Einde inhoudsopgave
Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren
Artikel 20
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2010
- Bronpublicatie:
01-06-2010, Stb. 2010, 210 (uitgifte: 15-06-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-06-2010, Stb. 2010, 225 (uitgifte: 22-06-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
De rechterlijk ambtenaar en de gewezen rechterlijk ambtenaar hebben geen aanspraak op de doorbetaling van bezoldiging:
- a.
indien de ziekte is voorgewend, althans zodanig overdreven wordt voorgesteld, dat ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte niet kan worden aangenomen;
- b.
indien hij de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte opzettelijk heeft veroorzaakt, tenzij hem daarvan op grond van psychische toestand geen verwijt kan worden gemaakt; of
- c.
indien de ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte zich voordoet binnen een half jaar na een geneeskundig onderzoek — indien dat heeft plaatsgehad in verband met zijn benoeming — en blijkt dat hij hierbij onjuiste informatie omtrent zijn gezondheidstoestand heeft verstrekt of gegevens heeft verzwegen, ten gevolge waarvan de verklaring van geschiktheid om het desbetreffende ambt te vervullen, ten onrechte heeft plaatsgevonden, tenzij de rechterlijk ambtenaar aannemelijk maakt dat hij te goeder trouw heeft gehandeld.
2.
De gewezen rechterlijk ambtenaar heeft geen aanspraak op de doorbetaling van laatstelijk genoten bezoldiging, indien hij op grond van een aanvaarde andere betrekking van gelijke omvang aanspraak kan maken op loon of bezoldiging dan wel een ZW-uitkering.