Einde inhoudsopgave
Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren
Artikel 6
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
15-05-2023, Stb. 2023, 176 (uitgifte: 31-05-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-05-2023, Stb. 2023, 176 (uitgifte: 31-05-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
Een rechterlijk ambtenaar, die is aangesteld voor een bepaalde arbeidsduur en de leeftijd van 57 jaar heeft bereikt, kan in geval van een opvolgende benoeming in een ambt, waaraan krachtens artikel 5 een lager maximum salaris is verbonden, aan Onze Minister onderscheidenlijk, indien de opvolgende benoeming een ambt betreft dat bij een gerecht anders dan de Hoge Raad wordt vervuld, het gerechtsbestuur verzoeken om in plaats van het salaris behorende bij het vervullen van dat ambt, het salaris behorende bij het voorafgaand aan de benoeming door hem vervulde ambt te genieten.
2.
Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt ingewilligd, tenzij:
- a.
het ambt, waarin de rechterlijk ambtenaar wordt benoemd, door rechtstreekse of overeenkomstige toepassing behoort tot een van de in artikel 5, eerste lid, bedoelde categorieën 9a tot en met 11; of
- b.
de rechterlijk ambtenaar op het tijdstip van de benoeming, bedoeld in het eerste lid, niet ten minste vijf aaneengesloten jaren als rechterlijk ambtenaar werkzaam is.
3.
Op het salaris van de rechterlijk ambtenaar wordt in geval van inwilliging van een verzoek als bedoeld in het eerste lid een korting toegepast.
4.
Deze korting bedraagt:
- a.
5% van het salaris, indien het maximum salaris verbonden aan het ambt waarin hij wordt benoemd het naast lagere maximum salaris is van dat van het ambt dat hij voorafgaand aan de benoeming heeft vervuld dan wel het naast lagere maximum salaris is van het vorenbedoelde naast lagere maximum salaris;
- b.
10% van het salaris, indien het maximum salaris verbonden aan het ambt waarin hij wordt benoemd lager is dan de in het vierde lid, onderdeel a, bedoelde naast lagere maximum salarissen.
5.
Indien na 52 weken ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte de doorbetaling van de bezoldiging van de rechterlijk ambtenaar op grond van artikel 17, tweede lid, wordt teruggebracht tot 70% van de bezoldiging, wordt de korting, bedoeld in het vierde lid, teruggebracht tot 70% van 5% onderscheidenlijk 10% van het salaris.
6.
Onze Minister kan ter zake van de uitvoering van dit artikel regels stellen.