Einde inhoudsopgave
Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren
Artikel 6a
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2020. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
25-09-2020, Stb. 2020, 361 (uitgifte: 30-09-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
25-09-2020, Stb. 2020, 361 (uitgifte: 30-09-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-10-2020, terugwerkend tot: 01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-09-2020, Stb. 2020, 361 (uitgifte: 30-09-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
25-09-2020, Stb. 2020, 361 (uitgifte: 30-09-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
De vergoedingen, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet, bedragen per zitting:
- a.
voor een raadsheer in buitengewone dienst of een advocaat-generaal in buitengewone dienst bij de Hoge Raad: € 535;
- b.
voor een raadsheer-plaatsvervanger of een plaatsvervangend advocaat-generaal bij een tot het openbaar ministerie behorend parket: € 409; en
- c.
voor een rechter-plaatsvervanger of een plaatsvervangend officier van justitie: € 311.
2.
Voor de toepassing van het eerste lid worden zittingen die op één dag worden gehouden samen als één zitting beschouwd.
3.
Voor de toepassing van het eerste lid, aanhef en onderdeel a, wordt:
- a.
een bijeenkomst in raadkamer met een of meer zittingen gelijkgesteld, indien het een raadsheer in buitengewone dienst bij de Hoge Raad betreft; en
- b.
een schriftelijke conclusie met een of meer zittingen gelijkgesteld, indien het een advocaat-generaal in buitengewone dienst bij de Hoge Raad of een op de voet van artikel 119, vierde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie als waarnemend advocaat-generaal bij de Hoge Raad aangewezen lid in buitengewone dienst van de Hoge Raad betreft.
4.
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b en c, wordt voor de raadsheer-plaatsvervanger en rechter-plaatsvervanger een bijeenkomst in een meervoudige raadkamer ten behoeve van een uitspraak in zaken waarin geen zitting heeft plaatsgevonden, met een of meer zittingen gelijkgesteld.
5.
Aan een raadsheer-plaatsvervanger of rechter-plaatsvervanger kan een vergoeding overeenkomstig het eerste lid worden toegekend voor het concipiëren van een of meer schriftelijke uitspraken in een of meer zaken waarin geen zitting heeft plaatsgevonden.
6.
Indien een vergoeding op grond van het vierde lid wordt toegekend, is het vijfde lid niet van toepassing.
7.
De in artikel 5f, tweede lid, van de wet genoemde rechterlijke ambtenaren ontvangen voor het bijwonen van een zitting een vergoeding voor hun reis- en verblijfkosten overeenkomstig hetgeen daarover is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn.