkelijke ambt voortvloeiend recht op een WAO-uitkering, een WIA-uitkering, een invaliditeitspensioen, een herplaatsingstoelage, of een AAOP-uitkering.
5.
Het percentage, bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid en bedraagt bij een arbeidsongeschiktheid van:
80% of meer: 90,02%;
65 tot 80%: 65,26%;
55 tot 65%: 54,01%;
45 tot 55%: 45,01%;
35 tot 45%: 36,01%.