353 Toepassing art. 236 Rv op honorering bevrijdend verweer

Gezag van gewijsde komt toe aan die beslissingen in een vonnis, waarin de rechter aan bepaalde feiten bepaalde rechtsgevolgen heeft verbonden, ongeacht of deze beslissingen zijn neergelegd in het dictum, dan wel uitsluitend deel uitmaken van de overwegingen. Het moet gaan om geschilbeslissingen, dat wil zeggen die proces- en materieelrechtelijke beslissingen die noodzakelijk zijn ter bepaling van de concrete rechtsverhouding tussen partijen en het dictum dragen.1 De bepaling van art. 236 lid 1 Rv ziet daarom ook op rechterlijke beslissingen waarbij de rechter een beroep op een bevrijdend verweer heeft gehonoreerd. De aanvaarding van een bevrijdend verweer zal plaatsvinden in een rechtsoverweging. Zoals besproken in nr. 146 kan in bepaalde gevallen het rechtsgevolg tot stand komen door de rechtsoverweging in de uitspraak waarbij het bevrijdend verweer wordt aanvaard. Wanneer het beroep op een bevrijdend verweer was gehonoreerd en de honorering dragend was voor de afwijzing van de vordering in het dictum van het vonnis en de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, heeft de honorering van het bevrijdend verweer gezag van gewijsde gekregen.2 Aan aanvaarding van een bevrijdend verweer in een kortgedingprocedure komt geen gezag van gewijsde toe.