Einde inhoudsopgave
Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren
Artikel 9 [Salaris plaatsvervangers]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
25-05-2022, Stb. 2022, 208 (uitgifte: 08-06-2022, kamerstukken: 36006)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-05-2023, Stb. 2023, 176 (uitgifte: 31-05-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
De rechterlijke ambtenaren, bedoeld in artikel 5f, tweede en derde lid, die een ambt op basis van een aanwijzing vervullen en niet reeds uit anderen hoofde als rechterlijk ambtenaar salaris genieten, ontvangen over de periode van hun aanwijzing een salaris overeenkomstig het bij en krachtens de artikelen 1ab en 7 bepaalde.
2.
De rechterlijke ambtenaren, bedoeld in artikel 5f, tweede lid, die werkzaamheden verrichten na daartoe door de functionele autoriteit te zijn opgeroepen en niet reeds uit anderen hoofde in een rechterlijke functie salaris genieten, ontvangen een vergoeding volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels.
3.
Voor de toepassing van het eerste lid:
- a.
wordt een raadsheer-plaatsvervanger gelijk gesteld met een raadsheer in hetzelfde gerechtshof;
- b.
wordt een rechter-plaatsvervanger gelijk gesteld met een rechter of senior rechter in dezelfde rechtbank;
- c.
wordt een plaatsvervangend advocaat-generaal gelijk gesteld met een advocaat-generaal bij hetzelfde parket;
- d.
wordt een plaatsvervangend officier van justitie gelijkgesteld met een substituut-officier van justitie of een officier van justitie bij hetzelfde parket;
- e.
wordt een plaatsvervangend officier enkelvoudige zittingen gelijkgesteld met een officier enkelvoudige zittingen bij hetzelfde parket.