Einde inhoudsopgave
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/3.7.7.1
3.7.7.1 Inleiding: verruiming van de beslagmogelijkheden
Mr. L.P. Broekveldt, datum 31-03-2003
- Datum
31-03-2003
- Auteur
Mr. L.P. Broekveldt
- JCDI
JCDI:ADS395732:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie aldus Part Gesch. Wijz. Rv, p. 153 (Algemeen, onder a); zie ook Hugenholtz/Heemskerk, Hoofdlijnen, 2002, nr. 221.
Zie aldus Part Gesch. Wijz. Rv, p. 153 (Algemeen, onder a).
Deze kwamen in feite neer op voortzetting van het bestaande stelsel van (executoriaal en conservatoir) derdenbeslag, behoudens introductie van de buitengerechtelijke Verklaring en daarmee afschaffing van de in alle gevallen verplichte verklaringsprocedure (zie Rapport, p. 23); zie hierover ook § 23.4.
Zie aldus Part Gesch. Wijz. Rv, p. 154; zie daarover eerder § 3.7.3 (nr. 83).
Zie aldus Parl. Gesch. Wijz. Rv, p. 155; zie ook Kluwer Rv (Stein/Van Mierlo), aant. 4 bij art. 475a lid 3.
Dat is immers alleen mogelijk bij roerende zaken die geen registergoederen zijn (art. 3:90) en rechten aan toonder of order waarvan het papier in handen van de vervreemder is (art. 3:93).
Zie daarover verder hierna § 3.7.73; zie ook Parl. Gesch. Wijz. Rv, p. 181-182 (MvT lnv. bij art. 477b lid 2) en p. 243 (MvT lnv. bij art. 525 lid 2).
Zie aldus Parl. Gesch. Wijz. Rv, p. 155.
Zie aldus Parl. Gesch. Wijz. Rv, p. 155.
Zie bijv. Pres. Rb. Alkmaar 10 maart 1995, V-N 1995, p. 1437; Rb. 's-Gravenhage 1 maart 1995, V-N 1995, p. 1121; Rb. Amsterdam 20 september 1995, V-N 1995, p. 3811.
Dat is sinds 1995 niet meer mogelijk, aangezien toen voor de heffing van overdrachtsbelasting 'economische' levering met juridische levering op één lijn werd gesteld (zie ook Snijders/Rank-Berenschot, Goederenrecht, 2001, nr. 204).
Zie daarover mijn artikel 'De mogelijkheden van verhaal van schuldeisers van een economisch eigenaar', TCR 1994 (afl. 1), p. 1 e.v.; zie ook R.M. Hermans, 'Het ontmantelen van verhaalsconstructies', NJB 1995, p. 772 e.v.
Daarvoor zij ook nog verwezen naar Jansen, Executie- en beslagrecht, 1990, p. 199; Mijnssen, Materieel beslagrecht, 1992, § 3.2, p. 67-69; Vademecum Executie en Beslag (Van Oven), 2001, § 83.8; Kluwer Rv (Stein/Van Mierlo), aant. 9 bij art. 475; Stein/Rueb, Compendium, 2002, p. 338 (waar overigens ten onrechte is gesteld dat het beslag 'op de te leveren zaak (wordt) gelegd'); H.A. Stein, Beslag en executie, 2002, § 50, p. 84-85.
Zie ook Parl. Gesch. Wijz. Rv, p. 182; zie verder § 5.53.2 voor de aan de derde-beslagene toekomende opschortingsbevoegdheid.
Aldus in Kluwer Rv (Stein/Van Mierlo), aant. 9 bij art. 475.
