Einde inhoudsopgave
RvdW 2016/227
Cassatieprocesrecht. Art. 426a lid 1 Rv. Niet-ontvankelijkheid; verzoekschrift niet ondertekend door advocaat bij de Hoge Raad.
HR 29-01-2016, ECLI:NL:HR:2016:158
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
29 januari 2016
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
15/04585
- Conclusie
A-G mr. L. Timmerman
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:158, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 29‑01‑2016
ECLI:NL:PHR:2015:2225, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑11‑2015
Essentie
Cassatieprocesrecht. Art. 426a lid 1 Rv. Niet-ontvankelijkheid; verzoekschrift niet ondertekend door advocaat bij de Hoge Raad.
Partij(en)
Arrest in de zaak van: [verzoeker], verzoeker tot cassatie.
Conclusie
Conclusie A-G mr. L. Timmerman:
Verzoeker tot cassatie heeft op 7 oktober een verzoekschrift ingediend tot vernietiging van het arrest van het hof Den Haag (zaaknummer 200.174.301/01) van 29 september 2015. Na raadpleging van de lijst van cassatieadvocaten heb ik vastgesteld dat [verzoeker] hierop niet voorkomt. [verzoeker] is dus niet bevoegd om een cassatieverzoek in te dienen en dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.