Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 497 Eigenvermogensvereisten voor blootstellingen met betrekking tot CTP's
Geldend
Geldend vanaf 27-06-2019
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 27-06-2019. De in lid 1, punt b), iii), vastgestelde overgangsperiode is verlengd t/m 28-06-2022 bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1043 van 24-06-2021, PbEU L 225.
- Bronpublicatie:
20-05-2019, PbEU 2019, L 150 (uitgifte: 07-06-2019, regelingnummer: 2019/876)
- Inwerkingtreding
27-06-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-05-2019, PbEU 2019, L 150 (uitgifte: 07-06-2019, regelingnummer: 2019/876)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Indien een in een derde land gevestigde CTP overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU) nr. 648/2012 erkenning aanvraagt, kunnen instellingen die CTP als een GCTP beschouwen vanaf de datum van indiening van de erkenningsaanvraag bij de ESMA en tot een van de volgende datums:
- a)
indien de Commissie reeds een uitvoeringshandeling als bedoeld in artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 heeft vastgesteld met betrekking tot het derde land waarin de CTP is gevestigd en die uitvoeringshandeling in werking is getreden, twee jaar na de datum van indiening van de aanvraag;
- b)
indien de Commissie nog geen uitvoeringshandeling als bedoeld in artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 heeft vastgesteld met betrekking tot het derde land waarin de CTP is gevestigd of indien die uitvoeringshandeling nog niet in werking is getreden, de eerstkomende van de volgende data:
- i)
twee jaar na de datum van inwerkingtreding van de uitvoeringshandeling;
- ii)
voor CTP's die de aanvraag na 27 juni 2019 hebben ingediend, twee jaar na de datum van indiening van de aanvraag;
- iii)
voor CTP's die de aanvraag vóór 27 juni 2019 hebben ingediend, 28 juni 2021.
2.
Indien een in dat lid bedoelde CTP niet over een wanbetalingsfonds beschikt en geen bindende regeling met haar clearingleden is aangegaan op grond waarvan zij de initiële marge die zij van haar clearingleden heeft ontvangen, geheel of gedeeltelijk kan gebruiken alsof die voorgefinancierde bijdragen vertegenwoordigde, vervangt de instelling tot aan het verstrijken van de in lid 1 van dit artikel vermelde termijn de formule voor het berekenen van het eigenvermogensvereiste in artikel 308, lid 2, door de volgende:
waarbij:
= | het eigenvermogensvereiste; | |
Kccp | = | het hypothetisch kapitaal van de GCTP dat door de GCTP wordt gemeld aan de instelling overeenkomstig artikel 50 quater van Verordening (EU) nr. 648/2012; |
DFccp | = | de voorgefinancierde financiële middelen van de CTP die door de GCTP worden gemeld aan de instelling overeenkomstig artikel 50 quater van Verordening (EU) nr. 648/2012; |
i | = | de index die het clearinglid aangeeft; |
IMi | = | de door clearinglid i bij de CTP gestorte initiële marge; en |
IM | = | het overeenkomstig artikel 89, lid 5 bis, van Verordening (EU) nr. 648/2012 door de CTP aan de instelling meegedeelde totale bedrag van de initiële marge. |
3.
Indien het in uitzonderlijke omstandigheden ter voorkoming van verstoring van de internationale financiële markten noodzakelijk en evenredig is, kan de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen en volgens de in artikel 464, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure een besluit vaststellen tot eenmalige verlenging met twaalf maanden van de overgangsbepalingen in lid 1 van dit artikel.