110. Zoals in § 3.7.1 reeds is aangegeven, bevat de huidige regeling van derdenbeslag met name op het punt van voor beslag vatbare 'vorderingen' (art. 475 lid 1) een belangrijke - en ook wezenlijke - verruiming ten opzichte van het tot 1 januari 1992 geldende recht. In tegenstelling tot het oude recht is het nu ook mogelijk 0M1
'in beginsel (...) op elke vordering tot levering van een goed, ongeacht de aard van dat goed,'
beslag te leggen en deze vordering uit te winnen. Teneinde het algemene verhaalsprincipe van art. 3:276 - inhoudend dat een schuldeiser zijn vordering op alle goederen van zijn schuldenaar kan verhalen, tenzij de wet of een overeenkomst anders bepaalt - werkelijk tot zijn recht te laten komen, heeft de wetgever het2
'wenselijk geacht de mogelijkheid van derdenbeslag op vorderingen niet te beperken tot geldvorderingen en vorderingen tot levering van roerende zaken, die geen registergoederen zijn,'
maar om deze vorm van beslag óók mogelijk te maken op de in het eerste citaat bedoelde vorderingen tot levering van een goed, ongeacht de aard van dat goed. Daarmee is de wetgever bewust afgeweken van de voorstellen van de StaatscommissieHaardt.3
Bij het leggen van derdenbeslag geldt als uitgangspunt, dat daardoor van rechtswege - dus als het ware automatisch - de in art. 475 lid 1 genoemde vorderingen en roerende zaken worden getroffen4,
'ook zonder dat zij in het beslagexploit uitdrukkelijk zijn vermeld.'
Wanneer het echter gaat om vorderingen die recht geven op 'iets anders dan betaling van een geldsom of levering van roerende zaken die geen registergoederen zijn, of van rechten aan toonder of order', dan vallen die vorderingen - zo bepaalt art. 475a lid 3 verder -
'slechts onder het beslag, voor zover zij in het beslagexploit uitdrukkelijk zijn omschreven.'
Daaruit volgt dat, wil een schuldeiser zich door middel van derdenbeslag met name verhalen op een aan zijn schuldenaar toekomende vordering tot levering van een ander goed, déze vordering specifiek in het beslagexploot zal moeten worden omschreven. Dat veronderstelt uiteraard dat de schuldeiser ermee bekend is dát zijn schuldenaar een zodanig goed rechtens toekomt, wat niet steeds eenvoudig zal zijn om vast te stellen. Aan de in het derde lid van art. 475a gestelde voorwaarde van uitdrukkelijke omschrijving, zullen dan ook niet al te zware eisen mogen worden gesteld: voldoende is dat uit de omschrijving blijkt om (levering van) welk 'goed' het ongeveer gaat. Op grond van de vervolgens door de derde-beslagene af te leggen Verklaring (art. 476a lid 1), zal naderhand kunnen worden vastgesteld om welk goed het dan precies gaat.
Uit een en ander volgt dat het moet gaan om beslag op een vordering tot levering van een goed, welke vordering - wil zij voor beslag vatbaar zijn - zal moeten behoren tot het vermogen van de beslagdebiteur. In de meeste gevallen zal deze vordering zijn grondslag vinden in een koopovereenkomst: de beslagdebiteur heeft uit dien hoofde (als koper) jegens de derde-beslagene (als verkoper) recht op levering van bijv. een onroerende zaak. Het persoonlijk recht op levering of overdracht van dat goed kan echter ook zijn grondslag vinden in andere rechtsverhoudingen, waarbij te denken valt aan een overeenkomst van ruil (art. 7:49-50), de gerechtigdheid in een gemeenschap van goederen (art. 3:166 e.v.), een nalatenschap of vennootschap, mits het steeds gaat om een vordering die uiteindelijk strekt tot verkrijging in eigendom van het betreffende goed.
Hoewel dat niet met zoveel woorden in de wettelijke regeling van het derden-beslag zelf tot uitdrukking is gebracht, gaat het hier alléén om levering van goederen, waarvoor een - al dan niet in enig register in te schrijven - onderhandse of notariële akte is vereist. Het betreft dus uitsluitend (vorderingen ter zake van) goederen op naam. In de MvT Mv. bij art. 475 lid 1 is hierover het volgende opgemerkt5:
'Aandacht verdient dat het hier gaat om vorderingen tot levering van goederen op naam, waarvan levering door de derde en naderhand aan de koper ter executie niet door enkele afgifte kan geschieden.'6
Met het oog dáárop is in de tweede volzin van het tweede lid van art. 477b het volgende bepaald:
'Indien het niet gaat om een roerende zaak die geen registergoed is, of een recht aan toonder of order, dient de terbeschikkingstelling schriftelijk te zijn geschied.'
