Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies en emissies uit de veehouderij (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging)
Artikel 42 Toepassingsgebied
Geldend
Geldend vanaf 04-08-2024
- Bronpublicatie:
24-04-2024, PbEU L 2024, 2024/1785 (uitgifte: 15-07-2024, regelingnummer: 2024/1785)
- Inwerkingtreding
04-08-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-04-2024, PbEU L 2024, 2024/1785 (uitgifte: 15-07-2024, regelingnummer: 2024/1785)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Afval
1.
Dit hoofdstuk is van toepassing op afvalverbrandings- en afvalmeeverbrandingsinstallaties waar vaste of vloeibare afvalstoffen worden verbrand of meeverbrand.
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op vergassings- of pyrolyse-installaties, voor zover de gassen of vloeistoffen die het resultaat zijn van deze thermische behandeling van afvalstoffen voorafgaand aan hun verbranding op zodanige wijze worden behandeld dat:
- a)
de verbranding lagere emissies veroorzaakt dan de verbranding van de minst verontreinigende op de markt verkrijgbare brandstoffen die in de installatie zouden kunnen worden verbrand;
- b)
voor andere emissies dan stikstofoxiden, zwaveloxiden en stof, de verbranding geen hogere emissies veroorzaakt dan de verbranding of meeverbranding van afvalstoffen.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk omvatten afvalverbrandingsinstallaties en afvalmeeverbrandingsinstallaties tevens alle verbrandingsstraten of meeverbrandingsstraten en de voorziening en voor ontvangst, opslag en voorbehandeling ter plaatse van het afval, de systemen voor de toevoer van afval, brandstof en lucht, stoomketels, de voorzieningen voor het behandelen van afgassen, de voorzieningen voor de behandeling of opslag ter plaatse van residuen en afvalwater, de schoorstenen, alsook de apparatuur en de systemen voor de regeling van het verbrandings- of meeverbrandingsproces en voor de registratie en monitoring van de verbrandings- of meeverbrandingsomstandigheden.
Indien voor de thermische behandeling van afval gebruik wordt gemaakt van andere processen dan oxidatie, zoals pyrolyse, vergassing en plasmaproces, omvat de afvalverbrandingsinstallatie of de afvalmeeverbrandingsinstallatie zowel het proces voor thermische behandeling als het daaropvolgende verbrandingsproces.
Indien meeverbranding van afval zodanig plaatsvindt dat de installatie niet in hoofdzaak voor de opwekking van energie of de fabricage van materiële producten bestemd is, maar voor de thermische behandeling van afval, wordt de installatie beschouwd als een afvalverbrandingsinstallatie.
2.
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de volgende installaties:
- a)
installaties waar uitsluitend de volgende afvalstoffen worden verwerkt:
- i)
de in artikel 3, punt 31, onder b), genoemde afvalstoffen;
- ii)
radioactief afval;
- iii)
karkassen van dieren die vallen onder Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (1);
- iv)
afvalstoffen die ontstaan bij de exploratie en de exploitatie van olie- en gasbronnen vanaf installaties in zee en die aan boord van die installaties worden verbrand;
- b)
experimentele installaties voor onderzoek, ontwikkeling en beproeving ter verbetering van het verbrandingsproces waar per jaar minder dan 50 t afval wordt verwerkt.
Voetnoten
PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1.