Deze bepaling`7 - die voor de executie van de vordering tot levering van onroerende zaken nader is uitgewerkt in art. 525 lid 2 - beoogt te bewerkstelligen, dat ook in geval van derdenbeslag op een vordering tot levering, de eigendomsovergang van het betreffende goed op naam uiteindelijk, zoals wettelijk is vereist, kan plaatsvinden door middel van 'een daartoe bestemde akte' (vgl. de art. 3:89 lid 1, 3:94 lid 1 en 3:95).
Het hiervoor opgemerkte betekent overigens niet dat de schuldeiser, die zich op het betreffende goed op naam wil verhalen, steeds genoodzaakt is de - toch vrij omslachtige - weg van derdenbeslag op de vordering tot levering van dat goed te volgen. Vaak zal het voor hem8
'aantrekkelijker zijn te wachten tot deze levering heeft plaats gevonden en dan op het goed zelf beslag te leggen.'
Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen waardoor onaannemelijk is dat die levering aan de beslagdebiteur spoedig zal plaatsvinden. De wetgever heeft daarbij met name de volgende situatie voor ogen gehad9:
'Men denke aan het geval dat de vordering tot levering wordt betwist en ook aan onroerende zaken die zijn "gestald" bij een rechtspersoon die daarvan eigenaar is, waartegenover de belanghebbenden een persoonlijke vordering tot levering van deze zaken of hun aandeel daarin hebben gekregen.'
Bij dit laatste - het 'stallen' van onroerende zaken bij een derde - is meestal sprake van schijnhandelingen of paulianeuze handelingen (art. 3:45), die erop zijn gericht schuldeisers van de wérkelijke rechthebbende - de schuldenaar - achter het net te laten vissen:10 Ook valt te denken aan de tot niet zo heel lang geleden veelvoorkomende figuur van 'economische eigendomsoverdracht', die niet alleen werd gebruikt om verschuldigdheid van overdrachtsbelasting te ontgaan11, maar in bepaalde gevallen met name ook om schuldeisers van de economisch 'eigenaar' te benadelen.12 In al deze gevallen kan het leggen van derdenbeslag op de vordering tot levering van de betreffende onroerende zaak of ander goed op naam, een effectief verhaalsmiddel zijn.
Overigens zal men zich van de hier besproken - verruimde - mogelijkheid van derdenbeslag13, ook weer niet al te véél moeten voorstellen. Het succes van een beslag gelegd op een vordering tot levering van een goed op naam, is immers in de eerste plaats afhankelijk van de vraag of de beslagdebiteur zijnerzijds wel voldaan heeft aan zijn verplichtingen jegens de derde-beslagene. Anders gezegd: heeft de beslag-debiteur zijn tegenprestatie - in de meeste gevallen: de verschuldigde koopprijs reeds vóór het beslag volledig aan de derde voldaan? Zolang dat niet het geval is, zal de derde zijn verplichting tot levering immers kunnen opschorten (art. 6:52 jo. art. 6:262), welke bevoegdheid hij óók aan de beslaglegger kan tegenwerpen (art. 6:53).14 In dit soort gevallen blijkt - nog in de woorden van H. Stein15 -
'de verruiming van de mogelijkheid van derdenbeslag voor de beslaglegger gunstiger te ogen dan zij in werkelijkheid is.'
Een en ander neemt echter niet weg dat het van wezenlijk belang is hierna nog wat breder en dieper op deze nieuwe beslagmogelijkheid - waarover nog altijd geen gepubliceerde rechtspraak aanwezig is - in te gaan. Daartoe zal in § 3.7.7.2 eerst een overzicht worden gegeven van de in de praktijk meest voorkomende goederen op naam.